ECLI:NL:RBLIM:2024:2769

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
C/03/328806 / JE RK 24-454 en C/03/328807 / JE RK 24-455
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor vakantie van kinderen ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de toestemming voor een vakantie van de moeder met haar kinderen. De Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (GI) had verzocht om toestemming voor de kinderen om met de moeder op vakantie te gaan, omdat de vader zijn toestemming had geweigerd. De moeder en de GI waren van mening dat de kinderen recht hadden op een vakantie, terwijl de vader geen inhoudelijke argumenten aanvoerde voor zijn weigering. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI afgewezen, omdat het verzoek niet onder de uitvoering van de ondertoezichtstelling viel. De kinderrechter merkte op dat de moeder de mogelijkheid had om zelf vervangende toestemming te vragen op basis van artikel 1:253a BW. De kinderrechter deed een oproep aan de vader om zijn toestemming alsnog te verlenen, om verdere juridische procedures te voorkomen en onnodige druk op de kinderen te vermijden. De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking tussen ouders in het belang van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummers: C/03/328806 / JE RK 24-454 en C/03/328807 / JE RK 24-455
Datum uitspraak: 16 april 2024
Beschikking van de kinderrechter op basis van de geschillenregeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG, gevestigd te Roermond,
hierna te noemen: de GI,
betreffende de kinderen:
[kind 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind 1] ,
en
[kind 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats X] ,
en
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats Y] ,
advocaat: mr. I. Ligtelijn-Huisman, gevestigd te Roermond.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de verzoekschriften met bijlagen van de GI, ontvangen door de rechtbank op 15 maart 2024;
  • de e-mail van de vader van 21 maart 2024;
  • de brief van mr. Ligtelijn-Huisman van 27 maart 2024, ontvangen door de rechtbank op 28 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De vader en zijn advocaat zijn, hoewel daartoe opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Mr. Ligtelijn-Huisman had bij brief van 27 maart 2024 reeds aangekondigd dat de vader niet naar de mondelinge behandeling zou komen.
1.4.
De kinderen zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. [kind 2] heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. Zij is op 16 april 2024 voorafgaand aan de mondelinge behandeling en in afwezigheid van de belanghebbenden gehoord door de kinderrechter.
1.5.
Ter mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met toepassing van artikel 29a lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan, waarbij aan de verschenen belanghebbenden de beslissing en de belangrijkste gronden van de beslissing zijn medegedeeld. Deze beschikking vormt de volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak van de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2.
De kinderen wonen bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 29 november 2023 de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd met ingang van 7 december 2023 tot
7 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de rechtbank toestemming te verlenen voor het reizen van de kinderen naar het buitenland met de moeder en de partner van de moeder en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De vader geeft geen toestemming voor de vakantie. De moeder heeft meermaals geprobeerd om via e-mail in contact te komen met de vader. Ook heeft de moeder toestemmingsformulieren met een retourenvelop en een postzegel per post aan de vader gezonden. De vader heeft de formulieren vervolgens met een rood kruis doorgestreept en tijdens de vorige mondelinge behandeling bij de rechtbank op de tafel van de moeder neergelegd. Hij gaf toen tevens te kennen dat hij geen enkel contact met de moeder en de gezinsvoogden meer wenst te hebben. De vader neemt de brieven van de GI sindsdien niet meer in ontvangst en stuurt deze retour. De GI heeft geen bezwaar tegen de voorgenomen vakantie van de moeder en de kinderen, reden waarom zij de rechtbank verzoekt vervangende toestemming te verlenen voor de betreffende vakantie. De vader deelt geen inhoudelijke argumenten voor het weigeren van zijn toestemming. De kinderen hebben naar de mening van de GI recht op een fijne zomervakantie.
3.2.
Ter zitting heeft de GI in aanvulling op het verzoek aangegeven dat er in de afgelopen periode veel onrust is geweest in het gezin van de moeder, doordat de vader het contact blokkeert en [kind 1] onverwacht op de zorgboerderij heeft bezocht. De GI vindt dat er rust moet komen en een vakantie past daarbij. De GI heeft de keuze gemaakt om in plaats van de moeder vervangende toestemming voor de vakantie te verzoeken, omdat de vader de GI volledig blokkeert; hij werkt niet mee binnen de ondertoezichtstelling van de kinderen. De GI heeft geen contact meer met de vader kunnen krijgen na de laatste zitting van eind november 2023. De GI heeft de vader drie weken geleden nog een schriftelijke aanwijzing gegeven naar aanleiding van het onverwachte bezoek aan [kind 1] . De vader heeft daar niet op gereageerd. Omdat de vader alle deuren gesloten houdt, heeft de GI besloten de onderhavige verzoeken in te dienen. De GI wil de moeder ondersteunen en wil de moeder richting de kinderen niet de boosdoener laten zijn door haar een procedure te laten starten tegen de vader.

4.De mening van [kind 2]

4.1.
wil graag met de moeder op vakantie naar [plaatsnaam] . Zij heeft daar veel zin in. Spanje is haar favoriete vakantieland vanwege de taal, de zon en het eten. Het is de bedoeling dat [kind 2] samen met [kind 1] , de moeder, de partner van de moeder en het kind van de partner van de moeder op vakantie gaat. [kind 2] weet niet wanneer de vakantie precies plaatsvindt. [kind 2] is de laatste drie jaar niet op vakantie kunnen gaan in de zomervakantie, omdat de vader daar niet aan meewerkte. Zij begrijpt niet waarom de vader daar niet aan meewerkt. De vader geeft ook geen reden waarom hij vindt dat [kind 2] en [kind 1] niet met de moeder op vakantie mogen gaan. Het voelt voor [kind 2] alsof de vader haar die vakantie niet gunt. Dat vindt [kind 2] lastig. Zij heeft al een tijd geen contact met de vader. Niet omdat [kind 2] dit niet zou willen, maar omdat de vader dat afhoudt.

5.Het standpunt van de ouders

5.1.
Uit de brief van mr. Ligtelijn-Huisman blijkt dat de vader zich fysiek en mentaal niet in staat voelt om naar de zitting te komen. De vader heeft diverse malen bij de GI aangegeven dat hij zich uit liefde voor de kinderen terugtrekt als vader, totdat de kinderen later uit zichzelf onbelast contact met de vader willen. Hij wil de kinderen niet langer betrekken bij conflicten. De vader heeft geen inhoudelijk standpunt ingenomen ten aanzien van de door de GI verzochte vervangende toestemming.
5.2.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI. De moeder wil met de kinderen van 19 tot en met 26 juli 2024 op vakantie naar [plaatsnaam] . Die vakantie is al geboekt. De moeder heeft tijdens de laatste zitting het toestemmingsformulier voor de vakantie doorgestreept toegeworpen gekregen. Daarna heeft er geen contact meer tussen de ouders plaatsgevonden. De vader heeft enkel nog contact met [kind 1] gezocht door hem zonder enige vooraankondiging bij de moeder of de GI te bezoeken op de zorgboerderij. De moeder vindt het positief dat de vader [kind 1] wil zien, maar de manier waarop dat is verlopen had anders gekund. De moeder hoopt nog altijd dat de vader wakker wordt geschud, zodat er weer contact tussen de vader en de kinderen komt en de ouders weer met elkaar kunnen communiceren. De moeder verwacht dat echter niet op korte termijn. Dat betekent dat de moeder er in de nabije toekomst nog vaker tegenaan zal gaan lopen dat de vader niet bereikbaar is en niet meewerkt, bijvoorbeeld bij het regelen van zaken voor de meerderjarigheid van [kind 1] zoals bewind, mentorschap. De moeder overweegt daar verdere stappen in te zetten jegens de vader.

6.De beoordeling

6.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter bekijkt eerst of de betrokkenen alsnog tot overeenstemming kunnen komen, maar indien dit niet mogelijk is neemt hij een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
6.2.
De kinderrechter heeft niet kunnen bezien of overeenstemming tussen de ouders en de vader en de GI mogelijk is, omdat de vader ervoor gekozen heeft om niet ter zitting te verschijnen.
6.3.
De kinderrechter komt desondanks tot afwijzing van de verzoeken van de GI. De kinderrechter overweegt daarover het volgende. Het verzoek van de GI is gebaseerd op het voornoemde artikel 1:262b BW. Daarin is bepaald dat de GI geschillen die de uitvoering van een ondertoezichtstelling betreffen aan de kinderrechter kan voorleggen. De enkele mogelijkheid voor de moeder om in dit geval met de kinderen al dan niet op vakantie te kunnen gaan raakt de uitvoering van de ondertoezichtstelling niet. Er zijn situaties denkbaar waarin het niet krijgen van toestemming van een gezaghebbende ouder om op vakantie te kunnen gaan de uitvoering van een ondertoezichtstelling raakt, maar dat is hier niet gebleken. De GI heeft daarover in ieder geval niets gesteld en daar desgevraagd ook geen (voldoende) nadere toelichting op gegeven, bijvoorbeeld waarom juist [kind 2] en [kind 1] veel baat hebben bij deze vakantie buiten het gegeven dat een vakantie doorgaans een leuke gebeurtenis is. Ook is niet duidelijk gemaakt waarom niet van deze moeder gevraagd kan worden dat zij een procedure start. De GI heeft ter zitting aangegeven dat zij dit verzoek heeft ingediend omdat de vader alles blokkeert en nergens aan meewerkt. De GI wil de moeder ondersteunen. Het feit dat de vader zijn toestemming voor de vakantie niet verleent en er een ondertoezichtstelling is, betekent echter niet dat dit dan ook de uitvoering van de ondertoezichtstelling raakt. [kind 1] en [kind 2] zijn niet uithuisgeplaatst, zodat de GI niet over het verblijf van de kinderen gaat. Er is sprake van gezamenlijk ouderlijk gezag. De ouders worden door alleen de ondertoezichtstelling niet beperkt in de uitoefening van het gezag als het gaat om de vraag of de kinderen in het buitenland op vakantie mogen gaan. Het niet verkrijgen van toestemming om met de kinderen op vakantie te gaan, omdat de vader kortweg niet reageert en al het contact blokkeert, is simpelweg een conflict tussen de gezaghebbende ouders. De moeder wil daarin iets van de vader, namelijk toestemming om op vakantie te gaan. Dat betekent dat het initiatief om verdere juridische stappen te nemen bij de moeder ligt om die toestemming via een andere weg te krijgen, maar niet bij de GI. Daarvoor staat voor de moeder de weg van de vervangende toestemming open op basis van het bepaalde in artikel 1:253a BW. Het siert de GI dat zij de moeder dit uit handen wil nemen, maar de verzoeken die de GI in deze procedure heeft gedaan, vallen naar het oordeel van de kinderrechter als alleen sprake is van een ondertoezichtstelling niet onder het bereik van artikel 1:262b BW. De kinderrechter verwijst in dit kader ook naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam [1] , waarin is overwogen dat de geschillenregeling van artikel 1:262b BW als vangnet fungeert voor geschillen die niet op een andere wijze kunnen worden beslecht, bijvoorbeeld door middel van een andere daartoe aangewezen procedure of door middel van onderling overleg. Die aangewezen procedure is er in deze, namelijk die op basis van artikel 1:253a BW.
6.4.
De kinderrechter wenst op te merken dat, hoewel zij op juridische gronden de verzoeken van de GI afwijst, het te betreuren is dat de vader geen toestemming geeft voor een vakantie van de kinderen. De kinderen hebben er in principe belang bij om met de moeder op vakantie te kunnen gaan en de vader draagt geen inhoudelijke argumenten aan waarom dit niet mogelijk zou moeten zijn. Dit zorgt bij [kind 2] , begrijpelijk, voor onbegrip. De kinderrechter doet een appel op de vader om zijn toestemming alsnog te verlenen om verdere procedures te voorkomen, omdat dit onnodig druk op de kinderen zet.

7.De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024 door mr. K.G.J. Noelmans-Verbong, kinderrechter, in aanwezigheid van M.S.E.M. Oude Hengel als griffier, en op schrift gesteld op 24 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.