Eiser betoogt dat verweerder de ongeschiktheid voor zijn functie onvoldoende heeft onderbouwd. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot het voorval in 2009 was mogelijk sprake van een misverstand. In ieder geval had deze kwestie niets van doen met de thans aangegeven ontslaggrond van ongeschiktheid wegens het niet en onvoldoende kunnen samenwerken.
Pas tijdens het beoordelingstraject, na een dienstverband van ongeveer 11 jaar, is het functioneren van eiser voor het eerst aan de orde geweest. Daarvoor is hij niet aangesproken op zijn omgangsvormen en/of communicatie. Hij heeft zich de kritiek wel aangetrokken en zijn best gedaan zich te verbeteren. Daarbij kreeg hij van verweerder niet tot nauwelijks hulp of begeleiding. Een training in sensitiviteit en/of communicatie, zoals geadviseerd door de beoordelaars, is eiser ten onrechte niet aangeboden. Voor de tweede beoordelingsperiode scoorde eiser een voldoende, zodat kan worden geconcludeerd dat de verbetering in functioneren van eiser voldoende en duurzaam was. Daarbij is volgens eiser van belang dat verweerder acht maanden extra de tijd heeft genomen om te bezien of de ingezette verbetering voldoende en duurzaam was. De drie verbeterpunten (onvoldoendes) zijn kennelijk niet van dusdanige zwaarte of belang dat eiser zijn functie naar de mening van zijn beoordelaars niet naar behoren uitoefent. De conclusie dat uit die beoordeling zou blijken dat eiser niet geschikt zou zijn voor zijn functie, is in zijn ogen onjuist.
Eiser heeft uitgelegd waarom hij zelf op 24 oktober 2012 de celdeur niet heeft gesloten. Eiser acht het in strijd met het gelijkheidsbeginsel dat andere collega’s, bij wie rond die periode vergelijkbare incidenten speelden, geen berisping hebben gekregen.
De melding van mevrouw [naam 4] over het voorval op 24 maart 2014 is niet terecht en niet in verhouding tot zijn, niet onoorbare, gedrag. Bovendien is hij ten onrechte niet gehoord naar aanleiding van deze melding.
Eiser betwist een collega op 14 december 2013 verbaal te hebben bedreigd. Eiser erkent een collega op 15 januari 2014 te hebben uitgescholden, maar heeft daarvoor zijn excuses aangeboden die zijn geaccepteerd. Hoewel niet wenselijk, past de opmerking wel binnen de cultuur en werkomgeving binnen de PI, en kan deze niet volledig voor rekening van eiser komen. Eiser heeft bij het voorval op 17 januari 2014, dat betrekking heeft op de instructies bij het fouilleren, een door verweerder ontstaan probleem (onderbezetting) op een adequate manier opgelost. Het alternatief zou zijn geweest dat de gedetineerde niet zou worden gefouilleerd, terwijl eiser had waargenomen dat de gedetineerde mogelijk contrabande had aangepakt. Eiser is zelfs nog gecomplimenteerd voor zijn scherpe waarneming. De schriftelijke berisping van 27 mei 2014 en laatste waarschuwing is opgelegd toen eiser al twee maanden niet meer op zijn werk mocht verschijnen. De verwijten rechtvaardigden een ontslag toen kennelijk niet. Het enige verwijt dat na die datum is gelegen, is het verwijt naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek met betrekking tot het gedrag van eiser jegens zijn vrouwelijke collega’s.
Eiser betwist dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag (seksuele intimidatie). De verklaringen van mevrouw [naam 5] en [naam 6] geven een vertekend beeld. Eiser is van nature iemand die anderen snel aanraakt en is mogelijk te amicaal geweest. Hij had geen seksuele bedoelingen met zijn handelen. Nadat hij op de onwenselijkheid van zijn gedrag is gewezen, is een dergelijk voorval niet meer voorgekomen. Eiser heeft ervoor gekozen mevrouw [naam 5] enigszins te ontlopen, maar van negeren was geen sprake. Het onderzoek is op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen, zodat het niet kan worden gebruikt. Eiser is door de onderzoekers geïntimideerd en zij waren bevooroordeeld, mogelijk omdat zij eiser nog kenden van een voorval in 2009. Zelfs als wordt uitgegaan van de juistheid van de verklaringen is dit onvoldoende voor ontslag. Een waarschuwing of verbetertraject was volgens eiser dan meer op zijn plaats geweest.