ECLI:NL:RBROT:2015:660

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
ROT 14-1928
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van Wwb-uitkering wegens niet opgegeven inkomsten uit krantenbezorging

In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de Wwb-uitkering van eisers door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland. De rechtbank Rotterdam heeft op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in deze zaak. Eisers ontvingen sinds 2 juni 2004 een Wwb-uitkering naar de norm voor gehuwden. De uitkering werd per 1 januari 2008 ingetrokken omdat eiser in elk geval sinds die datum kranten bezorgde en deze inkomsten niet had opgegeven. Verweerder concludeerde dat er geen recht op bijstand bestond, omdat eisers niet de gevraagde bewijsstukken van hun inkomsten en bankafschriften hadden overgelegd. De rechtbank oordeelde dat eisers inbreuk hadden gemaakt op hun inlichtingenplicht en dat verweerder gerechtigd was om de Wwb-uitkering in te trekken en de ten onrechte verstrekte bijstand terug te vorderen. De rechtbank vond geen dringende redenen om van terugvordering af te zien. Het beroep van eisers werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 14/1928

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 februari 2015 in de zaak tussen

[naam] (eiser) en [naam] (eiseres), te [adres], eisers,

gemachtigde: mr. M.M. van Daalhuizen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland, verweerder,
gemachtigde: mr. A. Blok.

Procesverloop

Bij besluit van 1 augustus 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) die eisers ontvingen met ingang van 1 januari 2008 ingetrokken en de ten onrechte aan eisers verstrekte Wwb-uitkering over de periode van 1 januari 2008 tot en met 15 april 2013 ten bedrage van € 93.541,55 teruggevorderd.
Bij besluit van 30 januari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2014. Eisers is verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Voorts is hun zoon [naam] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is namens verweerder verschenen R.M.A. Desain.

Overwegingen

1. Sinds 2 juni 2004 hebben eisers een Wwb-uitkering naar de norm voor gehuwden ontvangen. Bij brief van 4 april 2013 is eiser in verband met een onderzoek naar de rechtmatigheid van de aan eisers verstrekte Wwb-uitkering uitgenodigd voor een gesprek op 5 april 2013. Het gesprek heeft op 5 april 2013 plaatsgevonden.
Bij brief van 8 april 2013 zijn eisers uitgenodigd voor een gesprek op 16 april 2013 en werd hen verzocht om een aantal stukken, zoals bewijzen van inkomsten uit arbeid, alle originele rekeningafschriften van eisers en hun kinderen, te overleggen. In deze brief zijn eisers voorts gewezen op hun inlichtingenplicht als vermeld in artikel 17 van de Wwb. Eisers zijn zonder voorafgaand bericht niet verschenen op het gesprek en hebben de gevraagde gegevens niet overgelegd.
Gelet daarop is bij besluit van 17 april 2013 de Wwb-uitkering met ingang van 16 april 2013 opgeschort. In deze brief zijn eisers uitgenodigd voor een gesprek op 23 april 2013. Voorts is eisers verzocht de in de brief vermelde gegevens, waarom ook reeds in de brief van 8 april 2013 is verzocht, tijdens dit gesprek te overleggen. Eisers zijn verschenen en hebben diverse documenten overgelegd.
Op 18 juni 2013 is de rapportage Bijzonder onderzoek afgerond.
Bij het primaire besluit is de Wwb-uitkering van eisers vanaf 1 januari 2008 ingetrokken en is de ten onrechte verstrekte bijstand over de periode van 1 januari 2008 tot en met 15 april 2013, ten bedrage van € 93.541,55, van eisers teruggevorderd omdat het recht op bijstand vanaf 1 januari 2008 niet kan worden vastgesteld. Volgens verweerder blijkt uit de rapportage Bijzonder onderzoek dat eiser in elk geval vanaf 1 januari 2008 werkzaamheden heeft verricht en dat hij van deze werkzaamheden geen opgave heeft gedaan aan verweerder. Er is concrete en objectieve twijfel over de rechtmatigheid van de aan eisers verstrekte Wwb-uitkering, in elk geval vanaf 1 januari 2008. Ook hebben eisers nagelaten om de verzochte bewijsstukken van hun inkomsten en bankafschriften (volledig) over te leggen en hebben eisers nagelaten om van één bankrekening opgave te doen aan verweerder.
Het bezwaar van eisers tegen dit besluit is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard, onder verbetering van de juridische grondslag, zoals opgenomen in het verweerschrift van 7 oktober 2013.
2. Eiser heeft aangevoerd dat hij geen inkomsten heeft gehad uit een krantenwijk. Eiser hielp zijn zoon wel eens bij zijn krantenwijk door 's ochtends de kranten op te halen bij het uitdeelpunt. Zijn zoon liep vervolgens de krantenwijk. Eiser heeft nooit een vergoeding ontvangen of bedongen en hij meende dat hij hiervan geen melding hoefde te maken bij verweerder. Zelfs als verweerder terecht zou stellen dat hij op geld waardeerbare arbeid heeft verricht die hij had behoren te melden, dan is dat voor verweerder nog geen reden om de uitkering geheel in te trekken en terug te vorderen. Verweerder had de inkomsten moeten korten op de uitkering. Eisers betwisten dat niet alle gegevens zijn overgelegd. Er worden afschriften van bankrekeningen van hun zoon gevraagd die zelfstandig woont en niets met verweerder van doen heeft. Er worden tevens rekeningafschriften gevraagd van een andere zoon die al geruime tijd gedetineerd is. Bovendien zijn de bankafschriften over een dergelijke lange periode niet meer beschikbaar in internetbankieren. Er moeten dus afschriften worden opgevraagd bij de bank. De kosten daarvan kan eiser niet betalen.
Ter zitting hebben eisers medegedeeld dat sprake was van vier tot vijf krantenwijken. Als eiser zijn zoon hielp met de krantenwijken kreeg hij daarvoor van zijn zoon € 80,- tot
€ 100,- per maand.
3. In artikel 17, eerste lid, van de Wwb is bepaald dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten of omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
In artikel 54, derde lid, van de Wwb is bepaald dat het college een besluit tot toekenning van bijstand herziet, dan wel een besluit tot toekenning van bijstand intrekt, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
In artikel 58, eerste lid, van de Wwb is bepaald dat het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terugvordert voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid.
In het achtste lid is bepaald dat indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
4.1
De rechtbank overweegt dat uit de rapportage Bijzonder onderzoek van verweerder blijkt dat de depothouder en de voormalige depothoudster hebben verklaard dat eiser zeker al sinds 2008 krantenbezorger is. De depothouder heeft verklaard dat eiser in 2008 al kranten liep samen met zijn zoon en dat de wijken die eiser op dit moment loopt op naam van zijn zoon staan. Er staan twee ochtendwijken en drie middagwijken op naam van Ali en de depothouder heeft tegen eiser gezegd dat hij onder zijn eigen naam moet gaan werken. De voormalige depothoudster heeft eveneens verklaard dat eiser werkt onder contracten die op naam van zijn zoons staan en dat dit al jaren zo gaat. Zij heeft tevens verklaard dat eiser altijd kranten heeft gelopen, ook wanneer zijn zoons ontslagen waren.
Ook hebben de bijzonder controleurs van verweerder eiser op 28 maart 2013 zien vertrekken met zijn fiets, op weg naar het depot. Bij het depot hebben zij hem gezien terwijl hij bezig was met het dragen van pakketten kranten, en vervolgens zagen zij hem met kranten op de fiets weer vertrekken. Daarna hebben zij hem kranten zien bezorgen.
Uit een buurtonderzoek blijkt dat de buurtbewoners eiser kennen als degene die 's morgens en 's middags kranten bezorgt. Een buurtbewoner die er 5 à 6 jaar woont verklaart dat eiser continu kranten bezorgt, dat hij er de hele dag mee bezig is en dat hij dat in ieder geval doet vanaf het moment dat de buurtbewoner er woont. Een andere buurtbewoonster die er 9 jaar woont verklaart dat eiser ’s ochtends en ’s middags kranten loopt, in ieder geval sinds zij er woont. Een buurtbewoner die er al meer dan 10 jaar woont zegt dat eiser zeker al 6 jaar kranten bezorgt en dat zijn oudste zoons ook wel eens kranten liepen maar dat ze dat al enige tijd niet meer doen.
Nu in elk geval uit de verklaringen van de depothouder en de voormalige depothoudster blijkt dat eiser sinds 2008 kranten bezorgt en uit het buurtonderzoek volgt dat hij zeker sinds 2008 maar wellicht nog langer kranten bezorgt, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser in elk geval sinds 1 januari 2008 kranten bezorgt .
Tijdens het gesprek op 5 april 2013 en ter zitting heeft eiser erkend dat hij inkomsten heeft ontvangen uit de krantenwijken. De rechtbank overweegt dat eiser deze inkomsten niet heeft doorgegeven aan verweerder zodat hij de inlichtingenplicht van artikel 17 Wwb heeft geschonden.
4.2
Ter zitting hebben eisers medegedeeld dat sprake is van 4 tot 5 krantenwijken per dag. In het dossier bevinden zich een loonstrookje van zoon[naam] waarop een loon van De Persgroep Distributie BV (Persgroep) van netto € 791,22 is vermeld voor de 4-weken-periode van 20-6 tot 13-7-2011 (periode 7) en enkele bankafschriften van zoon Ali waarop loonstortingen van Persgroep zijn vermeld van € 1.116,24 (periode 10) en € 953,75 (periode 11). Zoon [naam]heeft ter zitting bevestigd dat de inkomsten uit de krantenwijken tussen de € 800,-- en € 1.100,-- per 4 weken bedroegen. Uit de rapportage Bijzonder onderzoek komt naar voren dat eiser sedert 2008 op structurele basis kranten bezorgt. Van incidentele hulp aan de zoons is geen sprake. Veeleer kan worden aangenomen, gelet ook op de verklaringen van de depothouder en de voormalige depothoudster, dat het contract met de bezorgdienst bewust op naam van de zoon(s) is gezet. Met de inkomsten die eiser heeft genoten, of kon genieten, vanwege het bezorgen van kranten etc. dient naar het oordeel van de rechtbank rekening gehouden te worden.
4.3
Eisers hadden een overzicht van de inkomsten uit de krantenwijk dienen over te leggen, maar dat hebben zij niet gedaan. Uit de stukken blijkt voorts dat verweerder de afschriften van al hun bankrekeningen en de bankrekeningen van hun kinderen vanaf 1 januari 2008 heeft opgevraagd, maar dat eisers niet alle rekeningafschriften hebben verstrekt. Gelet daarop heeft verweerder ook op die manier geen overzicht kunnen krijgen van de hoogte van de inkomsten van eiser. Eisers zijn van mening dat de bankafschriften van hun zoon Ali niet hadden mogen worden opgevraagd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het opvragen van de afschriften van de rekening van Ali noodzakelijk was, omdat het contract van de krantenwijken op naam van [naam] stond en het loon naar zijn bankrekening werd overgemaakt, terwijl aannemelijk is dat de kranten niet of niet alleen door Ali werden bezorgd, maar (grotendeels) door eiser.
4.4
Bij de beoordeling van de vraag of en zo ja, in welke mate de belanghebbende in een concreet geval verplicht is gegevens te verstrekken geldt op grond van vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 maart 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH7290) dat de gemaakte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer niet onevenredig mag zijn aan het met de verstrekking van de gegevens nagestreefde doel en dat dit doel niet op een minder ingrijpende wijze moet kunnen worden bereikt. In deze uitspraak is eveneens vermeld dat naar vaste rechtspraak het college in het kader van het onderzoek naar het recht op bijstand van de belanghebbende in beginsel gerechtigd is inzage te verlangen in de bankafschriften over de laatste drie maanden. Indien op basis van concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of de volledigheid van de door de betrokkene over zijn financiële situatie verstrekte inlichtingen, en op basis daarvan twijfel bestaat aan de rechtmatigheid van de verleende uitkering, is het college gerechtigd een gericht onderzoek te doen en in dat kader zo nodig inzage in de bankafschriften over een verder in het verleden liggende periode afschriften te verlangen.
Gelet op het feit dat eisers niet zelf inzicht hebben gegeven in de hoogte van de inkomsten van eiser over de periode vanaf 1 januari 2008 door bijvoorbeeld het verstrekken van een overzicht van die inkomsten, is sprake van onduidelijkheid over de hoogte van de inkomsten vanaf 1 januari 2008. Als gevolg daarvan staat niet vast dat recht bestaat op bijstand over de periode vanaf die datum, zodat verweerder gerechtigd was rekeningafschriften van eisers en zijn zoons op te vragen over die periode.
4.5
Eisers stellen dat de nog ontbrekende afschriften moeten worden opgevraagd bij de betrokken banken en ze de kosten die dat met zich brengt niet kunnen betalen. De rechtbank verwerpt dit betoog. Nu verweerder, zoals hiervoor is overwogen, gerechtigd was om rekeningafschriften van eisers en zijn zoons op te vragen over de periode vanaf 1 januari 2008 zijn eisers gehouden om die afschriften te verstrekken. Dat zij kennelijk niet meer over die afschriften beschikken en voor het opvragen daarvan kosten moeten betalen komt voor hun risico. Overigens blijkt uit de stukken dat ook recente rekeningafschriften niet zijn overgelegd, die via internetbankieren kunnen worden uitgeprint, zodat dit geen kosten voor eisers met zich brengt.
4.6
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder terecht de Wwb-uitkering van eisers heeft ingetrokken per 1 januari 2008 en de over de periode van 1 januari 2008 tot en met 15 april 2013 verstrekte bijstand van eisers heeft teruggevorderd. Niet gebleken is van dringende redenen om van terugvordering af te zien.
5. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep van eisers is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.M. Bancken, voorzitter, en mr. D. Brugman en mr. A.M.E.A. Neuwahl, leden, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.