In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres had een bijstandsuitkering ontvangen, maar deze werd ingetrokken en de kosten van bijstand werden teruggevorderd omdat zij gedurende een langere periode in het buitenland verbleef zonder dit tijdig te melden. Eiseres betoogde dat zij haar verblijf had gemeld en dat er sprake was van zeer dringende redenen om haar bijstandsrecht te handhaven. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij aan haar inlichtingenplicht had voldaan. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de verweerder voor de periode waarin eiseres recht op bijstand had, maar handhaafde de terugvordering en de boete, zij het gematigd tot 50% van het netto benadelingsbedrag. De rechtbank oordeelde dat de verweerder bevoegd was om de bijstandsverlening te herzien en dat er geen sprake was van reformatio in peius. De rechtbank stelde de netto-terugvordering vast op € 4.042,41 en de boete op € 2.030,00. Tevens werd bepaald dat de verweerder het griffierecht van eiseres diende te vergoeden en dat de proceskosten tot een bedrag van € 1.960,00 aan eiseres moesten worden betaald.