In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de toestemming voor een vakantie van de moeder met haar kinderen. De Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (GI) had verzocht om toestemming voor de kinderen om met de moeder op vakantie te gaan, omdat de vader zijn toestemming had geweigerd. De moeder en de GI waren van mening dat de kinderen recht hadden op een vakantie, terwijl de vader geen inhoudelijke argumenten aanvoerde voor zijn weigering. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI afgewezen, omdat het verzoek niet onder de uitvoering van de ondertoezichtstelling viel. De kinderrechter merkte op dat de moeder de mogelijkheid had om zelf vervangende toestemming te vragen op basis van artikel 1:253a BW. De kinderrechter deed een oproep aan de vader om zijn toestemming alsnog te verlenen, om verdere juridische procedures te voorkomen en onnodige druk op de kinderen te vermijden. De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking tussen ouders in het belang van de kinderen.