ECLI:NL:RBROT:2015:2542

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2015
Publicatiedatum
10 april 2015
Zaaknummer
ROT 14-6329
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faunaschade en de gevolgen van beleidswijzigingen in de tegemoetkoming voor schade door beschermde diersoorten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en verweerder over de afwijzing van verzoeken om tegemoetkoming in faunaschade. Eiseres had schade geleden door brandganzen, kolganzen en grauwe ganzen op haar percelen blijvend grasland. De verweerder had de aanvragen afgewezen op basis van de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade, omdat de schade was aangericht op gronden waarvoor eiseres een pachtovereenkomst had met een particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie en de pachtprijs niet marktconform zou zijn. Eiseres voerde aan dat er geen wijziging was in haar situatie en dat de afwijzing onredelijk was, aangezien zij eerder wel tegemoetkomingen had ontvangen.

De rechtbank oordeelde dat de beleidswijziging van verweerder, die in 2013 was doorgevoerd, in beginsel niet onredelijk was, maar dat er een redelijke overgangstermijn moest zijn voor belanghebbenden om zich aan te passen aan het gewijzigde beleid. De rechtbank concludeerde dat verweerder deze overgangstermijn niet had geboden en dat de afwijzing van de aanvragen op dat punt niet kon worden tegengeworpen aan eiseres. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat de aanvragen ook op andere gronden terecht waren afgewezen.

De rechtbank oordeelde verder dat de ligging van de gronden in een beschermd natuurmonument een geldige reden was voor de afwijzing van de aanvragen. Eiseres had geen recht op een tegemoetkoming, omdat de regelgeving dit uitsloot. De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van het griffierecht aan eiseres, maar wees de proceskosten af. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 14/6329

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 april 2015 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

gemachtigde: W. Oudijk,
en

[verweerder], verweerder,

gemachtigde: mr. K. Habets.

Procesverloop

Bij besluiten van 10 april 2014 en 13 juni 2014 (de primaire besluiten) heeft verweerder twee verzoeken van eiseres om een tegemoetkoming in geleden faunaschade afgewezen.
Bij besluit van 5 augustus 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaarschriften van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2015. Namens eiseres zijn
W. Oudijk en E. Oudijk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door mr.drs. W. van Dijk.

Overwegingen

1. Op 28 maart 2014 en 30 mei 2014 heeft eiseres verzoeken om tegemoetkoming ingediend voor schade ter grootte van ongeveer € 25.000,- die brandganzen, kolganzen en grauwe ganzen hebben aangericht aan de percelen blijvend grasland van eiseres.
2. Verweerder stelt in het bestreden besluit dat de schade van eiseres niet voor tegemoetkoming in aanmerking komt op grond van het bepaalde in artikel 9, aanhef en onder i, onder II, van de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade (de Beleidsregels), omdat de schade is aangericht op gronden waarvoor eiseres met een particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie een pachtovereenkomst heeft afgesloten en niet kan worden gesproken van een marktconforme pachtprijs.
3. Eiseres voert aan dat verweerder tot 2014 wel de schade vergoedde, terwijl er niets is veranderd. Dat de hoogte van de pachtprijs voor verweerder een reden is om geen tegemoetkoming uit te keren, acht eiseres onbegrijpelijk. Vóór de extreme groei van de ganzenpopulatie heeft eiseres altijd goede opbrengsten op de gepachte gronden behaald. Het gegeven dat de gronden zijn gelegen in een natuurgebied, heeft het agrarisch gebruik nooit in de weg gestaan. De positie van eiseres is slechter dan die van agrariërs die gras verbouwen op gronden buiten een natuurgebied en wel een tegemoetkoming voor geleden schade ontvangen. Voorts bestrijdt eiseres dat zij geen marktconforme pachtprijs betaalt. De pachtprijs is conform de reguliere systematiek bepaald en bedroeg in 2014 € 7.684,62. Daarin is een korting opgenomen van € 150,- per hectare, omdat in de periode van 1 april tot 15 juni geen veldwerkzaamheden zijn toegestaan. Dat de pachtprijs hiermee niet meer marktconform zou zijn bestrijdt eiseres.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de omstandigheid dat eiseres voorheen wel een tegemoetkoming ontving voor faunaschade, te verklaren valt uit het feit dat pas sinds de Beleidsregels op 12 juni 2013 de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds (de Regeling) van maart 2002 hebben vervangen, wordt getoetst of eiseres een marktconforme pachtprijs betaalt en of er geen beperkingen gelden ten aanzien van het gebruik. Op grond van artikel 9, aanhef en onder i, aanhef en onder II, van de Regeling werd geen tegemoetkoming verleend indien schade was aangericht op gronden waarvoor met een natuurterreinbeherende instantie een pachtovereenkomst was gesloten en de pachtprijs lager was dan € 150,- per hectare per jaar. In het verweerschrift stelt verweerder dat de aanvragen van eiseres ook niet voor toewijzing in aanmerking komen vanwege de ligging van de gronden in een beschermd natuurmonument dan wel binnen een als Natura 2000 aangewezen gebied. Volgens verweerder was voorheen ten onrechte niet onderkend dat sprake is van als zodanig aangewezen gronden en dat eiseres om die reden niet in aanmerking kwam voor een tegemoetkoming. Verweerder stelt niet gehouden te zijn om een dergelijke fout te herhalen.
5.1.
Op grond van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet (Ffw) is er een Faunafonds, dat tot taak heeft het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten.
Op grond van artikel 84, eerste lid, van de Ffw wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
5.2.
Op grond van artikel 9, aanhef en onder i, aanhef en onder II en IV, van de Beleidsregels wordt geen tegemoetkoming verleend indien schade is aangericht op gronden:
II) waarvoor met een bij koninklijk besluit aangewezen particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie een erfpachtovereenkomst of pachtovereenkomst is gesloten, tenzij de aanvrager een marktconforme vergoeding betaalt en aan de gronden geen beperkingen in het landbouwkundig gebruik zijn verbonden, of
IV) welke in het kader van de Natuurbeschermingswet zijn aangewezen als beschermd natuurmonument.
6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 9 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2531, op grond van artikel 84, eerste lid, van de Ffw beoordelingsruimte toekomt. Ter invulling daarvan heeft verweerder in maart 2002 de Regeling vastgesteld. De Beleidsregels zijn op 12 juni 2013 in werking getreden en hebben de Regeling vervangen. Op 2 augustus 2014 is een nieuwe versie van de Beleidsregels in werking getreden.
7. Niet in geschil is dat verweerder in de Beleidsregels zijn beleid ten opzichte van de Regeling heeft aangescherpt door daarin neer te leggen dat aanvragen worden afgewezen als geen sprake is van een marktconforme vergoeding en als aan de gronden beperkingen in het landbouwkundige gebruik zijn gesteld. Evenmin is in geschil dat deze aanscherping van het beleid van verweerder ertoe heeft geleid dat de aanvragen van eiseres zijn afgewezen, terwijl zij op grond van de Regeling jarenlang wel in aanmerking kwam voor tegemoetkomingen. Eiseres heeft ter zitting gesteld deze beleidswijziging onredelijk te vinden nu voor haar de omstandigheden niet zijn gewijzigd, maar zij vanwege die wijziging wel wordt geconfronteerd met een aanzienlijke schadepost. De rechtbank acht het gewijzigde beleidsuitgangspunt van verweerder dat pachters van aangewezen particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties worden geacht het risico op het ontstaan van schade te hebben aanvaard als zij geen marktconforme vergoeding betalen of hebben ingestemd met beperkingen aan het landbouwkundige gebruik van de gronden, in beginsel niet onredelijk.
Een voorzienbaar gevolg van de beleidswijziging was echter dat verzoeken zoals die van eiseres, bij voor het overige gelijkblijvende omstandigheden, niet meer voor toewijzing in aanmerking zouden komen en dat de betrokken belanghebbenden de soms aanzienlijke schade waarvoor jarenlang een tegemoetkoming is betaald, voortaan geheel zelf zouden moeten dragen. De rechtbank is van oordeel dat in het licht van dat voorzienbare gevolg, in het kader van de beleidswijziging een redelijke overgangstermijn vereist is waarin belanghebbenden hun bedrijfsvoering, waar mogelijk, op het gewijzigde beleid af kunnen stemmen of andere voorzieningen kunnen treffen. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat een overgangstermijn is geboden van 12 juni 2013 tot oktober 2013, maar dit blijkt niet uit de tekst van de Beleidsregels en is ook niet aan de hand van de gevoerde praktijk aannemelijk gemaakt. Bovendien heeft verweerder niet toegelicht dat een overgangstermijn van vier maanden voldoende zou zijn. In het geval van eiseres is niet gebleken van toepassing van een overgangstermijn. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit onderdeel van de Beleidsregels niet aan eiseres heeft kunnen tegenwerpen. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd.
8. Om te komen tot een zo definitief mogelijke beslechting van het geschil, zal de rechtbank vervolgens de door verweerder in het verweerschrift aangedragen alternatieve afwijzingsgrond beoordelen. Volgens verweerder komen de aanvragen van eiseres namelijk evenmin voor toewijzing in aanmerking vanwege de ligging van de door haar gepachte gronden in een beschermd natuurmonument.
8.1.
De door eiseres gepachte gronden waarop zij stelt schade te hebben geleden, liggen in het gebied ‘De Korendijksche Slikken’ dat bij besluit van de toenmalige staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 23 maart 1978 is aangewezen als beschermd natuurmonument. Uit dat door verweerder overgelegde aanwijzingsbesluit blijkt dat het gebied toen onder meer is aangewezen, omdat het een belangrijk voedsel- en rustgebied was voor de destijds al in onder meer het Haringvliet in grote aantallen voorkomende ganzen. Bij besluit van 4 juli 2013 heeft de staatssecretaris van Economische Zaken het gebied ‘Haringvliet’ aangewezen als Natura 2000-gebied. Het gebied Haringvliet omvat onder meer het beschermde natuurmonument De Korendijksche Slikken. Op grond van artikel 15a, tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 vervalt een besluit tot aanwijzing als beschermd natuurmonument als het daarbij aangewezen gebied is aangewezen als Natura 2000-gebied. Op grond van het derde lid van dat artikel heeft de instandhoudingsdoelstelling voor het als Natura 2000-gebied aangewezen gebied, voor het gedeelte van het gebied waarop de aanwijzing als beschermd natuurmonument betrekking had, mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals bepaald in het vervallen besluit. Verder blijkt uit de nota van toelichting bij het besluit van 4 juli 2013 dat het gebied Haringvliet onder meer is aangewezen voor de grauwe gans, de kolgans en de brandgans, die in de aanvraag van eiseres als schadeveroorzakende soorten zijn genoemd. Wat betreft de brandgans zijn De Korendijksche Slikken in het aanwijzingsbesluit uitdrukkelijk genoemd als gebied van aanzienlijk belang.
Gelet op de ligging van de door eiseres gepachte gronden in een sinds 23 maart 1978 onder meer ten behoeve van de bescherming van ganzen beschermd natuurgebied, heeft verweerder zich, mede in het licht van het bepaalde in artikel 9, aanhef en onder i, aanhef en onder IV, van de Beleidsregels, niet ten onrechte in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat eiseres de door haar gestelde schade vanwege ganzen redelijkerwijs zelf moet dragen.
8.2.
Voor zover eiseres stelt dat sprake is van een onredelijke beleidswijziging en erop wijst dat zij in het verleden wel tegemoetkomingen heeft ontvangen, overweegt de rechtbank als volgt. Ook in de Regeling was de ligging van gronden in een beschermd natuurmonument grond voor afwijzing van verzoeken om een tegemoetkoming.
Dat betekent dat op dit punt van een beleidswijziging geen sprake is en dat eiseres onder de gelding van de Regeling evenmin in aanmerking kwam voor een tegemoetkoming.
Dat verweerder dat in eerdere besluiten niet heeft onderkend en eiseres in strijd met zijn beleid toch een tegemoetkoming heeft toegekend, betekent niet dat eiseres op grond van gerechtvaardigd vertrouwen recht heeft op een tegemoetkoming. Verweerder wijst in dit verband terecht op vaste rechtspraak van de Afdeling op grond waarvan hij niet gehouden is om in het verleden gemaakte fouten te herhalen. De rechtbank betrekt daarbij dat eiseres er op grond van de tekst van de Regeling bekend mee kon zijn, dat zij vanwege de ligging van de gronden in een beschermd natuurmonument geen aanspraak kon maken op een tegemoetkoming.
8.3.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder de aanvragen van eiseres terecht maar op onjuiste gronden heeft afgewezen. De door eiseres aangevoerde beroepsgronden over de marktconformiteit van de pachtprijs hoeven niet te worden beoordeeld, aangezien de hiervoor beoordeelde afwijzingsgrond het bestreden besluit zelfstandig kan dragen. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit zullen daarom in stand worden gelaten.
9. De rechtbank zal verweerder veroordelen tot vergoeding aan eiseres van het door haar betaalde griffierecht. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 328,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Frankruijter, voorzitter, en mr. A.G. van Malenstein en mr. F.A. Mulder, leden, in aanwezigheid van mr. J. Houtman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2015.
de griffier is buiten staat
deze uitspraak te ondertekenen
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.