Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser ] ,
[eiser ],
[eiser ],
[eiser ],
[eiser ],
[eiser ],
[eiser ],
[eiser ],
[eiser ],
[eiser ],
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
ECLI:NL:HR:2014:830) en de daarin genoemde jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (verder te noemen: ‘HvJ EU’), het volgende vooropgesteld.
PbEG 5 maart 1977, 1977, L 61/26)en de daarna uitgevaardigde richtlijnen 98/50 van 29 juni 1998 (
PbEG 17 juli 1998, L 201/88) en 2001/23 van 12 maart 2001 (
PbEG 22 maart 2011, L 82/16), hierna gezamenlijk te noemen: ‘de Richtlijn’. Gezien die herkomst is de jurisprudentie van het HvJ EU van voortdurend belang als het aankomt op de uitleg van de in de Richtlijn en deze wetsartikelen gehanteerde begrippen.
ECLI:NL:XX:1986:AC8669) werd met betrekking tot de onderhavige materie door het HvJ EU onder meer overwogen:
HvJ EU 24 januari 2012, ECLI:EU:C:2002:28) en dat dit evenzeer geldt ingeval er in verband met de overgang van onderneming geen activa in eigendom worden overgedragen (
HvJ EU 20 november 2003, ECLI:EU:C:2003:629).
HvJ 25 januari 2011, ECLI:EU:C:2001:59). Daarin kende het hof bij zijn ontkennende beantwoording van de vraag of in die zaak, die handelde over de overgang van de exploitatie van streekbuslijnen (geregeld openbaar vervoer), sprake was van een overgang van overneming, doorslaggevende betekenis toe aan de omstandigheid dat er geen ‘materiële activa van enig belang’ (meer in het bijzonder bussen) werden overgenomen. Met andere woorden, bij een onderneming die voor de uitoefening van de werkzaamheden in sterke mate afhankelijk is van materiële activa, zoals een busonderneming of in casu een taxibedrijf, zal derhalve bij de beoordeling van de vraag of sprake is van overgang van onderneming in de regel veel gewicht toekomen aan de vraag of die activa overgedragen zijn en minder aan de omstandigheid of het daarbij betrokken personeel overgaat. In het onderhavige geval heeft Connexxion, naar zij heeft gesteld, aan een substantieel deel van het personeel een arbeidsovereenkomst aangeboden maar worden er in het geheel geen (taxi)voertuigen door Connexxion overgenomen. Indien de lijn uit het Finse bussen-arrest gevolgd zou worden, dan zou dit in de onderhavige situatie leiden tot de uitkomst dat er geen sprake zou zijn van overgang van onderneming. Kort gezegd: zonder taxi’s, geen taxibedrijf.
op basis van een overgang van onderneming ex artikel 7:662 e.v. BW bestaande overeenkomst’, geen constitutieve uitspraak, maar slechts een duiding van de grondslag waarop de vordering is ingesteld, hetgeen niet onverenigbaar is met het karakter van deze (kort geding) procedure.