In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam over de toepassing van de kostendelersnorm in de Participatiewet. Eiser, die samen met zijn vrouw een bijstandsuitkering ontvangt, betoogde dat de kostendelersnorm in zijn geval in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel, omdat hij en zijn vrouw mantelzorg verlenen aan zijn moeder, die psychisch niet in staat is om een eigen inkomen te verwerven. Eiser stelde dat de toepassing van de kostendelersnorm leidt tot ontneming van eigendom in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM).
De rechtbank overwoog dat de kostendelersnorm dwingend is voorgeschreven in de wet en dat er geen uitzonderingen van toepassing zijn in het geval van eiser. De rechtbank oordeelde dat de wetgever bewust heeft gekozen om de kostendelersnorm ook van toepassing te laten zijn op personen die zorg verlenen aan inwonende familieleden. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van eiser geen grond vormen om van toepassing van de kostendelersnorm af te zien.
Daarnaast werd vastgesteld dat de inbreuk op het eigendomsrecht van eiser, door de verlaging van de bijstandsuitkering, niet onevenredig zwaar is in verhouding tot de doelen die met de kostendelersnorm worden nagestreefd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de toepassing van de kostendelersnorm door verweerder terecht was.