ECLI:NL:RBROT:2013:8801
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- T. Damsteegt
- L.A.C. van Nifterick
- J.L.S.M. Hillen
- Rechtspraak.nl
Oordeel over last onder dwangsom opgelegd door de Autoriteit Financiële Markten voor het aanbieden van krediet zonder vergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] (eiseres). De AFM had aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd, omdat zij zonder de vereiste vergunning krediet aanbood, in strijd met artikel 2:60, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop uiteengezet, waarbij het besluit van de AFM van 4 april 2012 en de daaropvolgende besluiten zijn besproken. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter had in april 2012 al een uitspraak gedaan die de last onder dwangsom schorste.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, ondanks aanpassingen in haar werkwijze, in de periode van 3 mei 2012 tot 11 mei 2012 nog steeds krediet aanbood zonder vergunning. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat haar activiteiten niet onder de definitie van krediet vielen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de strekking van de transacties die eiseres uitvoerde, wezenlijk was voor de beoordeling en dat deze kwalificeerden als krediettransacties. De rechtbank heeft ook het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel afgewezen, omdat de werkwijze van eiseres wezenlijk verschilde van die van andere partijen die vorderingen overnamen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de AFM terecht de last onder dwangsom heeft opgelegd en dat eiseres een dwangsom van € 32.000,- heeft verbeurd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de AFM. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.