Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 december 2015 in de zaak tussen
[Eiseres] , te [plaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van [plaats] , verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Eiseres ontvangt een uitkering ingevolge de Pw. Zij woont samen met haar meerderjarige zus [naam] op het adres [adres] in [plaats] . Bij het primaire besluit heeft verweerder de uitkering van eiseres met ingang van 1 juli 2015 met toepassing van de kostendelersnorm verlaagd. Dit besluit heeft verweerder na heroverweging gehandhaafd. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat op de situatie van eiseres de kostendelersfnorm zoals bedoeld in artikel 22a, eerste lid, van de Pw van toepassing is, omdat zij met haar meerderjarige zus [naam] in dezelfde woning woont en zij beiden kosten met elkaar kunnen delen. De norm voor eiseres bedraagt € 686,31 per maand.
2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij vanwege haar medische conditie (hersenletsel) vrijwel dag en nacht hulp nodig heeft en dat haar zuster [naam] daarom in haar woning verblijft en hier ook staat ingeschreven. Eiseres ontvangt zorg op maat ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Die zorg wordt geleverd door haar zuster. Zij is tevens aangesteld als bewindvoerder. Verweerder maakt, door uitvoering te geven aan de Pw zonder rekening te houden met deze bijzondere en specifieke omstandigheden van eiseres, misbruik van zijn bevoegdheid, dan wel handelt in strijd met artikel 11 van de Grondwet (Gw) en de artikelen 2 en 25 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Eiseres wordt beperkt in haar keuze zich te laten verzorgen door haar zuster, nu die keuze leidt tot een korting op haar uitkering van 50% van het wettelijk minimumloon. Daarnaast maakt onverkorte toepassing van de Pw inbreuk op het recht op family life (artikel 8 van het EVRM). Door de terugval in inkomen zal de zuster van eiseres de woning moeten verlaten. Eiseres beroept zich op de redelijkheid en billijkheid en de mogelijkheid van verweerder om van zijn beleid af te wijken. Eiseres is geheel afhankelijk van een uitkering en daarom heeft het bestreden besluit voor haar onevenredige financiële gevolgen. Ten slotte stelt eiseres dat zij ten onrechte in bezwaar niet is gehoord.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de wet geen uitzondering maakt voor situaties waarbij samenwoning van familieleden het gevolg is van een zorgbehoefte van één van de familieleden. Artikel 22a van de Pw is geen ongerechtvaardigde inbreuk op de artikelen 2 en 8 van het EVRM, aldus verweerder.
4. Ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft ter zitting uiteengezet dat eiseres een formulier toegezonden heeft gekregen waarop zij heeft kunnen aangeven of zij wel of niet gehoord wilde worden en dat verweerder dat formulier niet retour heeft ontvangen. Ter zitting is komen vast te staan dat het formulier naar het juiste adres is gestuurd, dat eiseres het ook heeft ontvangen en dat zij heeft begrepen waar het formulier voor was bedoeld. Eiseres heeft erkend dat zij het formulier niet heeft teruggestuurd. Onder deze omstandigheden heeft verweerder terecht de conclusie getrokken dat eiseres met betrekking tot haar bezwaar niet wilde worden gehoord.
5.1 Eiseres heeft niet betwist dat de kostendelersnorm strikt genomen op haar geval van toepassing is, en ook niet dat verweerder het kortingspercentage juist heeft berekend. Zij is alleen van mening dat verweerder in haar situatie van de toepassing van artikel 22a van de Pw had moeten afzien, omdat die tot onredelijke gevolgen leidt. Zo zou de zuster van eiseres vanwege de financiële gevolgen van de toepassing van de kostendelersnorm niet langer bij haar kunnen blijven wonen, hetgeen in strijd is met het recht op family life.
5.2 Dit betoog van eiseres slaagt niet. Artikel 8, eerste lid, van het EVRM beoogt weliswaar het zogeheten "family life" te beschermen en staten te dwingen zich te onthouden van inmenging daarop, maar hier staat tegenover dat ingevolge artikel 8, tweede lid, van het EVRM inmenging in de uitoefening van dit recht is toegestaan, indien dit bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van onder meer het economisch welzijn van het land. De rechtbank stelt vast dat de kostendelersnorm bij wet is voorzien (artikel 22a van de Pw). Uit de wetsgeschiedenis (TK 2013-2014, 33 801, 3, pagina 3) komt naar voren dat die bepaling in het belang van het economisch welzijn tot stand is gekomen; ter voorkoming van de situatie dat er in één huishouding door stapeling van uitkeringen het huishoudinkomen zo hoog zou worden dat daarmee meer dan alleen de noodzakelijke kosten worden gedekt. Dit betekent dat artikel 22a van de Pw geen ontoelaatbare inmenging inhoudt op het "family life" van eiseres en daarom niet in strijd is met artikel 8, eerste lid, van het EVRM. Eiseres heeft ook nog een beroep op de artikelen 2 en 25 van het EVRM gedaan, maar ook die beroepsgrond slaagt niet. Artikel 2 van het EVRM verbiedt het om iemand van het leven te beroven. In welk opzicht toepassing van artikel 22a van de Pw daarmee in strijd zou zijn heeft eiseres niet nader onderbouwd. Artikel 25 van het EVRM bevat regels met betrekking tot de gang van zaken bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Aan die bepaling kunnen burgers geen rechten ontlenen.
5.3 Eiseres heeft ook aangevoerd dat artikel 22a van de Pw in strijd is met artikel 11 van de Gw. Met betrekking tot dat standpunt overweegt de rechtbank dat het toetsingsverbod van artikel 120 van de Gw en artikel 11 van de Wet Algemene Bepalingen eraan in de weg staat dat de rechtbank artikel 22a van de Pw aan de Grondwet toetst, zodat dat standpunt van eiseres hier verder onbesproken blijft.
5.4 Ten slotte stelt de rechtbank vast dat artikel 22a, eerste lid, van de Pw verweerder dwingend voorschrijft in welke gevallen en op welke wijze de kostendelersnorm moet worden toegepast. Uitzonderingen daarop zijn opgenomen in de leden drie en vier van die bepaling. Voor toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zoals door eiseres bepleit, ziet de rechtbank geen rechtsgrond omdat artikel 22a van de Pw verweerder geen beleidsvrijheid biedt. De gemachtigde van eiseres heeft dat ter zitting ook erkend. Verweerder heeft voor de toepassing van de kostendelersnorm ook geen beleid vastgesteld waarvan afgeweken zou kunnen worden. Ook in de door eiseres gestelde bijzondere omstandigheden van haar geval, namelijk de bewindvoering en mantelzorg van haar zuster, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om van artikel 22a, eerste lid, van de Pw af te wijken. Daartoe overweegt de rechtbank dat de wetgever er in de Pw bewust voor heeft gekozen, zo blijkt uit de hiervoor genoemde Memorie van Toelichting, om voor zorg verlenende en zorgbehoevende familieleden niet langer een uitzondering te maken zoals de Wet werk en bijstand dat voorheen deed en de kostendelersnorm ook van toepassing te laten zijn op rechthebbenden zoals eiseres. Dat de zuster van eiseres tevens haar bewindvoerder en mantelzorger is kan daarom geen reden zijn om van toepassing van de kostendelersnorm af te zien. Aan de wet ligt immers ten grondslag dat ook deze personen voordelen hebben door kosten te delen. Die voordelen staan los van de redenen waarom men samenwoont, en zijn derhalve ook aanwezig in geval van mantelzorg.
5.6 Tussen partijen is niet in geschil dat de uitzonderingsgevallen genoemd in het derde en vierde lid van artikel 22a van de Pw op de situatie van eiseres niet van toepassing zijn..
6. Het voorgaande brengt mee dat de kostendelersnorm in de situatie van eiseres onverkort van toepassing is en dat verweerder terecht een korting van 50% op haar uitkering heeft toegepast. Het beroep is dan ook ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing