ECLI:NL:RBROT:2016:4000

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
30 mei 2016
Zaaknummer
ROT 15/6888
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de kostendelersnorm op bijstandsuitkering in het kader van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis. De eiser, die samenwoont met zijn moeder, heeft beroep ingesteld tegen de toepassing van de kostendelersnorm op zijn bijstandsuitkering. De kostendelersnorm, zoals vastgelegd in artikel 22a van de Participatiewet, houdt in dat bijstandsuitkeringen worden verlaagd wanneer iemand samenwoont met een meerderjarig persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser per 1 juli 2015 zijn hoofdverblijf heeft in dezelfde woning als zijn moeder, waardoor de kostendelersnorm van toepassing is. Eiser heeft aangevoerd dat deze norm onrechtvaardig is en in strijd met het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat de wet dwingend voorschrijft hoe de kostendelersnorm moet worden toegepast en dat er geen ruimte is voor afwijkingen in dit geval. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en benadrukt dat de rechter niet de billijkheid van de wet kan beoordelen, maar enkel de toepassing ervan. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 15/6888

uitspraak van de meervoudige kamer van 31 mei 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis, verweerder,
gemachtigde: mr. A.M. van Marrewijk.

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van 1 juli 2015 de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet (Pw) toegepast op de uitkering van eiser.
Bij besluit van 22 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2016. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de heffing van griffierecht. Dit verzoek wordt, gelet op de verklaring over afwezigheid van vermogen van 8 december 2015 en de door eiser bij brief van 30 december 2015 overgelegde nadere stukken, toegewezen. De verschuldigdheid van griffierecht zou het voor eiser onmogelijk, althans uiterst moeilijk, maken beroep in te stellen.
2. Eiser woont samen met zijn moeder in een woning aan [adres] in [woonplaats] .
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser per 1 juli 2015 zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft met een ander meerderjarig persoon. De kostendelersnorm is dan ook van toepassing op eiser en zijn moeder. De reden waarom personen samenwonen, zoals in dit geval de zorgbehoefte van eisers moeder, is hierbij niet van belang.
4. Eiser voert – samengevat – aan dat zijn uitkering vanaf 1 juli 2015 is afgenomen van € 782,39 (exclusief vakantietoeslag) netto per maand naar € 653,21 (exclusief vakantietoeslag) netto per maand. Eiser vindt de kostendelersnorm zeer onrechtvaardig. Hij beroept zich op het gelijkheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 1 van de Grondwet en een aantal internationale verdragen. Een alleenstaande bijstandsgerechtigde heeft nu meer te besteden dan een bijstandsgerechtigde die een woning deelt.
Verweerder stelt ten onrechte dat hij niet anders kan omdat de kostendelersnorm wettelijk is voorgeschreven. Gemeenten hebben wel degelijk ruimte om af te wijken van de kostendelersnorm als personen bijvoorbeeld zorg voor kinderen of ouderen hebben. Ook de staatssecretaris geeft aan dat daarvoor voldoende ruimte in de wet bestaat. De belofte van de regering dat niemand er in koopkracht op achteruit gaat blijkt loos. Eiser vindt het kwalijk dat de zwaksten in de samenleving de dupe zijn. De samenwoonboete heeft bovendien een vernietigend effect op de economie en de werkgelegenheid.
5. In artikel 22a, eerste lid, van de Pw, zoals dat luidde tot 1 januari 2016, is bepaald dat indien de belanghebbende met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, de norm per kalendermaand voor de belanghebbende is:
Hierbij staat:
• A voor het totaal aantal meerderjarige personen dat in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft; en
• B voor de rekennorm.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
6. Artikel 22a, eerste lid, van de Pw schrijft dwingend voor in welke gevallen en op welke wijze de kostendelersnorm moet worden toegepast. De in het derde en vierde lid van die bepaling genoemde uitzonderingen doen zich in het geval van eiser niet voor. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 22a van de Pw (Kamerstukken II 2013-2014, 33 801, nr. 3, pagina’s 6 en 7) komt bovendien duidelijk naar voren dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen om de kostendelersnorm ook van toepassing te laten zijn op de categorie van rechthebbenden waartoe eiser behoort, namelijk degenen die voorzien in de zorgbehoefte van een inwonend familielid. De omstandigheid dat eiser mantelzorg verleent aan zijn moeder vormt dan ook geen grond om van toepassing van de kostendelersnorm af te zien. Verweerder heeft terecht geen ruimte gezien voor afwijking van artikel 22a, eerste lid, van de Pw. Ter informatie van eiser wijst de rechtbank op de uitspraak van de rechtbank ’s Gravenhage van 10 december 2015 (te vinden op www. rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:RBDHA:2015:14140 (alinea 5.4). In deze, en andere, rechterlijke uitspraken is in gelijke zin beslist.
7. Eisers stellingen dat de regering een loze belofte heeft gedaan, dat de zwaksten in de samenleving de dupe zijn en dat de kostendelersnorm een vernietigend effect op de economie en de werkgelegenheid heeft, kan niet tot een gegrond beroep leiden. Volgens artikel 11 van de Wet algemene bepalingen moet de rechter namelijk volgens de wet recht spreken en mag hij niet de innerlijke waarde of billijkheid van de wet beoordelen.
8. Eisers stelling dat artikel 22a van de Pw (de kostendelersnorm) in strijd is met artikel 1 van de Grondwet en met het gelijkheidsbeginsel dat is neergelegd in internationale verdragen, omdat woningdelers worden gediscrimineerd ten opzichte van alleenstaanden, slaagt niet. Artikel 1 van de Grondwet schrijft voor dat allen die zich in Nederland bevinden in gelijke gevallen gelijk behandeld worden en dat discriminatie niet is toegestaan. Uit artikel 120 van de Grondwet (“ De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen”) volgt echter dat de rechter een wet niet mag toetsen aan de grondwet en aan algemene rechtsbeginselen. De rechter mag wel toetsen aan internationale verdragen. Voor zover daarin een recht op gelijke behandeling is neergelegd, kan dat eiser echter niet baten, omdat geen sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Een alleenstaande bijstandsgerechtigde kan niet gelijk gesteld worden aan een bijstandsgerechtigde die met een andere persoon in een woning verblijft.
9. Het beroep is ongegrond. Verweerder heeft terecht met ingang van 1 juli 2015 de kostendelersnorm op de uitkering van eiser toegepast.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter, en mr. H. Bedee en
mr. E. Lunenberg, leden, in aanwezigheid van mr. J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.