6.2.De rechtbank overweegt dat de mededeling van verweerder ter zitting dat niet meer documenten dan de documenten die op de inventarislijst vermeld zijn onder hem berusten, niet ongeloofwaardig voorkomt, en dat eisers het tegendeel op geen enkele wijze aannemelijk hebben gemaakt. De enkele stelling daartoe is onvoldoende.
7. Ten aanzien van de documenten die, ook in beroep, niet openbaar gemaakt zijn, zijnde c, f, h (brief en bijlagen a, d en f), i, j, k (alleen de brief), l (alleen brief), n, o, p en q overweegt de rechtbank als volgt.
Ter zitting is gebleken dat verweerder ten aanzien van al deze documenten meent dat er sprake is van documenten ten behoeve van intern beraad waarin persoonlijke beleidsopvattingen zijn opgenomen. Voor sommige documenten geldt dat er sprake is van persoonsgegevens. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verweerder de weigeringsgrond van artikel 11, eerste lid, van de Wob en in sommige gevallen ook artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob aan de bestreden besluiten ten grondslag heeft gelegd.
8. Over document c heeft verweerder ter zitting opgemerkt dat dit openbaar gemaakt mag worden, omdat verweerder niet langer het standpunt inneemt dat het een intern stuk is dat persoonlijke beleidsopvattingen bevat. Reeds hierom zijn de beroepen gegrond en dienen de bestreden besluiten dan ook in zoverre te worden vernietigd.
9. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van de vertrouwelijk overgelegde stukken. Met inachtneming hiervan zal de rechtbank hierna per document beoordelen of de weigering van verweerder om openbaarmaking daarvan de toetsing in rechte kan doorstaan.