ECLI:NL:RBROT:2016:2801

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
15 april 2016
Zaaknummer
ROT 15/4567
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag wegens plichtsverzuim in de Penitentiaire Inrichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, werkzaam bij de Penitentiaire Inrichting, en de minister van Veiligheid en Justitie. De ambtenaar was met onmiddellijke ingang ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim, nadat hij een fles champagne met alcoholhoudend drankje had meegenomen en gedronken tijdens zijn diensttijd. De rechtbank oordeelde dat de ambtenaar zich schuldig had gemaakt aan de verweten gedragingen, waaronder het verstrekken van onjuiste verklaringen over de alcohol. De rechtbank bevestigde dat de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim. De rechtbank overwoog dat de ambtenaar, door herhaaldelijk onjuiste verklaringen af te leggen, het vertrouwen van zijn werkgever had beschaamd, wat onverenigbaar was met zijn functie als complexbeveiliger. De rechtbank verklaarde het beroep van de ambtenaar ongegrond en bevestigde het bestreden besluit van de minister.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 15/4567

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 april 2016 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. T. Hoekstra,
en

de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. M.L. van Hof.

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2015 (het primaire besluit) is eiser met onmiddellijke ingang de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd.
Bij besluit van 26 juni 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2016
.Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam 2] .

Overwegingen

1.1.
Eiser was sinds 1 april 2007 werkzaam bij de Penitentiaire Inrichting (PI) te [vestigingsplaats] , laatstelijk in de functie van medior complexbeveiliger
1.2.
Naar aanleiding van meldingen die waren ontvangen over de gang van zaken tijdens de nachtdienst van 31 december 2014 op 1 januari 2015 (oudejaarsnacht), met name wijzend op het gedrag van eiser dat hij een fles champagne had meegenomen in de inrichting en dat hiervan met collega’s was gedronken, is in opdracht van verweerder een nader onderzoek ingesteld.
Bij besluit van 6 januari 2015 is eiser de toegang tot de PI [vestigingsplaats] ontzegd.
De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van bevindingen van 22 januari 2015. Op 26 januari 2015 heeft een gesprek in het kader van feitenonderzoek plaats gevonden tussen eiser en de vestigingsdirecteur, het hoofd veiligheid en de P&O adviseur.
1.3.
Bij brief van 29 januari 2015 heeft verweerder het voornemen geuit tot het opleggen van de straf van onvoorwaardelijk ontslag van eiser.
1.4.
Op 9 februari 2015 heeft eiser zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
2. Verweerder heeft aan het primaire besluit ten grondslag gelegd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim vanwege de volgende gedragingen:
Het meenemen van alcohol binnen de inrichting.
Het drinken van alcohol tijdens zijn diensttijd.
Meerdere malen, zowel tegen zijn collega’s als tegen het bevoegd gezag, ontkennen dat er sprake was van alcohol.
Bij voortduring onjuiste verklaringen afleggen en niet de waarheid vertellen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 8 juni 2015, het besluit tot strafontslag gehandhaafd. Verweerder heeft niet langer aan eiser tegengeworpen dat hij de opdracht van de wachtcommandant heeft genegeerd, omdat onduidelijk is of zij daadwerkelijk een dienstopdracht heeft gegeven.
4. Eiser voert als beroepsgrond aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de onder d. genoemde verweten gedraging is komen vast te staan. Hij erkent dat hij op 2 januari 2015 niet de waarheid heeft verteld maar op 26 januari 2015 heeft hij dat wel gedaan. Daarmee is geen sprake van het bij voortduring onjuist verklaren.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen genoemd onder a, b en c. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN2349, gelden in het ambtenarenrecht niet de strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn. De vraag die beantwoord moet worden is of op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de ambtenaar zich heeft schuldig gemaakt aan de hem verweten gedragingen. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank op grond van het volgende sprake.
4.2.
Op 2 januari 2015 heeft eiser niet naar waarheid verklaard. Eiser heeft op die dag in een gesprek met het bevoegd gezag niet naar waarheid verklaard dat de fles geen alcohol bevatte en dat hij de lege fles nog in de auto had liggen. Vervolgens heeft eiser ter staving van zijn stelling een fles uit zijn auto gehaald en deze als ‘de fles’ overhandigd aan het bevoegd gezag. In een mail van 2 januari 2015 geeft eiser aan één en ander reeds met de directie te hebben besproken. Dat het om een alcoholvrije fles ging had hij niet aan de collega’s bekend gemaakt, maar die hadden daar ook niet om gevraagd, aldus de mail.
4.3.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat op grond van het bovenstaande de overtuiging is verkregen dat eiser zich (ook) aan de onder d genoemde gedraging schuldig heeft gemaakt. Immers, eiser heeft op 2 januari 2015 diverse keren de mogelijkheid gehad om terug te komen op zijn eerder gegeven onjuiste verklaringen, maar eiser heeft er op 2 januari 2015 steeds opnieuw voor gekozen niet naar waarheid te verklaren.
Of eiser op 26 januari 2015 direct openheid van zaken heeft gegeven, waar in het verslag van het desbetreffende gesprek staat:
“(...) Heb jij op 31 december bij de aanvang van de nachtdienst van oude jaar op nieuwe jaar een fles champagne met alcohol de inrichting binnen gebracht ? Ja (...) nou nee, wacht even. Laat ik het zo zeggen. Ik heb een fles naar binnen genomen wat geen alcohol was... Sorry, wat geen champagne was maar een heel licht mousserende wijn. Van 0.6 ...van 6%.(...)”
behoeft daarom naar het oordeel van de rechtbank geen bespreking.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat eiser zich aan de onder d. genoemde verweten gedraging schuldig heeft gemaakt. Eisers beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiser voert aan dat de gedragingen niet kunnen worden gekwalificeerd als ernstig plichtsverzuim. Dit betoog faalt.
5.1.
Op grond van artikel 50, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn functie voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen, zoals een goed ambtenaar betaamt.
Op grond van artikel 78 van het ARAR wordt de ambtenaar verboden om gedurende werktijd alcoholhoudende dranken te gebruiken, bij zich te hebben of in de dienstlokalen te bewaren.
Op grond van artikel 80, eerste lid, van het ARAR kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege disciplinair worden gestraft.
Op grond van het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Op grond van artikel 81, eerste lid, aanhef en onder l, van het ARAR kan de disciplinaire straf van ontslag worden opgelegd.
In de Circulaire Gedragscode Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van oktober 2010 (Gedragscode) staat als één van de kernwaarden ‘betrouwbaarheid’ vermeld. Vermeld is dat betrouwbaarheid is zorgen dat collega’s en justitiabelen je altijd kunnen vertrouwen en altijd op je kunnen rekenen. Zij en de samenleving gaan er vanuit dat jij je aan de geldende regels houdt, je afspraken nakomt en ervoor zorgt dat jouw belangen die van DJI niet schaden. Zoals jij moet kunnen vertrouwen op je collega’s, zo vertrouwt DJI op jou. Het beschamen van dit vertrouwen leidt niet alleen tot gevaarlijke situaties op de werkplek, maar doet ook afbreuk aan de reputatie van DJI. Wanneer de regels worden nageleefd verklein je het risico dat jij en je collega’s in onwenselijke of gevaarlijke situaties raken.
Onder 08 van de Gedragscode staat vermeld dat het verboden is om onder werktijd onder invloed te zijn van alcohol of drugs, omdat het mogelijk gevolgen voor je reactievermogen, fysieke en mentale weerstand heeft en slecht is voor je geloofwaardigheid. Voor het gebruik van alcohol tijdens werktijd bestaat één uitzondering: bij een receptie en diner aan het einde van je werkdag.
Onder 13 van de Gedragscode staat vermeld dat betrouwbaarheid de kwaliteit van het werk, de veiligheid en de werksfeer bevordert. Daarin speel jij een grote rol door altijd de juiste personen op de juiste wijze te informeren. Het opzettelijk verstrekken van onjuiste of gemanipuleerde informatie wordt niet getolereerd, evenals het opzettelijk verzwijgen van informatie waarvan je redelijkerwijs kunt aannemen dat die voor een collega of de dienst belangrijk is.
5.2.
Alcohol, verweten gedragingen a en b
Niet in geschil is dat eiser in de oudejaarsnacht zonder toestemming een fles champagne met een alcoholgehalte van 6% binnen de inrichting heeft gebracht en daarvan tijdens diensttijd (met een aantal collega’s) gedronken heeft.
Gelet op het bepaalde in artikel 78 van het ARAR was het meenemen van de alcohol en het gebruiken ervan, terwijl eiser in dienst was, verboden. Dat in de Gedragscode één uitzondering is vermeld, te weten dat het bij een receptie en diner aan het einde van de werkdag wel is toegestaan alcohol te nuttigen, en dat er geen bevoegdheid zou bestaan om van artikel 78 ARAR af te wijken is hier niet relevant, omdat van een dergelijke situatie in dit geval geen sprake was. Het betrof niet het einde van eisers werkdag, maar diensttijd en van een officiële receptie was evenmin sprake. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat door verweerder wordt toegestaan dat bij feesten en recepties door collega’s die nog niet aan het einde van hun dienst zijn of daar nog mee moeten beginnen alcohol wordt genuttigd. De gedragingen zijn in strijd met artikel 78 van het ARAR en de Gedragscode. Verweerder heeft de verweten gedragingen kunnen aanmerken als ernstig plichtsverzuim.
Betrouwbaarheid, verweten gedragingen c en d
Eiser heeft tegen zijn collega’s en het bevoegd gezag gelogen over het alcoholpercentage in de fles en heeft onjuiste verklaringen afgelegd. Eiser heeft zowel tegen collega’s als tegen het bevoegd gezag ontkend dat de door hem meegebrachte fles alcohol bevatte. Eiser heeft zelfs opzettelijk een andere (lege), fles voor niet-alcoholhoudende drank getoond aan het bevoegd gezag bij zijn aanbod de bedoelde fles te laten zien. Gelet daarop heeft eiser met voorbedachten rade het bevoegd gezag verkeerd ingelicht. Eiser heeft zich niet als een goed ambtenaar gedragen. Verweerder heeft de verweten gedragingen kunnen aanmerken als ernstig plichtsverzuim.
6. Eiser voert aan dat het plichtsverzuim hem niet volledig kan worden toegerekend.
6.1.
De vraag of het plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim is volgens vaste rechtspraak (ECLI:NL:CRVB:2010:BM8443) een vraag naar de juridische kwalificatie van het betrokken feitencomplex. Voor de toerekenbaarheid is van doorslaggevende betekenis of eiser de ontoelaatbaarheid van dat gedrag heeft ingezien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de verweten gedragingen eiser zijn toe te rekenen.
7. Gelet op het voorgaande was verweerder bevoegd eiser disciplinair te straffen wegens plichtsverzuim.
8. Eiser stelt dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag onevenredig is. Het bevoegd gezag geeft een verkeerd voorbeeld door in geval van feesten/recepties toestemming te geven voor de aanwezigheid en het gebruik van alcoholhoudende drank. Daarnaast voert eiser aan dat zijn collega’s onjuiste verklaringen hebben afgelegd. Enerzijds hebben zij verklaard dat zij niet wisten dat de fles alcoholhoudende drank bevatte terwijl zij anderzijds hebben verklaard dat ze eiser zouden hebben gewaarschuwd voor het nuttigen van de inhoud van de fles. Waarom zouden collega’s hebben moeten waarschuwen als er niets was om voor te waarschuwen, namelijk alcoholvrije drank? Aldus eiser.
8.1.
De rechtbank acht de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig aan de aard en ernst van dit plichtsverzuim en overweegt daartoe als volgt.
Dat de verklaringen van de collega’s haaks op elkaar staan volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft terecht overwogen, en uit het rapport van bevindingen blijkt, dat het voor diverse collega’s onduidelijk was of de fles alcohol bevatte of niet, maar dat de nacht voorafgaande aan de bewuste nacht onderling is besproken dat het meebrengen van alcoholische drank niet is toegestaan.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat aan de collega’s die ook van de alcohol hebben gedronken een disciplinaire maatregel (schriftelijke berisping) is opgelegd.
De verweten gedragingen kunnen als ernstig worden aangemerkt. Het nuttigen van alcohol tijdens werktijd is een algemeen verbod. Voorts is van belang dat aan een complexbeveiliger, gelet op de aard en het karakter van de (voorbeeld)functie, hoge eisen mogen worden gesteld aan betrouwbaarheid en integriteit. Door bij herhaling onjuiste verklaringen af te leggen en niet de waarheid te vertellen over hetgeen exact heeft plaatsgevonden in de oudejaarsnacht heeft eiser het vertrouwen dat verweerder in hem moest kunnen stellen zeer beschaamd. Dit verdraagt zich naar het oordeel van de rechtbank niet met de uitoefening van zijn functie.
Ter zitting heeft verweerder benadrukt dat het niet tot inkeer komen op 2 januari 2015 om de waarheid te vertellen, maar juist de poging de onjuiste verklaring met het overhandigen van een andere fles te onderbouwen eiser zwaar wordt aangerekend.
Verweerder heeft er terecht op gewezen dat het belang van betrouwbare en integere medewerkers werkzaam bij de DJI zeer zwaar weegt. Dit belang heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank kunnen laten prevaleren boven de persoonlijke belangen van eiser bij behoud van zijn functie.
Eiser heeft het vertrouwen van verweerder in hem onherstelbaar beschadigd, zodat verweerder kan worden gevolgd in zijn standpunt dat voortzetting van het dienstverband redelijkerwijs niet van hem kan worden verlangd. Ook na weging van de persoonlijke belangen van eiser acht de rechtbank de opgelegde straf niet onevenredig aan de verweten gedragingen. Eisers beroepsgrond slaagt niet.
9. Het bestreden besluit houdt in rechte stand. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick, voorzitter, en mr. I.M. Ludwig en mr. A.G. van Malenstein, leden, in aanwezigheid van mr. E. Naaijen-van Kleunen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.