ECLI:NL:RBROT:2014:5915
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en procedurele zorgvuldigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente Binnenmaas vastgestelde waarde van € 240.000,- per 1 januari 2012, die later werd verlaagd naar € 220.000,-. Eiser betwistte deze waarde en stelde dat de woning ten hoogste € 200.000,- waard was. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar zijn standpunt voldoende had onderbouwd met een taxatierapport en vergelijkingsobjecten. Eiser had tijdens de hoorzitting slechts een aanvullend stuk overgelegd en geen verdere toelichting gegeven vanwege gehoorproblemen. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiser, dat de uitspraak op bezwaar onzorgvuldig tot stand was gekomen, niet opging. De rechtbank stelde vast dat verweerder niet verplicht was om een verslag van de hoorzitting aan eiser te sturen, en dat de hoorders bevoegd waren. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken.