200602260/1.
Datum uitspraak: 17 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 05/836 van de rechtbank Zutphen van 10 februari 2006 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet.
Bij besluit van 1 juni 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet (hierna: het college) aan de vereniging "Vereniging Nationaal Jachtschietcentrum 'Berkenhorst'" (hierna: vergunninghoudster) bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van een schietbaan in aarden wal en geluidswal met geluidsscherm op het perceel, kadastraal bekend gemeente Nunspeet, sectie F no. 3940, plaatselijk bekend als Stakenbergweg 60 te Elspeet.
Bij besluit van 26 april 2005 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 10 februari 2006, verzonden op 14 februari 2006, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 24 maart 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 mei 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 27 mei 2006 heeft vergunninghoudster die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een reactie ingediend.
Bij brief van 26 juni 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 oktober 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. A.C. van Langen, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door G. de Vries, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [voorzitter] van vergunninghoudster.
2.1. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in samenhang met artikel 8:1, eerste lid van de Awb, kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat hij een persoonlijk, van andere omwonenden te onderscheiden, rechtstreeks belang heeft bij het besluit tot verlening van bouwvergunning. Hiertoe voert hij aan dat hij op een afstand van 340 meter van de op te richten bouwwerken woont en dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met andere omstandigheden zoals de aard van de omgeving, zijnde een agrarisch gebied met een sterk open karakter, en de invloed op de omgeving door geluidhinder en toename van verkeer. Voorts bestrijdt appellant dat het oordeel van de rechtbank dat hij geen zicht heeft op de bouwwerken, nu de geluidswal met geluidsscherm boven de omringende bomen zal uitkomen en met name in de winter geheel zichtbaar zal zijn.
2.2.1. Ter zitting is aan de hand van een getoonde luchtfoto van het perceel, waarop de aan te leggen geluidswal is geprojecteerd, gebleken dat de geluidswal door bomen blijft omringd en dat appellant vanuit zijn woning aan de [locatie] te [plaats] beperkt zicht heeft op één punt van de geluidswal met geluidsscherm. Voorts is ter zitting komen vast te staan dat tussen het desbetreffende gedeelte van de geluidswal en het perceel van appellant een aantal woningen en een rij bomen staan. Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen dat de afstand van het perceel van appellant en het perceel waarop de onderhavige bouwvergunning betrekking heeft ongeveer 340 meter bedraagt, is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat appellant vanuit zijn woning geen vrij, rechtstreeks zicht heeft op de op te richten schietbaan en geluidswal met geluidsscherm. Voorts is hij gezien deze afstand niet in zodanige nabijheid hiervan woonachtig dat hij op die grond als een belanghebbende omwonende kan worden beschouwd. De ruimtelijke uitstraling van het bouwplan kan dan ook niet dusdanig van betekenis worden geacht dat sprake is van een persoonlijk, hem in voldoende mate van andere omwonenden te onderscheiden, rechtstreeks belang. De niet nader onderbouwde stelling van appellant dat het verkeer op de Krommeweg ten gevolge van een toename van het aantal bezoekers van het jachtschietcentrum zal toenemen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Ook anderszins bestaat in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat zijn belangen rechtstreeks zijn betrokken bij het besluit tot verlening van de bouwvergunning.
Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat appellant geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Voorzitter, en mr. J.G. Treffers en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Bindels
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2007