ECLI:NL:RBROT:2015:8956

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
C/10/14/398 F
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing faillissement en toepassing schuldsaneringsregeling afgewezen wegens niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot opheffing van het faillissement van de verzoeker, die op 22 april 2014 failliet was verklaard. De verzoeker heeft tevens verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 22 september 2015 is de verzoeker gehoord en heeft de curator positief geadviseerd over het verzoek. Echter, de rechtbank moest ambtshalve beoordelen of de verzoeker een beroep kon doen op artikel 15b van de Faillissementswet (Fw).

De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek. Dit was gebaseerd op het feit dat de verzoeker eerder door de rechtbank niet-ontvankelijk was verklaard in een verzoek tot schuldsanering, en dat hij geen hoger beroep had ingesteld tegen dat vonnis. De rechtbank oordeelde dat de voorwaarden van artikel 15b, eerste lid Fw niet waren vervuld, aangezien het faillissement niet op eigen aangifte was uitgesproken en de verzoeker wel degelijk een verzoek tot schuldsanering had ingediend, maar dit was afgewezen.

De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit vonnis is uitgesproken door rechter R. Kruisdijk in aanwezigheid van griffier A. Vervoorn. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open voor de verzoeker, mits dit binnen acht dagen na de uitspraak wordt ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
niet-ontvankelijk verzoek opheffing faillissement en toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 29 september 2015
[naam] ,
wonende te [adres]
[woonplaats] ,
verzoeker,
curator: mr. J.P.M. Borsboom.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn op 22 april 2014 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 22 september 2015.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Bij brief van 7 september 2015 heeft de curator positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek tot opheffing van het faillissement onder gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Verzoeker heeft zijn standpunten ter zitting toegelicht.

3.De beoordeling

Alvorens tot een inhoudelijke behandeling van het verzoekschrift over te kunnen gaan, dient ambtshalve de vraag te worden beantwoord of verzoeker een beroep op artikel 15b, eerste lid van de Faillissementswet, hierna Fw, toekomt. De voorwaarde die de wet in artikel 15b, eerste lid Fw stelt, is dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid Fw geen verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend of indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar.
In dit geval is niet aan de in het eerste lid genoemde voorwaarde voldaan . Immers, het faillissement is niet op eigen aangifte van verzoeker uitgesproken en verzoeker heeft juist
weleen verzoek als bedoeld in artikel 3, eerste lid Fw ingediend. Verzoeker is in dit verzoek door deze rechtbank bij vonnis van 20 maart 2014 niet-ontvankelijk verklaard. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK4947) is het oordeel van de rechtbank dat verzoeker niet-ontvankelijk is, aan te merken als een afwijzing van het verzoek, waartegen op grond van artikel 292 lid 3 Fw hoger beroep openstaat. Verzoeker heeft echter indertijd geen hoger beroep tegen het vonnis van 20 maart 2014 ingesteld. Dat zijn eerdere verzoek dus niet ‘inhoudelijk’ is behandeld, zoals verzoeker stelt, is in dat verband niet relevant.
Verzoeker is vervolgens op 22 april 2014 door deze rechtbank in staat van faillissement verklaard.
Met inachtneming van het voorgaande komt aan verzoeker geen beroep op artikel 15b, eerste lid Fw toe. Verzoeker dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.
Daargelaten de inhoudelijke beoordeling van en de beslissing op een nieuw verzoek tot toelating zal verzoeker pas ontvangen kunnen worden in een dergelijk verzoek op de voet van artikel 284 en 285 Fw nadat het faillissement is afgewikkeld.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, rechter, en in aanwezigheid van A. Vervoorn, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 september 2015. [1]

Voetnoten

1.