In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en verweerder over de afwijzing van verzoeken om tegemoetkoming in faunaschade. Eiseres had schade geleden door brandganzen, kolganzen en grauwe ganzen op haar percelen blijvend grasland. De verweerder had de aanvragen afgewezen op basis van de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade, omdat de schade was aangericht op gronden waarvoor eiseres een pachtovereenkomst had met een particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie en de pachtprijs niet marktconform zou zijn. Eiseres voerde aan dat er geen wijziging was in haar situatie en dat de afwijzing onredelijk was, aangezien zij eerder wel tegemoetkomingen had ontvangen.
De rechtbank oordeelde dat de beleidswijziging van verweerder, die in 2013 was doorgevoerd, in beginsel niet onredelijk was, maar dat er een redelijke overgangstermijn moest zijn voor belanghebbenden om zich aan te passen aan het gewijzigde beleid. De rechtbank concludeerde dat verweerder deze overgangstermijn niet had geboden en dat de afwijzing van de aanvragen op dat punt niet kon worden tegengeworpen aan eiseres. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat de aanvragen ook op andere gronden terecht waren afgewezen.
De rechtbank oordeelde verder dat de ligging van de gronden in een beschermd natuurmonument een geldige reden was voor de afwijzing van de aanvragen. Eiseres had geen recht op een tegemoetkoming, omdat de regelgeving dit uitsloot. De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van het griffierecht aan eiseres, maar wees de proceskosten af. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.