2.2Eigen misdrijf?
De kwalificatie-uitsluitingsgrond is overigens slechts aan de orde in het geval dat de verdachte voorwerpen heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl aannemelijk is dat die voorwerpen afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf (vgl. HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:14). Daarvan is onder meer sprake als dit rechtstreeks voortvloeit uit de gebezigde bewijsvoering (vgl. HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2001). Ook zou daarvan sprake kunnen zijn wanneer dit voortvloeit uit de verklaringen van de verdachte zelf. Daarbij dient dan wel de eis te worden gesteld dat de verdachte met voldoende concretisering aangeeft van welk eigen misdrijf het voorwerp afkomstig is (vgl HR 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3618, rov. 2.3.2 sub (iii)). 3.
Conclusie
Uit de gebezigde bewijsvoering noch uit de verklaringen van de verdachte die door hem en op de zitting door de raadsman namens hem naar voren zijn gebracht bieden een (voldoende) basis voor de conclusie dat aannemelijk is dat de geldbedragen zoals in de bewezenverklaring zijn opgenomen afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Daarbij wreekt zich, net als hiervoor, dat ook op dit punt de verklaringen van de verdachte in het dossier en die van zijn raadsman op de zitting niet parallel lopen, hetgeen de aannemelijkheid daarvan geen goed doet.
Het bewezen feit levert op:
1.
witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van ruim 35.000 euro en een duur horloge. Door zijn handelen heeft hij kennelijk opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie willen onttrekken. De rechtbank acht dit een ernstig strafbaar feit. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
Op een dergelijk feit past een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de concrete straftoemeting is gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, meer in het bijzonder die voor fraude. Daarin staat dat bij fraude met een benadelingsbedrag gelegen tussen € 10.000,-- tot € 70.000,-- een gevangenisstraf van respectievelijk 2 tot 5 maanden als oriëntatiepunt voor straftoemeting geldt.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft gevorderd de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 2, 3 en 4 vermelde voorwerpen verbeurd te verklaren. Die verbeurdverklaring zal worden opgelegd als bijkomende straf voor feit 1. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en het onder 1 bewezenverklaarde feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.
Ten aanzien van het de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1 vermelde voorwerp zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, nu de verdachte heeft aangegeven dat dit geldbedrag niet aan hem toebehoort.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurdals bijkomende straf voor feit 1 de onder 2, 3 en 4 vermelde voorwerpen;
gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerktvan het onder 1 vermelde voorwerp.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. E. Fels en H.D. Overbeek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.A.J.A. Welten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 april 2015
De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.