Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het op 4 juni 2015 op verzoek van SMST aan BMT uitgebrachte exploot van dagvaarding;
- het op 4 juni 2015 op verzoek van SMST aan Noest uitgebrachte exploot;
- de akte overlegging producties 1 tot en met 15 van SMST;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 35 van BMT;
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2 van Noest;
- de brief van de rechtbank van 21 oktober 2015, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de zittingsagenda van de rechtbank van 6 november 2015;
- de akte houdende overlegging van productie 16 van SMST;
- de brief van 11 novembe4 2015 houdende overlegging van producties 36, 37 en 38 van BMT (opnieuw toegezonden bij brief van 6 januari 2016);
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 5 januari 2016; de aantekeningen ter comparitie zijdens SMST, de pleitnota zijdens BMT en de spreekaantekeningen zijdens Noest;
- de brief van mr. Blussé van Oud-Alblas van 22 januari 2016 met opmerkingen over het proces-verbaal;
- de brief van mr. Van ’t Zelfde van 26 januari 2016 met opmerkingen over het proces-verbaal
2.De vordering en de standpunten van partijen
exceptio plurium litis consortiumdoor BMT;
3.De beoordeling
Ten aanzien van BMT
exceptio plurium litis consortiumvanwege BMT. BMT heeft daarop ook geen beroep gedaan. Er is geen sprake van een geschil over een rechtsverhouding waarbij het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen in dezelfde zin luidt (vgl.: HR 21 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2904).