In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw met een complexe zorgvraag, en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een indicatie voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), waarbij zij aanspraak maakte op persoonlijke verzorging en begeleiding. De rechtbank behandelt de zaak naar aanleiding van een aantal besluiten van het CIZ, waarbij de indicatie voor zorg in eerste instantie was toegekend, maar later was gewijzigd en gedeeltelijk afgewezen.
Eiseres, die lijdt aan schizofrenie en andere somatische problemen, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het CIZ. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit 2, dat de eerdere besluiten vervangt, op goede gronden is genomen. De rechtbank concludeert dat de zorgbehoefte van eiseres correct is vastgesteld, en dat de indicatie voor begeleiding individueel klasse 2 en persoonlijke verzorging klasse 1 adequaat is. De rechtbank wijst erop dat eiseres onvoldoende medische onderbouwing heeft geleverd voor haar stelling dat zij meer zorg nodig heeft dan is toegekend.
De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk, omdat eiseres geen zelfstandig belang heeft bij vernietiging daarvan. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 wordt ongegrond verklaard. De rechtbank bepaalt dat het CIZ het door eiseres betaalde griffierecht van € 44,- moet vergoeden en veroordeelt het CIZ in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3,08. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.