1.2.De bezwaararbeidsdeskundige heeft in haar rapportage van 25 juni 2014 geconcludeerd af te wijken ten aanzien van het door de primaire arbeidsdeskundige ingenomen standpunt dat het spoor-2-traject niet is gecontinueerd. Het traject is gestart in juni 2013 en aantoonbaar voortgezet in oktober 2013. Dit leidt echter niet tot een andere conclusie omdat eiseres ten onrechte heeft afgezien van een professioneel mediation-traject. De bedrijfsarts heeft eiseres diverse malen, op 24 april 2013, 15 (rechtbank: 14) mei 2013, 25 juni 2013 en 2 augustus 2013, geadviseerd tot oplossing van het conflict te komen. Op 2 augustus 2013 heeft de bedrijfsarts expliciet de inzet van een onafhankelijke gespreksleider/mediator genoemd. De werkgever stelt dat de werknemer met een forse ontslagvergoeding uit dienst wilde gaan en dat inzet van mediation daarom geen zin had. De bezwaararbeidsdeskundige concludeert dat hoewel de bedrijfsarts van mening was dat een terugkeer in spoor 1 niet wenselijk was, dit niet wegneemt dat mediation had kunnen bijdragen aan het bereiken van een voor beide partijen acceptabele oplossing. De werkgever had hiertoe het initiatief moeten nemen.
2. Eiseres heeft in beroep – kort samengevat – aangevoerd dat het primaire besluit I, waarin een loonsanctie is opgelegd, prematuur en onrechtmatig is. Ten aanzien van het primaire besluit II, waarbij na een inhoudelijke beoordeling een loonsanctie is opgelegd, stelt eiseres zich op het standpunt dat mediation niet van haar verlangd kon worden en ook geen enkele zin had. Het doel van de werknemer was de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een vertrekregeling, waartoe eiseres niet bereid was.
3. Op grond van artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), voor zover hier van belang, verlengt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens de werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek indien bij de behandeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 64 en de beoordeling, bedoeld in artikel 65 blijkt dat die werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de bedoelde verplichtingen of re-integratie-inspanningen kan herstellen. Het tijdvak bedoeld in de eerste zin, is ten hoogste 52 weken.
Op grond van artikel 65 van de Wet WIA gaat de aanvraag voor een uitkering op grond van deze wet vergezeld van een re-integratieverslag als bedoeld in artikel 25, derde lid. Het UWV beoordeelt of de werkgever en de verzekerde dan wel de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Ziektewet en de personen, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, van die wet, die laatstelijk tot hem in dienstbetrekking stonden in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen, die zijn verricht.
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter (Besluit van 3 december 2002, Stcrt. 2002, 236, gewijzigd bij Besluit van 17 oktober 2006, Stcrt. 2006, 224; hierna: de Beleidsregels) heeft het UWV een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
Volgens de Beleidsregels staat bij de beoordeling van het re-integratietraject het bereikte resultaat voorop. Van een bevredigend resultaat is sprake als gekomen is tot een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer. Indien verweerder het resultaat niet bevredigend acht, zal volgens de Beleidsregels bij de beoordeling dienen te worden gekeken naar datgene wat door de werkgever en werknemer daadwerkelijk is ondernomen. Indien er geen bevredigend re-integratieresultaat is bereikt, maar verweerder de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader wel voldoende acht, wordt geen loonsanctie opgelegd. Dat is evenmin het geval als verweerder de re-integratie-inspanningen weliswaar onvoldoende acht, maar tot het oordeel komt dat de werkgever daarvoor een deugdelijke grond heeft. In onder meer zijn uitspraken van 28 oktober 2009 en 18 november 2009 (te vinden op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:CRVB:2009:BK1570 en ECLI:NL:CRVB:2009:BK3717) heeft de Centrale Raad van Beroep dit beleid als niet onredelijk beoordeeld. 4. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, nu zij het advies van de bedrijfsarts om mediation in te zetten niet heeft gevolgd.