In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de eigenaresse van een voormalig schoolgebouw, en de heffingsambtenaar van de gemeente Molenwaard. De zaak betreft de waardering van de onroerende zaak voor de onroerende-zaakbelastingen (OZB) en de toepassing van de kerkenvrijstelling zoals vastgelegd in artikel 220d van de Gemeentewet. Eiseres stelde dat de onroerende zaak in hoofdzaak bestemd was voor openbare erediensten en dat zij daarom recht had op de vrijstelling. De rechtbank oordeelde dat de activiteiten die in de onroerende zaak plaatsvinden, zoals crèche en Bijbelonderricht, niet kunnen worden aangemerkt als openbare erediensten. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak van de Hoge Raad en concludeerde dat de kerkenvrijstelling niet van toepassing was. Eiseres had de bewijslast om aan te tonen dat de vrijstelling van toepassing was, maar slaagde daar niet in. De rechtbank stelde de waarde van de onroerende zaak vast op € 325.000,-, lager dan de door de gemeente vastgestelde waarde van € 406.000,-. Daarnaast werd eiseres een schadevergoeding van € 500,- toegekend wegens de lange duur van de procedure, en werd het betaalde griffierecht van € 318,- vergoed. De rechtbank veroordeelde de gemeente Molenwaard in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 722,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.