ECLI:NL:RBROT:2015:2505

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
9 april 2015
Zaaknummer
10/690085-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedragen en horloge in Rotterdam

Op 8 april 2015 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van witwassen van een geldbedrag van € 30.000 en € 5.225, alsook een horloge van het merk Hublot. De verdachte werd op 13 februari 2014 betrapt toen hij een geldbedrag in een prullenbak in een café in Rotterdam gooide, net voordat de politie arriveerde. Tijdens de fouillering van de verdachte werd ook een bedrag van € 5.225 en het horloge aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het vermoeden van witwassen, aangezien de verdachte geen aannemelijke verklaring kon geven voor de herkomst van het geld en het horloge. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, maar de rechtbank verwierp dit argument. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de ondermijnende invloed van witwassen op de samenleving benadrukte. De rechtbank verklaarde het onder 2 ten laste gelegde feit niet bewezen en sprak de verdachte daarvan vrij, maar bevestigde de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit, namelijk het witwassen van de geldbedragen en het horloge.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/690085-14
Datum uitspraak: 8 april 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 maart 2015.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. J. Bonnes heeft gerekwireerd tot:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, nu er is gehandeld in strijd met de beginselen van een goede procesorde, in het bijzonder in strijd met het vertrouwensbeginsel. Het arrondissementsparket te Den Haag heeft reeds in 2013 naar het ten laste gelegde horloge (feit 1) en het ten laste gelegde geldbedrag (feit 2) onderzoek verricht, maar een vervolging voor witwassen is niet doorgezet. Hierdoor is er bij de verdachte het vertrouwen gewekt dat hij voor deze zaken niet meer zou worden vervolgd.
Beoordeling
Voor niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging is slechts plaats in uitzonderlijke gevallen. Een van die uitzonderlijke gevallen kan zich voordoen wanneer de officier van justitie tot vervolging overgaat terwijl bij de verdachte op grond van door het officier van justitie gedane - of aan deze toe te rekenen - toezeggingen, de gerechtvaardigde verwachting is gewekt dat hij niet zal worden vervolgd.
Dat van een zodanige toezegging sprake is, is gesteld noch gebleken.
Aan de enkele omstandigheid dat het onder feit 1 ten laste gelegde horloge en het onder feit 2 ten laste gelegde geldbedrag eerder is betrokken bij een (ander) onderzoek dat kennelijk niet tot vervolging heeft geleid, kan op geen enkele wijze de gerechtvaardigde verwachting worden ontleend dat een vervolging - voor altijd - van de baan is. Zeker niet wanneer de omstandigheden zijn gewijzigd zoals in het onderhavige geval.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
VRIJSPRAAK

Feit 2

Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Nu de officier van justitie dit ook heeft gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsman, zal dit oordeel niet nader worden gemotiveerd.
BEWIJS

Feit 1

1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Niet kan worden bewezen dat het in de tenlastelegging genoemde bedrag van € 30.000,-- aan de verdachte toebehoort. Daarnaast kan niet worden bewezen dat de ten laste gelegde geldbedragen (€ 30.000,-- en € 5.225,--) en het ten laste gelegde horloge direct of indirect afkomstig zijn uit een misdrijf.
2.
Beoordeling
2.1
Toebehoren voorwerpen
Op basis van de bewijsmiddelen, die als bijlage II aan dit vonnis zijn gehecht, wordt van het volgende uitgegaan.
Op 13 februari 2014 zijn de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar [naam café] op de [adres café] te Rotterdam gegaan teneinde een horecacontrole uit te voeren. Nadat de verbalisanten op het rolluik hadden gebonsd en hadden geroepen dat zij van de politie waren, zag verbalisant [verbalisant 1] door een kier van een rolluik de verdachte in het café bij de deur van het herentoilet staan, terwijl hij - druk gebarend en wijzend in de richting van de verbalisanten - in gesprek was met de eigenaar van het café. Vervolgens ging de verdachte het herentoilet binnen. Hierna opende de eigenaar van het café het rolluik. Enige minuten later constateerde verbalisant [verbalisant 1] dat het herentoilet op slot zat. Weer enige minuten daarna is de verdachte het herentoilet uitgelopen. De verbalisanten hebben vervolgens het herentoilet betreden en hebben in een prullenbak een geldbedrag van € 30.000,--, bestaande uit diverse coupures van € 50,-- en € 20,-- en - liggend tussen het geld - twee mobiele telefoons aangetroffen. In ieder geval één van deze mobiele telefoons was van de verdachte.
Gelet op deze feiten en omstandigheden en meer in het bijzonder dat:
 vanaf het moment dat de verdachte het herentoilet binnen is gegaan tot het moment waarop hij het toilet heeft verlaten geen ander persoon het herentoilet heeft betreden, noch heeft verlaten;
 in de prullenbak, tussen het aangetroffen geld, de telefoon van de verdachte is aangetroffen;
wordt vastgesteld dat de € 30.000,-- door de verdachte in de prullenbak is gegooid en derhalve aan de verdachte toebehoorde.
Dat de telefoon door de politie in de prullenbak is gegooid, zoals de verdachte bij de politie heeft gesuggereerd of dat deze juist op het moment dat de politie arriveerde de telefoon per ongeluk in de prullenbak is gevallen, zoals door de raadsman op de zitting naar voren is gebracht maken die vaststelling niet anders. Daarbij wordt vooropgesteld dat het door de raadsman op de zitting geschetste scenario en dat van de verdachte bij de politie elkaar uitsluiten. Daarenboven bestaat voor het scenario van de verdachte van boos opzet bij de politie geen enkel aanknopingspunt. Voor het door de raadsman ter zitting geschetste scenario ten slotte bieden zelfs de verklaringen van zijn cliënt geen basis.
Tijdens de insluitingsfouillering van de verdachte is verder een geldbedrag van € 5.225,-- (in zijn broekzak) en een horloge van het merk Hublot aangetroffen. Het aangetroffen horloge heeft het openbaar ministerie laten taxeren bij een juwelier, die het horloge heeft geschat op een handelswaarde van € 10.500,--.
2.2
Witwassen voorwerpen
De vraag die vervolgens voorligt is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de geldbedragen (€ 30.000,-- en € 5.225,--) en het horloge.
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan, in een geval zoals dat zich hier voordoet, waarin geen direct bewijs voor inkomsten uit brondelicten aanwezig is, witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld of de goederen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
De toetsing door de zittingsrechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulks zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Die verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld of de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Het onderhavige verwijt zal aan de hand van dit toetsingskader worden beoordeeld.
2.2.1
Vermoeden van witwassen
Gelet op de volgende uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden is sprake van een vermoeden van witwassen:
 De verdachte heeft een geldbedrag van € 30.000,-- in een prullenbak in het herentoilet van een café gegooid op het moment dat de politie arriveerde.
 De verdachte heeft in 2010 € 14.659,48, in 2011 € 24.901,07, in 2012 € 10.504,45 en in 2013 € 6.798,66 meer uitgegeven dan wat hij uit bekende legale inkomsten heeft ontvangen, terwijl ook de inkomsten van de vriendin van de verdachte niet zodanig zijn geweest dat deze het voorhanden hebben van dergelijke geldbedragen en een dusdanig duur horloge kan verklaren.
Van de verdachte mag dan ook worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft aangaande het horloge en de geldbedragen die zijn aangetroffen.
2.2.2
Verklaringen herkomst geldbedragen en horloge
Ten aanzien van de in de prullenbak in het herentoilet aangetroffen geldbedrag van € 30.000,-- heeft de verdachte verklaard dat hij dit geld niet in de prullenbak heeft gegooid en dit geld ook niet aan hem toebehoort. Omtrent de herkomst van het geldbedrag van € 5.220,-- dat bij de verdachte tijdens zijn insluitingsfouillering is aangetroffen heeft de verdachte verklaard dat dit geld afkomstig is van de verkoop van zijn auto en derhalve een legale herkomst kent. Ten slotte heeft de verdachte over de herkomst van het bij hem aangetroffen horloge verklaard dat hij deze heeft aangeschaft/gewonnen tijdens het gokken.
Ten aanzien van de herkomst van de € 30.000,-- heeft de verdachte geen enkele verklaring gegeven. Over de verklaringen omtrent het geldbedrag van € 5.220,-- en het horloge wordt als volgt overwogen.
De verklaring van de verdachte dat het bij hem aangetroffen geldbedrag van € 5.220,-- afkomstig is uit de verkoop van een auto is niet nader onderbouwd met schriftelijke stukken en vindt daarnaast geen steun in het dossier. De enige verklaring in het dossier die de verklaring van de verdachte zou kunnen ondersteunen is de verklaring van [betrokkene]. Hij heeft verklaard dat hij de door de verdachte bedoelde auto op straat zag staan in Rotterdam West, een man heeft aangesproken en de auto vervolgens heeft gekocht voor een bedrag van € 20.000,--. De verdachte heeft over de verkoop van de auto verklaard dat hij via marktplaats in contact is gekomen met de verkoper en de auto voor € 22.000,-- heeft verkocht. Vastgesteld wordt dan ook dat de verklaring van [betrokkene] de verklaring van de verdachte op wezenlijke onderdelen niet ondersteunt. Op grond van het voorgaanden wordt de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven.
Over het horloge heeft de verdachte (ook) wisselende verklaringen afgelegd. Zo heeft hij tijdens zijn politieverhoor op 13 februari 2014 verklaard dat hij het horloge heeft gekocht voor € 2.000,-- à € 3.000,--, terwijl hij tijdens zijn verhoor op 15 september 2014 heeft verklaard dat hij het horloge heeft gewonnen tijdens het gokken. Daarnaast is door de raadsman van de verdachte op enig moment in een klaagschriftprocedure een betalingsbewijs overgelegd waaruit zou moeten blijken dat het horloge is gekocht voor € 14.250,--. Gelet hierop wordt ook de verklaring van de verdachte omtrent de herkomst van het horloge ongeloofwaardig geacht.
De verdachte heeft aldus geen aannemelijke verklaring gegeven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de geldbedragen en het horloge - ondanks het vermoeden van witwassen - toch een legale herkomst hebben. Dat betekent dat het niet anders kan dan dat deze goederen uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte daarvan wetenschap heeft gehad. Daarbij merkt de rechtbank op dat in het geval van het aanschaffen van een voorwerp met geld dat (onmiddellijk) van enig misdrijf afkomstig is - in dit geval: het horloge - sprake is van een voorwerp dat middellijk afkomstig is uit enig misdrijf.
3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.
Bewezenverklaring
Op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande en de overige redengevende inhoud van de bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden (als bijlage II aan dit vonnis gehecht) is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 13 februari 2014, te Rotterdam, onderstaande voorwerpen voorhanden heeft gehad, te weten
- een geldbedrag van 30.000 euro en
- een geldbedrag van 5.225 euro en
terwijl hij wist, dat die voorwerpen - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf
en
een horloge merk Hublot Geneve Big Bang Tuiga Yacht Club de Monaco Ltd
Edition voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp – middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
STRAFBAARHEID FEIT
1.
Standpunt verdediging
Subsidiair heeft de raadsman een beroep gedaan op een/de zogeheten kwalificatie-uitsluitingsgrond door aan te voeren dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, het enkel voorhanden hebben van goederen die uit eigen misdrijf afkomstig zijn onvoldoende is om te kwalificeren als witwassen. Het is, gelet op - onder meer - TCI-verbalen in het dossier waarin staat dat de verdachte zich bezighoudt met drugshandel, aannemelijk dat het geld afkomstig is uit eigen misdrijf.
2.
Beoordeling
2.1
Middellijk verkregen voorwerpen
Vooropgesteld wordt dat in de gevallen waarin sprake is van voorwerpen die ‘middellijk’ afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf doordat direct uit misdrijf afkomstige voorwerpen nadien zijn omgezet in andere voorwerpen, zich niet de situatie voordoet waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daardoor de uit dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig maakt aan het witwassen van die voorwerpen. Dat brengt mee dat er in beginsel geen grond is de door de raadsman aangevoerde rechtsregels (kwalificatie-uitsluitingsgrond) ook toe te passen op dergelijke gevallen, nu het automatisme dat deze rechtsregels beogen tegen te gaan, zich in die gevallen niet voordoet. (vgl HR 25 maart 2014 ECLI:NL:HR:2014:702)
Ten aanzien van het middellijk verkregen horloge zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die ertoe zouden dienen te leiden dat van deze hoofdregel zou moeten worden afgeweken. Het verweer wordt reeds hierom ten aanzien van het horloge verworpen.
2.2
Eigen misdrijf?
De kwalificatie-uitsluitingsgrond is overigens slechts aan de orde in het geval dat de verdachte voorwerpen heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl aannemelijk is dat die voorwerpen afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf (vgl. HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:14).
Daarvan is onder meer sprake als dit rechtstreeks voortvloeit uit de gebezigde bewijsvoering (vgl. HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2001). Ook zou daarvan sprake kunnen zijn wanneer dit voortvloeit uit de verklaringen van de verdachte zelf. Daarbij dient dan wel de eis te worden gesteld dat de verdachte met voldoende concretisering aangeeft van welk eigen misdrijf het voorwerp afkomstig is (vgl HR 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3618, rov. 2.3.2 sub (iii)).
3.
Conclusie
Uit de gebezigde bewijsvoering noch uit de verklaringen van de verdachte die door hem en op de zitting door de raadsman namens hem naar voren zijn gebracht bieden een (voldoende) basis voor de conclusie dat aannemelijk is dat de geldbedragen zoals in de bewezenverklaring zijn opgenomen afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Daarbij wreekt zich, net als hiervoor, dat ook op dit punt de verklaringen van de verdachte in het dossier en die van zijn raadsman op de zitting niet parallel lopen, hetgeen de aannemelijkheid daarvan geen goed doet.
Het bewezen feit levert op:
1.
witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van ruim 35.000 euro en een duur horloge. Door zijn handelen heeft hij kennelijk opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie willen onttrekken. De rechtbank acht dit een ernstig strafbaar feit. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
Op een dergelijk feit past een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de concrete straftoemeting is gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, meer in het bijzonder die voor fraude. Daarin staat dat bij fraude met een benadelingsbedrag gelegen tussen € 10.000,-- tot € 70.000,-- een gevangenisstraf van respectievelijk 2 tot 5 maanden als oriëntatiepunt voor straftoemeting geldt.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft gevorderd de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 2, 3 en 4 vermelde voorwerpen verbeurd te verklaren. Die verbeurdverklaring zal worden opgelegd als bijkomende straf voor feit 1. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en het onder 1 bewezenverklaarde feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.
Ten aanzien van het de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1 vermelde voorwerp zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, nu de verdachte heeft aangegeven dat dit geldbedrag niet aan hem toebehoort.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
  • verklaart verbeurdals bijkomende straf voor feit 1 de onder 2, 3 en 4 vermelde voorwerpen;
  • gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerktvan het onder 1 vermelde voorwerp.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. E. Fels en H.D. Overbeek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.A.J.A. Welten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 april 2015
De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I bij vonnis van 8 april 2015.

TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 februari 2014, te Rotterdam, althans in Nederland,
- van onderstaand(e) voorwerp(en) de werkelijke aard, de herkomst, de
vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld,
dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op onderstaand(e)
voorwerp(en) was of wie onderstaand(e) voorwerp(en) voorhanden had,
en/of
- onderstaand(e) voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of omgezet of van onderstaand(e) voorwerp(en)
gebruik heeft gemaakt,
te weten
- een geldbedrag van 30.000 euro en/of
- een geldbedrag van 5.225 euro en/of
- een horloge, merk Hublot Geneve Big Bang Tuiga Yacht Club de Monaco Ltd
Edition,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/die
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf;
(art. 420bis lid 1 sub a en/of b Wetboek van Strafrecht)
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 mei 2013, te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,,
althans in Nederland,
- van onderstaand(e) voorwerp(en) de werkelijke aard, de herkomst, de
vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld,
dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op onderstaand(e)
voorwerp(en) was of wie onderstaand(e) voorwerp(en) voorhanden had,
en/of
- onderstaand(e) voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of omgezet of van onderstaand(e) voorwerp(en)
gebruik heeft gemaakt,
te weten
- een geldbedrag van 10.000 euro,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/die
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf;
(art. 420bis lid 1 sub a en/of b Wetboek van Strafrecht)