Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
4 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De eiseres, werkzaam in de verkoop van dierbenodigdheden, stelde dat er sprake was van een overgang van onderneming van haar rechtsvoorganger, [betrokkene 1], naar de verweerder, die een tuincentrum exploiteerde. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen sprake was van een overgang van onderneming. De Hoge Raad benadrukte dat voor de beoordeling van een overgang van onderneming niet alleen de overdracht van activa van belang is, maar vooral of de identiteit van de onderneming behouden blijft. Het hof had niet voldoende rekening gehouden met de feitelijke omstandigheden, zoals de voortzetting van activiteiten door de nieuwe ondernemer en de presentatie van de betrokken partijen in de pers. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.