ECLI:NL:RBROT:2014:7343

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 september 2014
Publicatiedatum
1 september 2014
Zaaknummer
ROT 13/7337
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op zorg en indicatie voor begeleiding in het kader van de AWBZ

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die lijdt aan verschillende psychische aandoeningen, en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Eiseres had verzocht om een indicatie voor persoonlijke verzorging en begeleiding op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het CIZ kende haar een indicatie voor begeleiding individueel klasse 2 toe, maar wees haar aanvraag voor persoonlijke verzorging af. Eiseres ging hiertegen in beroep, stellende dat haar beperkingen niet juist waren vastgesteld en dat zij recht had op meer zorg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres inderdaad beperkingen ondervindt door haar psychische aandoeningen, maar dat de indicatie voor begeleiding individueel voldoende was. De rechtbank oordeelde dat er voorliggende voorzieningen waren via de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) die de aanspraak op persoonlijke verzorging uitsloten. Eiseres had ook niet aangetoond dat de indicatie voor begeleiding onvoldoende was, en de rechtbank vond dat het CIZ zorgvuldig had gehandeld in de beoordeling van haar aanvraag.

De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit van het CIZ niet in strijd was met de rechten van eiseres en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank benadrukte dat de uitvoering van de zorg door het zorgkantoor moet plaatsvinden. Eiseres werd geadviseerd om bij problemen met de uitvoering van de zorg contact op te nemen met het zorgkantoor.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 13/7337

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 september 2014 in de zaak tussen

[naam], te [plaats], eiseres,

gemachtigde: mr. H. Halfers,
en

het Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder,

gemachtigde: mr. L.M.R. Kater.

Procesverloop

Bij besluit van 2 mei 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een indicatie voor
begeleiding individueel klasse 2 op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) toegekend per 2 mei 2013 tot 1 mei 2018 en haar aanvraag voor het overige afgewezen.
Bij besluit van 16 oktober 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2014. Eiseres is verschenen, vergezeld van [naam] en bijgestaan door haar gemachtigde en tolk M.A. Bodak. De gemachtigde van verweerder is met bericht niet verschenen.

Overwegingen

1.
Eiseres is gediagnosticeerd met chronische depressieve, obsessieve-compulsieve en psychotische stoornissen als gevolg waarvan zij beperkingen ondervindt. Zij woont samen met haar 13-jarige dochter.
Op 20 februari 2013 heeft eiseres verweerder verzocht om haar te indiceren voor begeleiding individueel, persoonlijke verzorging en behandeling op grond van de AWBZ.
2.
Eiseres betwist niet (langer) dat zij geen aanspraak heeft op behandeling op grond van de AWBZ. In geschil is of de indicatie voor de functie begeleiding individueel klasse 2 voor eiseres volstaat alsmede of verweerder eiseres terecht niet heeft geïndiceerd voor persoonlijke verzorging.
3.
Verweerder heeft aan de in bezwaar gehandhaafde toekenning een rapportage van S. Sayin van 8 april 2013 en een advies van medisch adviseur E. Sen van 30 september 2013 ten grondslag gelegd. Op basis daarvan heeft verweerder geconcludeerd dat klasse 2 voor de functie begeleiding individueel voor eiseres volstaat. Deze begeleiding is bedoeld voor het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur en het voeren van regie, 7 keer per week, tweemaal daags 15 minuten, in totaal 3,5 uur per week.
Begeleiding die erop gericht is terugval van eiseres te voorkomen en haar klachten te stabiliseren, is begeleiding die kan worden gegeven door een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige in het kader van de behandeling van eiseres door de GGZ‑instelling. Deze begeleiding wordt bekostigd via de Zorgverzekeringswet (Zvw). Daarmee is er een voorliggende voorziening voor deze begeleiding die vergoeding daarvan via de AWBZ uitsluit.
Begeleiding bij het meegaan naar artsen of specialisten, het afleggen van bezoeken of bij het naar buiten gaan, betreft begeleiding ten behoeve van maatschappelijke participatie. Eiseres kan op bekostiging van deze begeleiding aanspraak maken via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Hetzelfde geldt voor hulp in het huishouden of begeleiding daarbij. Ook hiervoor is dus een voorliggende voorziening die vergoeding daarvan via de AWBZ uitsluit.
Zo nodig kan eiseres begeleiding bij de opvoeding van haar dochter vragen bij Bureau Jeugdzorg. Ook in zoverre is sprake van een voorliggende voorziening.
Er is geen indicatie voor de functie persoonlijke verzorging nodig. De lichamelijke klachten van eiseres, die medisch niet kunnen worden geobjectiveerd, zijn van dien aard dat zij in staat moet zijn zichzelf te verzorgen, zo nodig met woningaanpassingen. Verder kan eiseres het innemen van haar medicatie waarborgen door deze door haar apotheek te laten uitzetten in een Baxter-systeem.
4.
Eiseres vindt de afgegeven indicatie onvoldoende. Zij is van mening dat verweerder haar beperkingen niet juist heeft vastgesteld en wijt dit aan onzorgvuldig onderzoek. Verweerder heeft volgens eiseres ten onrechte nagelaten informatie bij haar behandelaars op te vragen en om lichamelijk onderzoek te doen. Bovendien vindt eiseres het uit het oogpunt van haar geloof onzorgvuldig dat verweerder haar beperkingen heeft laten beoordelen door een mannelijke medisch adviseur.
Eiseres meent verder dat haar beperkingen zijn onderschat. Haar klachten zijn weliswaar nu in remissie, maar niet is uitgesloten dat die zullen verergeren als zij minder hulp krijgt. Ook heeft verweerder op onjuiste gronden aangenomen dat haar dochter haar zal helpen. Er kan van een minderjarige niet worden verwacht als mantelzorger te fungeren. Dat is in strijd met de rechten van het kind. Verder is onvoldoende rekening gehouden met haar fysieke klachten. Tot slot stelt eiseres dat niet duidelijk is hoe verweerder tot het toegekende aantal uren voor individuele begeleiding is gekomen.
5.
In artikel 2, eerste lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (Bza) is bepaald dat de verzekerde aanspraak heeft op zorg als omschreven in het Bza, behoudens voor zover het zorg betreft die kan worden bekostigd op grond van een andere wettelijke regeling. Blijkens de Nota van Toelichting van het Bza wordt hiermee beoogd de afbakening te regelen van de zorg die op grond van andere wettelijke regelingen (de zogenaamde ‘voorliggende voorzieningen’) kan worden bekostigd.
In artikel 2, derde lid, van het Bza is bepaald dat verzekerde aanspraak heeft op zorg als omschreven in het Bza, voor zover verzekerde gelet op zijn behoefte en uit het oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs daarop is aangewezen.
Artikel 4 van het Bza bepaalt dat persoonlijke verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid.
Artikel 6, eerste lid, van het Bza bepaalt dat begeleiding omvat activiteiten aan verzekerden met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van:
a. de sociale redzaamheid,
b. het bewegen en verplaatsen,
c. het psychisch functioneren,
d. het geheugen en de oriëntatie, of
e. die matig of zwaar probleemgedrag vertonen.
Op grond van het tweede lid zijn de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en strekken tot voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing van de verzekerde.
Het derde lid bepaalt dat de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, bestaan uit:
a. het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen,
b. het ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of
c. het overnemen van toezicht op de verzekerde.
6.
In de bezwaarprocedure heeft verweerder een medisch adviseur om advies gevraagd. De medisch adviseur is bij de hoorzitting aanwezig geweest en heeft eiseres bij die gelegenheid bevraagd. Voorts heeft hij de door eiseres ingebrachte informatie bij zijn advies betrokken en heeft hij nadere informatie bij de behandelaars van eiseres opgevraagd, namelijk de huisarts, de fysiotherapeut en de psychotherapeut.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de medisch adviseur, gelet op de ontvangen informatie van drie behandelaars van eiseres, in redelijkheid kunnen afzien van het instellen van een eigen nader lichamelijk onderzoek. Nu geen lichamelijk onderzoek is verricht, ziet de rechtbank voorts niet in dat verweerder omwille van de religieuze overtuiging van eiseres gehouden was de medische beoordeling aan een vrouwelijke adviseur over te laten.
7.
De medisch adviseur concludeert in zijn advies van 30 september 2013 dat de grondslag en beperkingen zoals die door de indicatiemedewerker ten behoeve van het primaire besluit zijn vastgesteld, juist zijn. Nu niet is gebleken dat het advies op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en voorts niet gezegd kan worden dat het advies niet concludent is of anderszins onjuist, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen en conclusies van de medisch adviseur. Eiseres heeft haar stelling dat haar beperkingen zijn onderschat, niet onderbouwd met medische stukken.
8.
Eiseres betwist niet dat voor de door verweerder in het bestreden besluit genoemde vormen van begeleiding voorliggende aanspraken zijn op grond van Zwv en Wmo, zodat verweerder daarvoor geen indicatie kon afgeven. De aan eiseres toegekende klasse voor individuele begeleiding waarborgt dat er iedere dag iemand tweemaal een kwartier bij haar komt kijken en met haar bespreekt wat te doen. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat, met de overigens aan te vragen hulp op grond van de Zvw en de Wmo, die toekenning onvoldoende is. De enkele omstandigheid dat verweerder eerder aan eiseres meer uren voor deze functie heeft toegekend is daarvoor onvoldoende.
9.
Op grond van de conclusies van de medisch adviseur over de beperkingen van eiseres heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank voorts op goede gronden op het standpunt gesteld dat geen aanspraak bestond op een indicatie voor persoonlijke verzorging. Anders dan eiseres lijkt te veronderstellen, verwacht verweerder niet van eiseres dat zij een beroep doet op haar dochter voor (een deel van haar) persoonlijke verzorging. Het bestreden besluit is dan ook niet in strijd is met de rechten van het kind. Dat eiseres zich feitelijk toch door haar dochter laat wassen, maakt dit niet anders.
10.
Ter voorlichting van eiseres overweegt de rechtbank nog dat de afgegeven indicatie alleen maar een aanspraak geeft op zorg. De uitvoering van de geïndiceerde zorg geschiedt door tussenkomst van het zorgkantoor. Indien eiseres daarbij problemen ondervindt omdat de geïndiceerde zorg niet daadwerkelijk wordt verstrekt, doet zij er verstandig aan zich tot het zorgkantoor te wenden.
11.
Het beroep is ongegrond.
12.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, voorzitter, en mr. A. van Gijzen en
mr. M.J.S. Korteweg-Wiers, leden, in aanwezigheid van mr. M. Lammerse, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 september 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.