7.2Anders dan eiseres stelt, leidt het door eiseres ingewonnen juridische advies van [b] van 26 april 2011, waarin volgens eiseres werd geconcludeerd dat bij het aanbod van eiseres geen sprake zou zijn van het aanbieden van krediet, niet tot de conclusie dat eiseres van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt. Als professionele marktdeelnemer heeft eiseres een eigen verantwoordelijkheid om zich aan de wet te houden en dient zij een door haar ingewonnen advies kritisch te bezien en bij twijfel een second opinion aan te vragen of nadere inlichtingen in te winnen bij de AFM, ook als deze adviezen afkomstig zijn van advocaten. Nu in het advies staat vermeld dat de AFM de praktijk van eiseres wellicht onwenselijk zal vinden en wegen zal proberen te vinden hier een einde aan te maken en in het advies verder niet is ingegaan op de verenigbaarheid van de activiteiten met de Wft, kan niet staande worden gehouden dat eiseres in dit kader heeft mogen vertrouwen op dit advies. Evenmin heeft eiseres terzake nadere inlichtingen ingewonnen bij de AFM.
8. De AFM heeft de boete gebaseerd op artikel 1:81, derde lid (na 1 augustus 2014 vernummerd naar het zesde lid), van de Wft. Daarbij heeft de AFM overwogen dat eiseres met de overtreding een voordeel heeft behaald dat groter is dan [bedrag 6]. Het door eiseres behaalde voordeel is berekend op basis van de bruto winst, te weten omzet verminderd met de kosten, vóór belastingen. Uit de door eiseres overgelegde stukken heeft de AFM geconcludeerd dat eiseres door de overtreding in de periode van 10 juni 2011 tot en met 2 mei 2012 inkomsten heeft verworven van circa [bedrag 1]. Hoewel uit de voorlopige jaarstukken naar voren komt dat eiseres over 2011 een verlies van [bedrag 2] en over 2012 een verlies van [bedrag 3] zou hebben geleden, meent de AFM dat eiseres niettemin een voordeel door de overtreding heeft genoten van meer dan [bedrag 6], nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar (reële) kosten meer bedroegen dan [bedrag 4] Eiseres heeft, ondanks uitdrukkelijk verzoek van de AFM, niet aannemelijk gemaakt dat de over 2011 en 2012 opgevoerde intra-concernkosten, in het bijzonder ‘consultation fees’ en ‘licence fees’, voor een bedrag van circa [bedrag 5], daadwerkelijk reële kosten zijn die in het kader van de overtreding zijn gemaakt.
De AFM acht het boetebedrag gelet op het bepaalde in artikel 5:46 van de Awb in overeenstemming met de duur, de aard en de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan eiseres kan worden verweten, waarbij de AFM in aanmerking neemt dat sprake is van een overtreding van een centrale verbodsbepaling, waarbij eiseres zich geruime tijd heeft onttrokken aan het doorlopende toezicht van de AFM. Dit toezicht heeft onder meer als doel om consumenten te beschermen. De overtreding is bovendien pas gestaakt nadat door de AFM een last onder dwangsom is opgelegd. De AFM ziet geen reden voor een verlaging van de boete wegens beperkte draagkracht, omdat eiseres onvoldoende gegevens heeft verstrekt om haar financiële positie adequaat te beoordelen en omdat met een lager bedrag het door eiseres behaalde voordeel niet wordt weggenomen.
9. De beroepsgronden dat de opgelegde boete niet gebaseerd kon worden op artikel 1:81, derde lid, van de Wft en deze niet evenredig is met de door eiseres begane overtreding en met haar financiële positie en in strijd met het gelijkheidsbeginsel is opgelegd, falen.