In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres, die sinds 27 mei 2010 een bijstandsuitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen een herzieningsbesluit van 21 september 2012, waarbij haar recht op bijstand over de periode van 21 juli 2011 tot en met 31 december 2011 werd herzien en een bedrag van € 1.101,52 werd teruggevorderd. Tevens werd haar een maatregel opgelegd van 100% verlaging van de bijstandsuitkering gedurende een maand vanwege recidive in het niet naleven van de inlichtingenplicht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 2011 langer dan vier weken buiten Nederland heeft verbleven zonder dit tijdig te melden aan verweerder. Eiseres betwistte de berekening van het aantal dagen dat zij in het buitenland verbleef, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht uitging van een verblijf van 60 dagen, waarvan 28 dagen langer dan toegestaan. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres tegen het herzieningsbesluit.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de opgelegde maatregel van 100% verlaging van de bijstandsuitkering terecht was, gezien de eerdere schending van de inlichtingenplicht door eiseres. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 974,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.