3.2.De te beoordelen periode loopt van 19 maart 2015 tot en met 12 juni 2015 (datum van het primaire besluit).
4. Op grond van artikel 22a, eerste lid, van de Pw, zoals dat luidde tot 1 januari 2016, is de norm per kalendermaand indien belanghebbende met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:
Hierbij staat A voor het totaal aantal meerderjarige personen dat in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en B voor de rekennorm.
Op grond van het vierde lid, zoals dat luidde tot 1 januari 2016, worden tot de personen in het eerste lid niet gerekend:
a. de persoon die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt,
b. de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van belanghebbende, die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de belanghebbende, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als verhuurder, huurder, onderverhuurder, onderhuurder, kostgever of kostganger in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft,
c. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met een derde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft, mits hij de overeenkomst heeft met dezelfde persoon als met wie de belanghebbende een schriftelijke overeenkomst heeft, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger, en
d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.
In artikel 1, eerste lid, van de Beleidsregels heeft verweerder de hoogte van de commerciële huurprijs vastgesteld op minimaal 20% van het wettelijk netto minimumloon, als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Pw, geldend op 1 juli van het jaar voorafgaand aan het moment waarop de prijs verschuldigd is. Volgens het tweede lid is het bedrag, bedoeld in het eerste lid, inclusief gas-, water- en elektriciteitskosten conform het door Recofa gehanteerde vrij te laten normbedrag, geldend op 1 juli van het jaar voorafgaand aan het moment waarop de prijs verschuldigd is.
Op grond van artikel 3 kan verweerder van de beleidsregels afwijken voor zover toepassing ervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.