ECLI:NL:RBROT:2016:3832

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2016
Publicatiedatum
23 mei 2016
Zaaknummer
ROT 15/5137
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting op bezoldiging en onvoorwaardelijk ontslag van ambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim en misbruik van bevoegdheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar en het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling [naam 9] -gemeenten. De ambtenaar, eiser, was gedurende zijn schorsing geconfronteerd met een korting van 50% op zijn bezoldiging en kreeg onvoorwaardelijk ontslag opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige gedragingen, waaronder het onterecht raadplegen van Suwinet, het delen van vertrouwelijke gegevens, en het gebruik van bedrijfsmiddelen voor zijn eigen onderneming. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde disciplinaire maatregelen, waaronder de korting op de bezoldiging en het ontslag, rechtmatig waren. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij benadrukte dat de ernst van de feiten en de gevolgen voor de integriteit van de ambtenaar zwaar wogen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat de beslissingen van verweerder onterecht waren en dat de belangenafweging door verweerder adequaat was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 15/5137

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 mei 2016 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats 2] , eiser,

gemachtigde: mr. K.I. Meijering,
en
het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling [naam 9] -gemeenten, verweerder,
gemachtigde: mr. P.R.M. Berends-Schellens.

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2014 (het primaire besluit I) heeft verweerder de bezoldiging van eiser gedurende de hem opgelegde schorsing gekort met 50%.
Bij besluit van 17 februari 2015 (het primaire besluit II) is eiser met onmiddellijke ingang de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd.
Bij besluit van 9 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam 3] , directeur domein Veiligheid en [naam 4] , HRM-adviseur.

Overwegingen

1.1.
Eiser, geboren [geboortedatum] , is op 1 juli 2009 in dienst getreden van de (voormalige) gemeente [vestigingsplaats 1] in de functie van [functie] .
Na oprichting van een publiekrechtelijk samenwerkingsverband, de Gemeenschappelijke Regeling [plaats 1] [plaats 2] [vestigingsplaats 1] ( [GR] ), zijn met ingang van 1 januari 2014 alle ambtenaren in dienst daarvan getreden. Eiser is geplaatst in de functie medewerker ontwikkeling II als handhaver binnen de afdeling Verstrekkingen. Zijn direct leidinggevende werd mevrouw [naam 5] ( [naam 6] ).
1.2.
Naar aanleiding van een notitie van [naam 6] op 14 juli 2014 aan de leden van de directieraad, waarin ernstige kritiek is geuit over het functioneren van eiser, heeft een gesprek tussen de heer [naam 7] ( [naam 8] ), lid van de directieraad en eiser plaatsgevonden. Naar aanleiding hiervan heeft [naam 8] opdracht gegeven tot nader onderzoek. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een verslag van bevindingen van 20 november 2014.
1.3.
In verband met het onderzoek is bij besluit van 25 juli 2014 de bevoegdheid van eiser om van het SUWI-netwerk gebruik te maken ingetrokken. Tevens is eiser buitengewoon verlof toegekend. Omdat eiser op 5 september 2014 te kennen gaf niet langer in te stemmen met het buitengewoon verlof is eiser aansluitend geschorst, welke schorsing meerdere malen is verlengd. Tevens is eiser de toegang tot de kantoren en andere werkterreinen van de [naam 9] -organisatie en de aangesloten gemeenten ontzegd. Eiser is daarbij opgedragen zijn zakelijke laptop en telefoon in te leveren voor onderzoek. Bij brief van 24 november 2014 heeft verweerder het voornemen geuit tot het opleggen van de straf van onvoorwaardelijk ontslag van eiser. Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden zoals weergegeven onder het procesverloop.
2. Verweerder heeft eiser tegengeworpen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim vanwege de volgende gedragingen:
het op grote schaal onterecht raadplegen van Suwinet;
het delen van gegevens uit gesloten bronnen met anderen zonder dat hiervoor een juridische grondslag aanwezig was;
het in het kader van zijn eigen bedrijf verzoeken aan anderen om voor hem Suwinet en/of BRP gegevens te raadplegen, respectievelijk het door hem ontvangen van deze gegevens;
het adverteren voor zijn eigen bedrijf met de mogelijkheid om GBA-controles uit te voeren;
het gebruik van bedrijfsmiddelen van de [naam 9] -organisatie, respectievelijk van de gemeente [vestigingsplaats 1] voor zijn eigen bedrijf;
het ruimschoots onder werktijd van de [naam 9] -organisatie uitvoeren van werkzaamheden voor zijn eigen bedrijf;
het afleggen van onjuiste en ongeloofwaardige verklaringen;
et tegenwerken van het onderzoek naar zijn functioneren;
het ten onrechte niet voldoen aan volstrekt redelijke opdrachten van zijn leidinggevende;
het nalaten openheid van zaken te geven.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder – voor zover hier van belang – de primaire besluiten tot strafontslag en gedeeltelijke inhouding van de bezoldiging gehandhaafd. Verweerder heeft het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 9 juni 2015, met uitzondering van enkele passages waarvan hij gemotiveerd is afgeweken, overgenomen.
4. Het verzoek van eiser in het beroepschrift om al hetgeen bij de zienswijze en in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen zonder daarbij aan te geven in welk opzicht, in zijn visie, de reactie van verweerder in het bestreden besluit op de bezwaargronden ontoereikend was, is onvoldoende om te spreken van een beroepsgrond waar de rechtbank op dient in te gaan. De rechtbank zal zich dan ook in het hiernavolgende beperken tot de expliciet in het beroepschrift tegen de beslissing op bezwaar aangevoerde gronden.
Bezoldiging
5. Eiser betoogt dat de korting op zijn bezoldiging van 50% tijdens de schorsing van drie maanden geen stand kan houden, omdat door verweerder geen reële belangenafweging is gemaakt en verweerder geen toestemming heeft verleend voor het verrichten van nevenwerkzaamheden. Dit betoog faalt.
5.1.
Op grond van artikel 8:15:2, tweede lid, CAR-UWO kan tijdens een schorsing op de in het geval van eiser gehanteerde grondslag de doorbetaling van de bezoldiging geheel of gedeeltelijk worden gestaakt. In dit geval is gekozen voor een korting van 50%. Niet valt in te zien dat deze keuze aan de belangen van eiser onvoldoende recht zou doen of in enig ander opzicht onhoudbaar zou zijn te achten. In het bestreden besluit heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de ernst van de feitelijke situatie zodanig was dat de verwijtbaarheid zijn neerslag diende te krijgen in de loonmaatregel. Verweerder heeft rekening gehouden met de doorwerking van de maatregel in eisers privé-situatie. Uit coulance heeft verweerder de korting beperkt tot 50%. De rechtbank is met verwijzing naar de uitspraken van 5 januari 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BV1561) en 10 mei 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BW5505) van oordeel dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid de bezoldiging gekort uit te betalen.
Ontslag
6. Op grond van artikel 16:1:1, eerste lid, van de CAR-UWO kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt deswege disciplinair worden gestraft. Op grond van het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Op grond van artikel 8:13 van de CAR-UWO kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.
7. Eiser voert als beroepsgrond aan dat verweerder zich in een aantal van de verweten gedragingen ten onrechte op het standpunt stelt dat eiser zich daaraan schuldig heeft gemaakt.
7.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN2349, gelden in het ambtenarenrecht niet de strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn. De vraag die beantwoord moet worden is of op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de ambtenaar zich heeft schuldig gemaakt aan de hem verweten gedragingen. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank op grond van het volgende sprake.
Het op grote schaal onterecht raadplegen van Suwinet.
7.2.
Ten aanzien van gedraging a. heeft eiser niet betwist dat hij Suwinet veelvuldig heeft geraadpleegd in het kader van een onderzoek adressenkwaliteit voor ICTU. Verweerder stelt dat eiser daarmee buiten zijn bevoegdheden is getreden, omdat eiser Suwinet alleen mag gebruiken in het kader van WWB-onderzoeken. Eiser betoogt dat het raadplegen voor het project Samen werken aan adreskwaliteit heeft plaatsgevonden in overeenstemming met en met goedkeuring van zijn leidinggevende. De rechtbank is uit het dossier niet gebleken dat zijn leidinggevende hiervoor toestemming heeft verleend. Dat er meer e-mails zijn dan door verweerder zijn overgelegd en waaruit naar voren zou komen dat [naam 6] is geïnformeerd en toestemming heeft verleend heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Voorts is van belang dat in het verslag van bevindingen (p.11) is vermeld dat eiser heeft verklaard dat er geen (schriftelijke) werkafspraken over het project zijn gemaakt. Aan de verklaring van eisers collega [naam 10] dat Suwinet voor het project werd geraadpleegd met medeweten en goedbevinden van [naam 6] kan niet de waarde worden gehecht die eiser hieraan gehecht wil zien, omdat zijn verklaring niet als onafhankelijk kan worden beschouwd. [naam 10] heeft immers het onderzoek adressenkwaliteit in nauwe betrokkenheid met eiser uitgevoerd, is zelf in dit verband ook onderwerp van een integriteitsonderzoek geweest en is met ingang van 1 september 2015 door verweerder ontslagen (op grond van artikel 8.6 van de CAR-UWO). De stelling dat de geloofwaardigheid van [naam 6] ter discussie staat heeft eiser niet nader onderbouwd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser zich aan de onder a. genoemde verweten gedraging schuldig heeft gemaakt. Eisers beroepsgrond slaagt niet.
Het in het kader van zijn eigen bedrijf verzoeken aan anderen om voor hem Suwinet en/of BRP gegevens te raadplegen, respectievelijk het door hem ontvangen van deze gegevens.
7.3.
Eiser is eigenaar van Adviesburo Veerkracht. In advertenties kwam naar voren dat dit Adviesburo GBA(nu BRP)-controles kon uitvoeren.
Uit het aan verweerders besluitvorming ten grondslag gelegde rapport van bevindingen van 23 oktober 2014 (onderzoek laptop) p.19 onder 4 A. en verder, komt met genoemde concrete voorbeelden naar voren dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedraging c. De enkele, niet nader gemotiveerde, ontkenning daarvan kan niet tot een ander oordeel leiden. Overigens heeft eiser ter zitting niet weersproken dat hij de bedoelde informatie heeft ontvangen.
Het gebruik van bedrijfsmiddelen van de [naam 9] -organisatie, respectievelijk van de gemeente [vestigingsplaats 1] voor zijn eigen bedrijf.
Het ruimschoots onder werktijd van de [naam 9] -organisatie uitvoeren van werkzaamheden voor zijn eigen bedrijf.
7.4.
De beroepsgrond van eiser dat hij slechts in minimale proporties tijdens diensttijd werkzaamheden (lezen van mail en af en toe wat kopiëren) voor zijn eigen bedrijf verrichtte wordt niet gevolgd. Uit het rapport van bevindingen en daarbij behorende bijlagen blijkt duidelijk dat eiser tijdens zijn reguliere kantoortijden (eiser had een aanstelling van 36 uur per week) intensief mailcontact had en veelvuldig afspraken had voor zijn eigen ‘Adviesburo Veerkracht’. Eiser heeft herhaaldelijk declaraties uitgeschreven op werkdagen van meer dan 4 uur. Eiser maakte in ruime mate gebruik van zijn [naam 9] -laptop voor zijn eigen bedrijf (p. 17 e.v. rapport van bevindingen). Voorts is van belang dat eiser weigerde inzage te geven dan wel verantwoording af te leggen over zijn werkzaamheden voor de [naam 9] -organisatie en dat collega’s hebben verklaard dat eiser minimaal aanwezig was. Uit het voorgaande komt voldoende duidelijk naar voren dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen e. en f.
Het ten onrechte niet voldoen aan volstrekt redelijke opdrachten van zijn leidinggevende.
7.5.
Eiser heeft omtrent gedraging i enkel aangevoerd dat hij niet begrijpt wat gedraging i inhoudt. De rechtbank vermag niet in te zien dat eiser niet weet wat met de tegengeworpen gedraging wordt bedoeld. Verweerder heeft in zijn besluitvorming immers meermaals tegengeworpen dat eiser zijn leidinggevende niet de informatie verstrekte waar zij om vroeg en evenmin inzage in zijn werkzaamheden gaf. Nu eiser de verweten gedragingen niet inhoudelijk betwist, staat voldoende vast dat eiser zich hieraan schuldig heeft gemaakt.
7.6.
Tegen de overige tegengeworpen gedragingen heeft eiser geen specifieke beroepsgronden aangevoerd, zodat deze als vaststaand kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank acht geen grond aanwezig voor het oordeel dat de tegengeworpen gedragingen niet als ernstig plichtsverzuim kunnen worden aangemerkt als bedoeld in artikel 16:1:1 van de CAR-UWO.
7.7.
Gelet op het voorgaande was verweerder bevoegd eiser disciplinair te straffen wegens ernstig plichtsverzuim.
8. De rechtbank acht de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag gezien de aard en ernst van de gedragingen in het licht van de terecht gestelde eisen van betrouwbaarheid en integriteit niet onevenredig. De stelling dat eiser altijd goed heeft gefunctioneerd en goede beoordelingen heeft gehad doet daaraan niet af, omdat deze stelling niet wordt ondersteund door bijvoorbeeld de notitie van 14 juli 2014 van [naam 6] waarin onder meer ernstige kritiek is geleverd op eisers houding, gedrag en kwaliteit van werk. Dat deze kritiek en het ontslag voor eiser onverwacht kwam kan niet worden gevolgd, nu uit het dossier duidelijk naar voren komt dat eiser meermaals is gevraagd om inzage in zijn werkzaamheden en verantwoording, terwijl hij daaraan niet voldeed en dat voorafgaand aan de ontslagprocedure een uitgebreid onderzoek heeft plaatsgevonden waarover is gerapporteerd. Eisers beroepsgrond ter zitting dat het onderzoek niet onafhankelijk zou zijn uitgevoerd acht de rechtbank (primair) te laat aangevoerd en kan (subsidiair) niet slagen. Naast [naam 11] , [naam 12] en [naam 13] is een extern onderzoeker, [naam 14] van Security Consultancy Bureau JWV te [vestigingsplaats 2] betrokken. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat het disciplinaire onderzoek niet op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden of onvoldoende objectief was.
9. Het bestreden besluit houdt in rechte stand. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter, en mr. L.A.C. van Nifterick en mr. A.G. van Malenstein, leden, in aanwezigheid van mr. E. Naaijen-van Kleunen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.