ECLI:NL:RBROT:2015:8063

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2015
Publicatiedatum
9 november 2015
Zaaknummer
ROT 15/2096
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van omwonenden tegen verlenen omgevingsvergunning voor de bouw van een stadsvilla met afwijking van het bestemmingsplan

In deze zaak hebben omwonenden beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, dat op 6 februari 2015 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bouw van een stadsvilla aan de [adres]. De omwonenden, die zich als eisers hebben gepresenteerd, stellen dat zij als belanghebbenden moeten worden aangemerkt, omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan dat op 18 maart 2011 onherroepelijk is geworden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eisers niet voldoen aan de criteria voor belanghebbendheid zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers geen objectief, actueel, eigen en persoonlijk belang hebben dat hen in voldoende mate onderscheidt van anderen, en dat zij niet rechtstreeks door het besluit worden geraakt. De rechtbank heeft de afstand en het zicht van de woningen van de eisers ten opzichte van de bouwlocatie in overweging genomen en geconcludeerd dat de eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van de eisers dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank op 10 november 2015, en de beslissing is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 15/2096

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 november 2015 in de zaak tussen

1. [eiser]

2. [eiseres]

3. [eiser]

4. [eiseres]

5. [eiseres] ,

6. [eiseres]
7. [eiser]allen te Rotterdam, eisers,
gemachtigde: mr. drs. J. de Visser,
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. A.J.J. van der Vlist.
Als derde belanghebbende heeft deelgenomen aan het geding: [derde belanghebbende] , vergunninghouder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘bouwen’ aan de [adres] voorlopig genummerd 56 (naast [adres] 57-62, kadastraal RTD05, sectie Q, perceel 6596) te [adres]
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2015. Eisers zijn, met uitzondering van eisers hierboven genoemd onder 5. en 7., in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Eisers onder 5. en 7. zijn verschenen bij hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door M. van Bleiswijk. Vergunninghouder is verschenen, vergezeld door [architect] architect.

Overwegingen

1. Het plan voorziet in de bouw van een stadsvilla met garage en het aanleggen van een in/uitrit aan de [adres] op het [adres] Het woonhuis bestaat uit een schacht met daarop een woongedeelte. De bouw is gesitueerd naast een blinde eindgevel van een bouwblok en aan de andere zijde het oude bruggenhoofd van de gesloopte spoorbrug over de [adres] (het bruggenhoofd).
2. Het plan is in strijd met het bestemmingsplan ‘ [adres] dat op 18 maart 2011 onherroepelijk is geworden. De bestemming ter plaatse is ‘Groen’.
3. Verweerder heeft vergunning verleend in afwijking van het bestemmingplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3ͦ, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
4. Eisers zijn woonachtig op het [adres] Verweerder stelt dat geen van hen als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is aan te merken.
5. Eisers hebben ter zitting betoogd dat iedere bewoner van het [adres] als belanghebbende bij het besluit moet worden aangemerkt. Het bestemmingsplan is vastgesteld na tal van bewonersbijeenkomsten, met betrokkenheid van instellingen en informatie via wijkblaadjes en overleg. Dat heeft geleid tot een vaststelling van het bestemmingsplan zonder zienswijzen en bezwaren. In het bestemmingsplan is bouwen op het [adres] niet toegestaan. De afwijking daarvan met dit besluit gaat in tegen deze keiharde, herhaaldelijk gedane toezegging, waardoor alle bewoners van het Noordereiland in hun belangen worden geraakt, aldus eisers.
6.1.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in bijvoorbeeld de uitspraak van 11 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:350), dient, om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen worden aangemerkt, een natuurlijk persoon een objectief, actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het besluit.
6.2.
De vraag of aan dit vereiste bij een besluit als het onderhavige wordt voldaan, beoordeelt de Afdeling aan de hand van het zogenoemde zicht- en afstandscriterium, alsmede de ruimtelijke uitstraling van een bouwplan. Eisers hebben verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 16 december 2013 (ECLI:NL:RBOVE:2013:3317) waarin aldus is overwogen over de criteria voor de beoordeling of iemand belanghebbende is:
‘De rechtbank merkt in dit verband, met verwijzing naar de uitspraak van de ABRvS van
17 januari 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:AZ6399), op dat zowel het afstandscriterium als het zichtcriterium relatief zijn. Er is geen bepaalde afstand die de absolute grens vormt voor de kwalificatie van belanghebbende en iemand met zicht is niet altijd een belanghebbende. Het is een combinatie van zicht en afstand die maakt of iemand belanghebbende is, waarbij de mate van ruimtelijke uitstraling van werken en/of werkzaamheden waar de vergunning op ziet en de aard van de omgeving relevant zijn.’
7.1.
In het licht van deze jurisprudentie levert de enkele omstandigheid dat eisers op het Noordereiland wonen, zonder dat een van de genoemde criteria van toepassing is, een onvoldoende eigen en persoonlijk belang op. Ook de omstandigheid dat eisers op enigerlei wijze betrokken zijn geweest bij het overleg over de totstandkoming van het bestemmingplan voor dit gebied, in welk kader is besloten dat op het onderhavige terrein de bestemming ‘Groen’ rust en geen woningen zullen worden gebouwd, betekent niet dat eisers alleen al om die reden als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb kunnen worden aangemerkt. Een in een bestemmingsplan vastgestelde bestemming voor bepaalde gronden kan niet worden gezien als een toezegging dat daarvan niet zal worden afgeweken. Het afwijken van een bestemmingsplan levert niet een persoonlijk belang op voor de personen die betrokken zijn geweest bij het overleg over dit bestemmingsplan. De omstandigheid dat eisers regelmatig gebruik maken van het Jan Eleveldpark (het park) en vrijwel dagelijks langs het bruggenhoofd rijden levert evenmin een voldoende eigen en persoonlijk belang op, omdat zij zich daarmee niet in voldoende mate onderscheiden van iedere willekeurige persoon die door het park loopt of het bruggenhoofd passeert.
7.2.
Voor eisers komt de rechtbank aan de hand van de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria tot de volgende conclusies. Eiseressen [eiseressen] wonen op de adressen [adres] 87a onderscheidenlijk 90b, naar eigen zeggen op 160 en 170 meter afstand van de bouwlocatie aan de [adres] . Omdat de bouwlocatie zich aan dezelfde zijde van de kade bevindt als de woningen van eiseressen hebben zij geen zicht daarop vanuit hun woningen. Het bouwplan maakt geen deel uit van het bouwblok waarvan de woningen van eiseressen onderdeel zijn. Eisers [eisers] wonen op het adres [adres] , hetgeen volgens eisers 205 meter is verwijderd van de bouwlocatie. [eiser] heeft ter zitting verklaard dat zij vanuit hun woning uitzien op het Unilevergebouw, hetgeen betekent dat zij geen zicht hebben op de bouwlocatie. [eiser] woont aan [adres] en [eiser] aan de [adres] Beide woningen zijn zo ver verwijderd van de bouwlocatie en zo gesitueerd met tussenliggende bebouwing dat van daaruit onmogelijk het bouwplan is te zien. Voor al deze eisers geldt dat vanwege het ontbreken van zicht - ook in combinatie met de afstand - er geen grond is om aan te nemen dat zij individueel en rechtstreeks in hun belangen worden geraakt door het bouwplan. De ruimtelijke uitstraling van het bouwplan, een woning, levert naar zijn aard niet meer op dan visuele aspecten. Het parkeren is beperkt en op eigen terrein. Dat betekent dat deze eisers, anders dan zij menen, niet voldoen aan de criteria om als belanghebbende te worden aangemerkt.
7.3.
Eiseres [eiseres] woont op het adres [adres] Ter zitting heeft zij verklaard dat zij op de tweede verdieping aan de voorzijde van het flatgebouw woont vanwaaruit zij uitkijkt over het park en zicht heeft op het bruggenhoofd. De rechtbank heeft de situatie ter plaatse in ogenschouw genomen en vastgesteld dat niet valt uit te sluiten dat deze eiseres vanuit haar woning enig zicht zal hebben op het bouwplan. De afstand van, volgens eisers, 205 meter en de omstandigheid dat de beplanting van het park hoofdzakelijk uit loofbomen bestaat maakt aannemelijk dat zij in ieder geval een deel van het jaar de woning zal kunnen zien wanneer zij vanuit het raam van haar woning schuin naar rechts kijkt. Aangenomen kan voorts worden dat het bouwplan voor een glazen woning met een hoogte van zeventien meter die deels boven het bruggenhoofd is gesitueerd enige ruimtelijke uitstraling zal hebben op het bruggenhoofd en het park. Gelet op de vrij grote afstand van ruim 200 meter en het beperkte zicht schuin vanuit de woning, tussen de bomen door, kan dit zicht op het bouwplan echter niet als betekenisvol zicht worden aangemerkt. Niet aannemelijk is dan ook dat deze eiseres door de ruimtelijke uitstraling van het bouwplan rechtstreeks in enig persoonlijk van anderen te onderscheiden belang wordt geraakt. Daarmee is ook deze eiseres niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb aan te merken.
8. Het beroep is niet-ontvankelijk. Aan hetgeen eisers over de inhoudelijke aspecten van het bouwplan en de totstandkoming ervan hebben aangevoerd komt de rechtbank daarom niet toe.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, voorzitter, en mr. R.H.L. Dallinga en mr. J.D.M. Nouwen, leden, in aanwezigheid van mr. I.M.L.J. Spierings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.