ECLI:NL:RBROT:2016:6588

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
24 augustus 2016
Zaaknummer
10/166515-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor oplichting met aanzienlijke schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De verdachte gaf zich uit als de 'rechterhand' van een rechter en heeft op deze manier het slachtoffer, aangeduid als [aangever], bewogen tot het overmaken van een aanzienlijk bedrag van € 365.779,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van bijna een jaar valse informatie heeft verstrekt over de mogelijkheid om goedkoop onroerend goed en auto’s aan te schaffen. De verdachte heeft nooit de beloofde goederen geleverd en heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen. De rechtbank heeft de vordering van de erfgenamen van het slachtoffer niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldeden aan de voorwaarden om zich als benadeelde partij te voegen in het strafproces. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en heeft de benadeelde partij in de kosten veroordeeld, die op nihil zijn begroot.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/166515-15
Datum uitspraak: 24 augustus 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats]op [geboortedatum,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
raadsman mr. A.A. Boersma, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 augustus 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Oosterveld heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde oplichting tot een bedrag van € 365.779,-;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte aangever [aangever] door het aannemen van een valse hoedanigheid heeft bewogen tot afgifte van de geldbedragen.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de verklaring van aangever blijkt dat de verdachte en aangever met elkaar in contact zijn gekomen na een door de verdachte geplaatste contactadvertentie. Bij hun eerste ontmoeting deelde de verdachte aan aangever mede dat zij de rechterhand was van een rechter in Amsterdam en dat zij uit hoofde van deze functie veel te maken had met faillissementen hetgeen haar de mogelijkheid bood om goedkoop panden en auto’s te kopen. De panden en auto’s zouden nog voor de gedwongen verkoop onderhands verkocht worden. De verdachte had hier wel oren naar en heeft vervolgens gedurende een periode van bijna een jaar diverse geldbedragen naar de verdachte overgemaakt tot een totaal bedrag van € 365.779,- voor de aanschaf van deze panden en auto’s. Aangever heeft nooit documenten voor deze panden gezien, dan wel ander bewijs dat er ooit een koop heeft plaatsgevonden.
Deze verklaring van aangever wordt in grote lijnen ondersteund door de verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd. Zij erkent dat zij aan aangever heeft verteld dat er een manier was om goedkoop aan panden en auto’s te komen. Zij is daartoe met aangever diverse panden gaan bekijken. Tevens erkent zij dat zij de genoemde gelden van aangever heeft ontvangen. Voorts verklaart zij dat ze tegen de mensen vertelt dat ze geld naar haar rekening moeten overmaken om panden en auto’s te kopen.
De verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd, past bij de verklaring van aangever en de feitelijkheden zoals deze uit het dossier naar voren komen. Na deze eerste verklaring bij de politie is de verdachte gaan draaien met haar verklaring, waarbij uiteindelijk ter zitting, bij monde van haar advocaat, wederom een totaal andere verklaring door de verdachte wordt gegeven voor het ontvangen van de gelden van aangever. Dit maakt dat de rechtbank de verklaringen die zijn afgelegd na de verklaring bij de politie ongeloofwaardig acht.
Hoewel alleen uit het verhoor van de aangever rechtstreeks volgt dat de verdachte zich heeft voorgedaan als de rechterhand van een rechter, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze verklaring te twijfelen. De verdachte heeft zelf verklaard dat zij tegen de aangever heeft gezegd officier te zijn. Hoewel een officier van justitie géén rechterhand van een rechter is (beiden maken immers deel uit van verschillende organisaties en hebben hun eigen, gescheiden, taken en verantwoordelijkheden), is het wel voor te stellen dat het slachtoffer dit heeft gedacht, door de mededelingen van de verdachte en mede gelet op de waarschijnlijk beperkte kennis van het strafrecht van het slachtoffer.
De verklaring van de aangever is voorts betrouwbaar omdat de aangifte volledig past bij hetgeen verder uit het dossier naar voren is gekomen. Hiermee is genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels aangever heeft bewogen tot afgifte van de genoemde geldbedragen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op
een ofmeer tijdstippen omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 18 april 2013,
te Rotterdam en/of te Zaandam en/of te Hedel (gemeente Maasdriel), in elk geval
(elders)in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/of van eenvalse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever],
althans een persoon,heeft bewogen tot de afgifte van
een ofmeer
(gro(o)t(e))geldbedrag
(en
),
vantot eentotaal
€ 365.779,-(om en nabij) E.600.000,-, althans (om en nabij) E.586.000,-, althans (om en nabij) E.366.544,-, althans van enig goed,
hebbende verdachte
en/of een of meer van haar mededader(s)
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk
en/of listiglijken/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
aan die [aangever] medegedeeld dat
- zij, verdachte,
officier van justitie was (in Amsterdam) en/ofde rechterhand
en/of de assistentevan een rechter (te Amsterdam)
was, en
/of
- dat zij in genoemde hoedanigheid betrokken was bij het leggen van het (strafrechtelijk) beslag op panden en/of onroerend
(e
)goed
(eren
)en/of
een of meerauto's, en
/of
- die panden/dat/die onroerend
(e
)goed
(eren
)en/of die auto’s daarna (goedkoop) verkocht kon
(den
)worden, en
/of
- dat zij, verdachte, daartoe (in haar genoemde hoedanighe
(i
)d
(en)van
officier van justitie (in Amsterdam) en/of derechterhand
en/of de assistentevan een rechter (te Amsterdam)), samenwerkte met [naam persoon 1], werkzaam bij de Belastingdienst, en
/of[naam persoon 2], werkzaam als rechter
en/of makelaarte Amsterdam, en
/of
dat zij, verdachte, in voormelde hoedanighei
()d
(en) (en met behulp van die [naam persoon 1] en/of van die [naam persoon 2])aan die [aangever]
-
een ofmeer panden/onroerend
(e
)goed
(eren
)te Rotterdam en/of Spijkenisse en/of Amsterdam, en
/of
- een bezinepomp te Rotterdam, en
/of
-
een ofmeer (oa nieuwe) auto's (onder andere van het merk Mercedes Benz) kon verkopen,
(terwijl zij, verdachte, genoemde hoedanighe
(i
)d
(en)niet bezat
/heeft bezetenen
/ofterwijl zij, verdachte, genoemde onroerende goederen en
/ofauto
(‘s
)niet heeft geleverd),
waardoor voornoemde [aangever] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte van genoemde geldbedrag
(en
).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich voorgedaan als een persoon werkzaam binnen de rechtbank. In die hoedanigheid heeft zij het slachtoffer door een opeenstapeling van leugens bewogen vele grote geldbedragen naar haar over te maken ten behoeve van de aanschaf van panden en auto’s die zij goedkoop zou kunnen verkrijgen. Verdachte wist dat zij nooit in staat zou zijn daadwerkelijk te leveren wat zij aan het slachtoffer voor deed komen. Daarmee heeft de verdachte misbruik gemaakt van het door het slachtoffer in haar gestelde vertrouwen met louter als doel eigen financieel gewin. Daarnaast heeft verdachte, door zich voor te doen als een ambtenaar werkzaam bij de rechtbank, het vertrouwen wat de samenleving moet kunnen hebben in ambtelijke functies schade toegebracht nu dit bij uitstek functies zijn waar de integriteit voorop staat.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 maart 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 april 2014. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering onthoudt zich van advies over een sanctie. De verdachte ontkent waardoor er geen verband gelegd kan worden tussen het plegen van onderhavige verdenking en het voorkomen van recidive. Ook op andere leefgebieden worden geen aanknopingspunten gezien om interventies op te leggen in een gedwongen kader. De verdachte heeft wel diepgaande emotionele problemen en weet niet hoe zij dat zou moeten verbeteren. Zij bezit over weinig copingsvaardigheden. Mogelijk is zij sterk beïnvloedbaar. Tevens heeft rapporteur het idee dat zij misschien laagbegaafd zou zijn. Haar huisarts is dezelfde mening toegedaan. De verdachte wil zich echter niet laten testen.
De aanwezige financiële en emotionele problemen worden opgepakt door het maatschappelijk werk. Er is geen rol voor de reclassering weggelegd vanwege het lage recidiverisico. Er bestaan contra-indicaties voor een werkstraf. De verdachte heeft lichamelijke klachten waardoor zij momenteel geen werkstraf zou kunnen uitvoeren, dit wordt bevestigd door haar huisarts.
7.3.
Redelijke termijn
Door de raadsman is aangevoerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn nu de verdachte voor het eerst door de politie is gehoord op 21 november 2013 en de rechtbank nu pas vonnis wijst.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de periode nodig is geweest voor het openbaar ministerie tot vervolging over kon gaan en dat geen sprake is van een verwijtbare overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn maar dat na afweging van alle belangen en omstandigheden waaronder de ingewikkeldheid van de zaak en de door de verdediging gedane verzoeken wordt volstaan met de constatering daarvan.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De raadsman heeft verzocht bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht. Gelet op het rapport van de reclassering en hetgeen verder uit het dossier en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen ziet de rechtbank echter geen aanleiding om reclasseringstoezicht op te leggen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vordering benadeelde partij

De nabestaanden van aangever [aangever], [benadeelde partij], hebben ter zake van het ten laste gelegde feit een vordering benadeelde partij ingediend waarin zij in totaal een bedrag van € 374.787,18 aan materiële schade vorderen.
8.1.
Standpunt officier van justitie
Gelet op jurisprudentie van de rechtbank Limburg en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kunnen nabestaanden zich als benadeelde partij voegen in het geval de overledene reeds kenbaar had gemaakt dat hij zich als benadeelde partij wilde voegen. Dit vormt de uitzondering op artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en is hier ook van toepassing. De vordering is ontvankelijk en toewijsbaar.
8.2.
Beoordeling
De nabestaanden van aangever hebben na zijn overlijden de vordering ingediend.
Volgens vaste jurisprudentie, onder andere neergelegd in het arrest van de Hoge Raad van 19 april 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AS9225), is een erfgenaam geen rechtstreeks benadeelde en kan deze zich in het algemeen niet voegen als benadeelde partij.
Ingevolge artikel 51f lid 2 Wetboek van Strafvordering kunnen erfgenamen zich slechts als benadeelde partij voegen in het strafproces indien degene die rechtstreekse schade heeft geleden door een strafbaar feit ten gevolge van dit strafbare feit is overleden. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake nu aangever een natuurlijke dood is gestorven en niet als gevolg van het strafbare feit.
In zijn huidige redactie vormt artikel 51f, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering een sluitende regeling die voeging door nabestaanden in een zaak als deze uitsluit. Het is aan de wetgever, en niet aan de rechter, om te besluiten over een eventuele uitbreiding van de groep van voegingsgerechtigden.
De rechtbank wijst er bovendien op, dat artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering en artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Als de rechter de kring van vorderingsgerechtigden – tegen de letter én de geest van de wet in – zou uitbreiden, dan zou de rechter ook (strafrechtelijke) schadevergoedingsmaatregelen kunnen gaan opleggen ter zake van vorderingen die de wet niet toelaat. Dit is in strijd met de rechtszekerheid van de verdachte en het primaat van de wetgever.
Voor de nabestaanden bestaat in deze zaak dus niet de mogelijkheid zich als benadeelde partij in het strafproces te voegen, zodat zij niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vordering. Hun rest de gang naar de burgerlijke rechter.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
De verdachte hoeft in deze procedure geen schadevergoeding te betalen aan de nabestaanden. De burgerlijke rechter zal op een dergelijke vordering moeten beslissen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 14a, 14b, 14c en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van den Bos, voorzitter,
en mrs. B.E. Dijkers en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij
op een of meer tijdstippen omstreeks de periode van
1 mei 2012 tot en met 18 april 2013,
te Rotterdam en/of te Zaandam en/of te Hedel (gemeente Maasdriel), in elk
geval (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels,
[aangever], althans een persoon,
heeft bewogen tot de afgifte van een of meer (gro(o)t(e)) geldbedrag(en), van totaal (om en
nabij) E.600.000,-, althans (om en nabij) E.586.000,-, althans (om en nabij)
E.366.544,-, althans van enig goed,
hebbende verdachte en/of een of meer van haar mededader(s)
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
aan die [aangever] medegedeeld dat
- zij, verdachte, officier van justitie was (in Amsterdam) en/of de
rechterhand en/of de assistente van een rechter (te Amsterdam), en/of
- dat zij in genoemde hoedanigheid betrokken was bij het leggen van het
(strafrechtelijk) beslag op panden en/of onroerend(e) goed(eren) en/of een
of meer auto's, en/of
- die panden/dat/die onroerend(e) goed(eren) en/of die auto's daarna
(goedkoop) verkocht kon(den) worden, en/of
- dat zij, verdachte, daartoe (in haar genoemde hoedanighe(i)d(en) van
officier van justitie (in Amsterdam) en/of de rechterhand en/of de
assistente van een rechter (te Amsterdam)), samenwerkte met [naam persoon 1], werkzaam bij de Belastingdienst, en/of [naam persoon 2], werkzaam als
rechter en/of makelaar te Amsterdam, en/of
dat zij, verdachte, in voormelde hoedanighei()d(en) (en met behulp van die
[naam persoon 1] en/of van die [naam persoon 2]) aan die [aangever]
- een of meer panden/onroerend(e) goed(eren) te Rotterdam en/of
Spijkenisse en/of Amsterdam, en/of
- een bezinepomp te Rotterdam, en/of
- een of meer (oa nieuwe) auto's (onder andere van het merk Mercedes
Benz)
kon verkopen,
(terwijl zij, verdachte, genoemde hoedanighe(i)d(en) niet bezat/heeft
bezeten en/of terwijl zij, verdachte, genoemde onroerende goederen en/of
auto(‘s) niet heeft geleverd),
waardoor voornoemde [aangever] werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte van genoemde geldbedrag(en);