ECLI:NL:RBROT:2015:9101

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
10/692029-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tegen Italiaanse politie voorafgaand aan Europa League wedstrijd AS Roma - Feyenoord

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2015 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij openlijk geweld tegen de Italiaanse politie. Dit geweld vond plaats op 19 februari 2015, voorafgaand aan de Europa League wedstrijd tussen AS Roma en Feyenoord. De verdachte werd beschuldigd van het bekogelen van de politie met flessen en vuurwerk op het Piazza di Spagna en de Via di San Sebastianello in Rome. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld, wat wettig en overtuigend bewezen is verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, met een vervangende hechtenis van 100 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

De rechtbank heeft in haar beoordeling ook gekeken naar de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de Italiaanse autoriteiten de verdachte niet als verdachte hadden aangemerkt. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de Nederlandse strafwet van toepassing was, aangezien de verdachte een Nederlander is en het feit als misdrijf wordt beschouwd onder de Nederlandse wetgeving.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en dat zijn aandeel in de ongeregeldheden beperkt was. Desondanks rechtvaardigde de ernst van het feit een forse straf. De rechtbank heeft de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf en de vrijheidsbeperkende maatregel niet opgelegd, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met de politie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/692029-15
Datum uitspraak: 11 december 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [woonplaats] ,
raadsman mr. H.W. Verberkmoes, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2015.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi en M. van den Berg hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een gebieds- en stadionverbod met daaraan gekoppeld een meldplicht geldend tot 1 mei 2018 en dadelijk uitvoerbaar.

Ontvankelijkheid officier van justitie

Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu niet is vastgesteld of de verdachte een misdrijf heeft begaan waarop in het betreffende land een straf staat. De Italiaanse autoriteiten hebben hem niet als verdachte aangemerkt. Voorts was de opsporing door middel van berichtgeving in de media niet toegestaan.
Beoordeling
Het feit waarvoor de verdachte terecht staat is in Italië gepleegd en kan naar Italiaans recht vervolgd worden op basis van strafbepalingen die strekken tot bescherming van de integriteit van het menselijk lichaam. In Nederland vindt vervolging plaats op basis van een bepaling die strekt tot bescherming van de openbare orde.
De Nederlandse strafwet is van toepassing op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een feit dat door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld. Daarbij is niet van belang of het feit daar op dezelfde wijze als in Nederland strafbaar is gesteld (vgl. HR 9 november 2004, UN AQ8470 en HR 29-04-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC3766). De Nederlandse strafwet is van toepassing; dat de feiten in Italië anders kunnen worden gekwalificeerd dan in Nederland en dat de verdachte in Italië (nog) niet als verdachte was aangemerkt, verandert daaraan niets.
Voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is slechts plaats bij een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan (Hoge Raad 19-12-1995, NJ 1996, 249). Een dergelijke situatie doet zich hier bij opsporing door middel van berichtgeving in de media niet voor.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.

Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
Bepleit is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat er geen sprake is van “in vereniging”, nu de groep door omstandigheden is ontstaan en niet bewust, dan wel onbewust is samengesteld. Daarnaast kan, op basis van de camerabeelden, slechts worden vastgesteld dat de verdachte een gooiende beweging heeft gemaakt en derhalve geen substantiële bijdrage heeft geleverd aan de verweten openlijke geweldpleging.
Beoordeling
Op basis van de bewijsmiddelen (als bijlage II aan dit vonnis gehecht) en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank uit van het volgende.
Op 19 februari 2015 hebben zich, voorafgaand aan de Europa League wedstrijd tussen AS Roma en Feyenoord, ongeregeldheden voorgedaan op het Piazza di Spagna en de Via di San Sebastianello te Rome. Van deze ongeregeldheden zijn videobeelden gemaakt, die door de Italiaanse autoriteiten aan het Nederlandse openbaar ministerie zijn verstrekt. Deze beelden zijn vervolgens door de officier van justitie aan het dossier toegevoegd en door verbalisanten bekeken. Alle vierenveertig verdachten in het onderzoek Roma zijn daarbij gekenmerkt met een letter-nummercombinatie. Alle vierenveertig verdachten waren in Rome om hun favoriete voetbalclub Feyenoord te steunen.
Ter terechtzitting zijn de door de officier van justitie verstrekte ‘sfeerbeelden’ getoond. Daarop is te zien dat de Italiaanse politie op het Piazza di Spagna en de Via di San Sebastianello door verschillende personen wordt bekogeld met (onder andere) (glazen) flessen en (zwaar) vuurwerk.
Een persoon is door het openbaar ministerie aangemerkt als ‘V10’. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen met nummer 1503101515.AMB heeft V10 op het Piazza di Spagna een voorwerp richting de politie gegooid. De rechtbank heeft, bij bestudering van de videobeelden, hetzelfde waargenomen. V10 (in het rood omcirkeld) gooit om 15:57:23 uur een fles in de richting van de Italiaanse politie.
Gelet op het voorgaande wordt wettig en overtuigend bewezen geacht dat de verdachte op 19 februari 2015, op het Piazza di Spagna te Rome met een fles richting de Italiaanse politie heeft gegooid. Deze handeling is door de verdachte verricht op het moment dat ook door andere personen, die naar uiterlijke verschijningsvorm deel uitmaakten van een en dezelfde supportersschare, voorwerpen richting de Italiaanse politie werd gegooid. Het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als een significante en wezenlijke bijdrage aan het door die groep gepleegde geweld.
Conclusie
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijk geweld.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 19 februari 2015
te Rome Italië,
op de openbare wegen, het Piazza di Spagna en de Via di San
Sebastianello, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen Italiaanse
politieambtenaren,
welk geweld bestond uit het
met kracht gooien/werpen van (glazen) flessen
en vuurwerk, naar en in de richting van die
(zich op korte afstand van hem, verdachte, bevindende) politieambtenaren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is op 19 februari 2015, voorafgaand aan de Europa League voetbalwedstrijd tussen AS Roma en Feyenoord, betrokken geweest bij ernstige ongeregeldheden. Op het Piazza di Spagna en de Via di San Sebastianello te Rome werden door de verdachte en zijn mededaders flessen en vuurwerk naar de politie gegooid. De verdachte heeft blijk gegeven van een volstrekt onacceptabel gebrek aan respect voor het bevoegd gezag door aanwijzingen van politieambtenaren te negeren en deze te beantwoorden met geweld. Daarnaast heeft de verdachte door zijn gewelddadig handelen de reputatie van Nederland en zijn voetbalsupporters beschadigd, en ernstige schade toegebracht aan het aanzien van Feyenoord, de club die hij zegt te steunen. De ernst van dit verwijt rechtvaardigt een forse onvoorwaardelijke straf, gelijk aan die door de officier van justitie is geëist.
Tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat het bewezen aandeel van de verdachte in de ongeregeldheden beperkt was. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor voetbal gerelateerd geweld en de kans dat hij zich daaraan nogmaals schuldig zal maken lijkt klein. Om deze reden zullen de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf en de vrijheidsbeperkende maatregel niet worden opgelegd.
Ten aanzien van het verzoek van de verdediging om strafvermindering in verband met het optreden van de Italiaanse politie en de publicatie van een foto van de verdachte in de media, overweegt de rechtbank als volgt.
Een politieambtenaar is in het kader van de uitoefening van zijn bediening bevoegd geweld te gebruiken indien en voor zover het daarmee te bereiken doel deze geweldstoepassing rechtvaardigt (proportionaliteit) en het doel niet op een andere, minder ingrijpende wijze kan worden bereikt (subsidiariteit). Gelet op de stukken in het dossier en het verhandelde op de zitting, is niet aannemelijk geworden dat de politie deze grenzen heeft overschreden, zodat daarmee in strafmatigende zin geen rekening zal worden gehouden. In het bijzonder is niet aannemelijk geworden dat de Italiaanse politie hard is opgetreden tegen vrouwen en kinderen, zoals door sommige medeverdachten is gesteld.
Voorop staat dat publicatie van een foto van de verdachte in de media een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer vormt. Artikel 2 van de Politiewet 1993 in samenhang bezien met de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering bieden daarvoor een toereikende wettelijke grondslag (vgl. HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:43 en HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3024), mits de gebruikte methode van opsporing voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en de weging van bepaalde van belang zijnde factoren niet tot een andere uitkomst noopt. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan factoren gelegen in de persoon van de verdachte, het publieke karakter van de plaats welke op het beeldmateriaal waarneembaar is waar de betrokkene zich bevindt, het strafbare feit waarvan hij wordt verdacht, de wijze van vergaring en openbaarmaking van het materiaal en de mate waarin het beeldmateriaal in overeenstemming met toepasselijke regelgeving is verkregen en verspreid.
De foto van de verdachte is eerst op een interne website van de politie gepubliceerd. Toen dit geen of onvoldoende effect had waren er kennelijk geen andere manieren voorhanden om de verdachte te identificeren. Vervolgens is de foto van de verdachte, met toestemming van de persofficier van justitie (gemandateerd door de hoofdofficier van justitie), gepubliceerd op de website politie.nl en Bureau Rijnmond. Nadat de verdachte zich had gemeld, dan wel nadat zijn identiteit op andere wijze bekend was geworden, werd de foto van deze media verwijderd. De rechtbank is van oordeel dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte, die is ontstaan met de vrijgave van een foto van de verdachte, heeft plaatsgevonden op een voor de verdachte zo min mogelijke ingrijpende en bezwarende wijze. De ernst van het strafrechtelijke verwijt rechtvaardigt in dit geval de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte en het door de openbaarmaking van zijn foto veroorzaakte nadeel.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 oktober 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Reclassering Nederland, afdeling Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 september 2015. Dit rapport houdt –samengevat en voor zover van belang- het volgende in.
De heer [verdachte] komt op ons over als een intelligente en autonome jongeman. Betrokkene woont bij zijn ouders, studeert en als bijbaan werkt hij in een natuurspeeltuin. Hij heeft sinds ruim drie jaren een relatie met zijn vriendin. Bijzondere voorwaarden en directe interventies/behandelingen zijn niet geïndiceerd.
Alles afwegende wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. J.A.M.J. Janssen en J.C.M. Persoon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 december 2015.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 19 februari 2015
te Rome (Italië),
op of aan de openbare weg(en), het Piazza di Spagna en/of de Via di San
Sebastianello, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer Italiaanse
politieambtena(a)r(en),
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(met kracht) gooien/werpen van (glazen) flessen en/of stokken/stukken hout
en/of vuurwerk, althans (een) voorwerp(en), naar en/of in de richting van die
(zich op korte afstand van hem, verdachte, bevindende) politieambtena(a)r(en);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht