In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2015 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij openlijk geweld tegen de Italiaanse politie. Dit geweld vond plaats op 19 februari 2015, voorafgaand aan de Europa League wedstrijd tussen AS Roma en Feyenoord. De verdachte werd beschuldigd van het bekogelen van de politie met flessen en vuurwerk op het Piazza di Spagna en de Via di San Sebastianello in Rome. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld, wat wettig en overtuigend bewezen is verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, met een vervangende hechtenis van 100 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De rechtbank heeft in haar beoordeling ook gekeken naar de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de Italiaanse autoriteiten de verdachte niet als verdachte hadden aangemerkt. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de Nederlandse strafwet van toepassing was, aangezien de verdachte een Nederlander is en het feit als misdrijf wordt beschouwd onder de Nederlandse wetgeving.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en dat zijn aandeel in de ongeregeldheden beperkt was. Desondanks rechtvaardigde de ernst van het feit een forse straf. De rechtbank heeft de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf en de vrijheidsbeperkende maatregel niet opgelegd, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met de politie.