Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Zittingsplaats Dordrecht
Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 14/4547
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 oktober 2015 als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen
[naam] , te Dordrecht, verzoekster,
gemachtigde: mr. T.M. Briggeman,
en
het Drechtstedenbestuur, verweerder,
gemachtigde: M. de Wolf.
Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekster een boete van € 5.270,- opgelegd.
Bij besluit van 30 mei 2014 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het tegen dit besluit door verzoekster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen bestreden besluit 1 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 14 januari 2014 (bestreden besluit 2) heeft verweerder de boete nader vastgesteld op € 2.640,- en € 974,- aan proceskosten vergoed.
Het ingestelde beroep wordt mede gericht geacht tegen bestreden besluit 2.
De zaak is op de zitting van 10 april 2015 gevoegd behandeld met de zaak ROT 14/4548. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting is het onderzoek geschorst.
Bij besluit van 11 mei 2015 heeft verweerder het primaire besluit herroepen, in die zin dat aan eiseres geen boete maar een waarschuwing wordt opgelegd.
Bij brief van 2 juni 2015 heeft verzoekster het beroep ingetrokken en op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht verweerder bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de proceskosten (4,5 punt; voor het maken van bezwaar, het bijwonen van de hoorzitting, het indienen van beroep, het bijwonen van de zitting en een schriftelijke zienswijze na bestuurlijke lus) en het vergoeden van de door verzoekster te betalen eigen bijdrage.
Verweerder is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Nadat partijen toestemming hebben verleend voor het achterwege laten van een nadere zitting, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Na de sluiting van het onderzoek zijn de gevoegde zaken gesplitst.
Overwegingen
1. Verweerder heeft bij besluit van 11 mei 2015 het primaire besluit herroepen en verzoekster een waarschuwing opgelegd. Hiermee komt de opgelegde boete te vervallen.
2. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank een bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen, indien daarom bij de intrekking van het beroep wordt verzocht en verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen.
3. In zijn uitspraak van 28 augustus 2007 (ECLI:NL:CRVB:2007:BB3311) heeft de Centrale Raad van Beroep (de Raad) overwogen dat een verzoek om toepassing van artikel 8:75a van de Awb als regel dient te worden ingewilligd op grond van het enkele feit dat het bestuursorgaan aan de betrokkene is tegemoetgekomen. Een uitzondering kan slechts worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden. Het onverplicht en bij wege van coulance tegemoetkomen levert in beginsel geen bijzondere omstandigheid op. De Raad heeft hierbij verwezen naar zijn uitspraak van 16 mei 2006 (ECLI:NL:CRVB:2006: AX6776). Uit deze uitspraak volgt dat sprake kan zijn van een bijzondere omstandigheid indien de noodzaak om beroep (of hoger beroep) in te stellen uitsluitend is te wijten aan de handelwijze van de betrokkene zelf.
4. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke bijzondere omstandigheid zich in dit geval voordoet. Had verzoekster tijdig aan de verzoeken van verweerder voldaan en niet pas in beroep ROT 14/4548 (partijen bekend) de gevraagde bankafschriften verstrekt, dan had dit eerder tot een voor verzoekster gunstig besluit omtrent de boete kunnen leiden.
5. Het verzoek om toepassing van artikel 8:75a van de Awb wordt afgewezen.
Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, voorzitter, en mr. A.M.E.A. Neuwahl en mr. I.S. Vreken-Westra, leden, in aanwezigheid van J. Bijleveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.