ECLI:NL:RBROT:2013:6552

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2013
Publicatiedatum
22 augustus 2013
Zaaknummer
13/1573
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de transportwaardigheid van varkens in het kader van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een veehouderij, en de Staatssecretaris van Economische Zaken. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris, waarbij een boete van € 6.000,00 was opgelegd wegens overtreding van artikel 59 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). De boete was opgelegd omdat eiseres varkens had vervoerd die niet in staat waren om zich op eigen kracht pijnloos te bewegen, wat in strijd is met de Transportverordening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de toezichthoudend dierenarts, M.V. Quax, bij inspectie van de varkens op 5 oktober 2011 ernstige verwondingen had geconstateerd die de transportwaardigheid van de dieren in twijfel trokken. Eiseres betwistte de bevindingen van de dierenarts en voerde aan dat de dieren geschikt waren voor vervoer. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de toezichthoudend dierenarts zwaar wogen en dat de aanwezigheid van pijn bij de varkens, zoals vastgesteld door de dierenarts, voldoende was om te concluderen dat de dieren niet transportwaardig waren.

De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiseres in strijd had gehandeld met de regelgeving en dat de opgelegde boete gerechtvaardigd was. De rechtbank verwierp de argumenten van eiseres en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van dierenwelzijn en de verantwoordelijkheden van veehouders bij het vervoeren van dieren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 13/1573

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2013 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. W.P.N. Remie,
en
de Staatssecretaris van Economische Zaken, daaronder begrepen diens rechtsvoorganger, verweerder,
gemachtigde: mr.drs. J.C.Q. Bult.

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder een boete opgelegd van € 6.000,00 vanwege overtreding van artikel 59 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd).
Bij besluit van 24 januari 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2013. Namens eiseres is verschenen [naam 1], bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, dierenarts M.V. Quax en toezichthouder L. Cuijpers.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.1. Volgens het op 13 december 2011 door drie bij de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA) werkzame toezichthouders ondertekende boeterapport, hebben deze op 5 oktober 2011, bij het lossen van een vrachtwagencombinatie door een bij eiseres werkzame chauffeur[naam 2], geconstateerd dat negen varkens kreupel waren en/of open wonden hadden. Deze varkens waren afkomstig van twee veehouderijen, te weten [naam 3] V.O.F. en maatschap [naam 4]. Een van de toezichthouders heeft de varkens gemarkeerd met een spuitbus en verplaatst naar het onthoudershok, om te onderzoeken of deze varkens transportwaardig waren. Een andere toezichthouder heeft van deze varkens foto’s gemaakt, die als bijlagen 1A tot en met 1AW bij het boeterapport zijn gevoegd. Na het onderzoek van de varkens is besloten een diergeneeskundige verklaring op te maken. Bij het boeterapport zijn diergeneeskundige verklaringen van 12 oktober 2011 en 17 oktober 2011 gevoegd. Volgens het boeterapport heeft chauffeur[naam 2] op 11 november 2011, nadat de toezichthouder hem had medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was, verklaard dat hij geen verklaring wenst af te leggen. Op 25 november 2011 heeft directeur [naam 5], nadat de toezichthouder hem had medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was, verklaard dat hij geen verklaring wenst af te leggen.
1.1.2. Volgens de op 12 oktober 2011 door de bij de nVWA als toezichthoudend dierenarts werkzame M.V. Quax (hierna: dierenarts Quax) ondertekende Diergeneeskundige verklaring “Relaas van bevindingen VWA voor overtredingen van de Transportverordening EG nr. 1/2005” (hierna: de Transportverordening), heeft deze op 5 oktober 2011 ten aanzien van acht varkens het volgende geconstateerd.
1) Een mannelijk varken van ongeveer drie maanden (volgnummer 059632) oud stond met zijn kop naar voren gestrekt en ontlastte de achterhand. De linker achterpoot werd niet belast. De linkerham was gezwollen. Het varken had een doorligplekje en een kale plek aan de rechter elleboog. Deze afwijkingen waren minstens twee weken oud en zijn dus ruim voor het transport aanwezig geweest. Het ontlasten van de achterhand en de kale plekken van het vele liggen wijzen erop dat het varken pijn heeft. Het varken kon niet op eigen kracht pijnloos bewegen of zonder hulp lopen en kon niet in staat worden geacht te worden vervoerd. Het welzijn van dit varken wordt dan aangetast. Indien het vervoer toch plaatsvindt moet een varken zich voortbewegen naar het veetransportmiddel, zich staande houden in het rijdende veetransportmiddel en wordt het weer gedwongen te lopen bij het uitladen. Het vervoer veroorzaakt extra lijden. Het vervoer van dit varken is in strijd met Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, onder a, en paragraaf 3, onder a, van de Transportverordening.
2) Een mannelijk varken van ongeveer tien weken oud (volgnummer 059634) belastte de linker achterpoot niet. De linker achterpoot werd opgetrokken. De buitenteen van de linker achterpoot was gezwollen boven de kroonrand. Dit was een gewrichtsontsteking van het klauwgewricht. Tevens was er abcesvorming aan de teen zichtbaar. Deze aandoening is minstens tien dagen aanwezig geweest, dus ruim voor het transport. Het niet belasten van de poot wijst op pijn. Het varken kon niet op eigen kracht pijnloos bewegen of zonder hulp lopen en kon niet in staat worden geacht te worden vervoerd. Het welzijn van dit varken wordt dan aangetast. Indien het vervoer toch plaatsvindt moet een varken zich voortbewegen naar het veetransportmiddel, zich staande houden in het rijdende veetransportmiddel en wordt het weer gedwongen te lopen bij het uitladen. Het vervoer veroorzaakt extra lijden. Het vervoer van dit varken is in strijd met Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, onder a, en paragraaf 3, onder a, van de Transportverordening.
3) Een mannelijk varken van ongeveer drie maanden oud (volgnummer 059637) belastte de linker achterpoot niet. Aan de buitenkant van de linker achterpoot zat een ernstige open wond. De hele onderpoot, vanaf de hak omlaag, was gezwollen (flessenpoot). Aan het oppervlak van de wond en bij de wondranden zat veel littekenweefsel. De afwijking is minstens vier weken aanwezig geweest. Dit is ruim voor het transport. Dit varken met een ernstige open wond kon niet in staat worden geacht te worden vervoerd. De wond kan verder beschadigen of gaan bloeden. Het welzijn van dit varken wordt dan aangetast. Indien het vervoer toch plaatsvindt moet een varken zich voortbewegen naar het veetransportmiddel, zich staande houden in het rijdende veetransportmiddel en wordt het weer gedwongen te lopen bij het uitladen. Het vervoer veroorzaakt extra lijden. Het vervoer van dit varken is in strijd met Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, onder a, en paragraaf 3, onder a, van de Transportverordening.
4) Een mannelijk varken van ongeveer drie maanden oud (volgnummer 059639) belastte de rechter achterpoot niet en had een dikke rechter knie, die warm aanvoelde. Het varken bracht zijn gewicht van de achterpoten af naar de voorpoten, door met zijn kop vooruit te gaan staan. De bespiering van de rechter ham was verminderd (spieratrofie). Een dergelijke aandoening was minstens twee weken aanwezig. Dit is ruim voor het transport. Het niet belasten van de poot wijst op pijn. Het varken kon niet op eigen kracht pijnloos bewegen of zonder hulp lopen en kon niet in staat worden geacht te worden vervoerd. Het welzijn van dit varken wordt dan aangetast. Indien het vervoer toch plaatsvindt moet een varken zich voortbewegen naar het veetransportmiddel, zich staande houden in het rijdende veetransportmiddel en wordt het weer gedwongen te lopen bij het uitladen. Het vervoer veroorzaakt extra lijden. Het vervoer van dit varken is in strijd met Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, onder a, en paragraaf 3, onder a, van de Transportverordening.
5) Een mannelijk varken van ongeveer drie maanden oud (volgnummer 059648) had een navelbreuk en een ernstige open wond op zijn linker achterpoot. De wond bevond zich ter hoogte van het kootgewricht. De linker achterpoot was gezwollen vanaf de teen tot het hakgewricht. De wondranden waren gezwollen als gevolg van bindweefselvorming. Het varken probeerde zijn gewicht zoveel mogelijk naar de voorpoten te brengen om de achterpoten te ontlasten. De afwijking is minstens drie weken aanwezig geweest. Dit is ruim voor het transport. Een varken met een ernstige open wond moet niet in staat worden geacht te worden vervoerd. De wond kan verder beschadigen of gaan bloeden. Het welzijn van dit varken wordt dan aangetast. Indien het vervoer toch plaatsvindt moet een varken zich voortbewegen naar het veetransportmiddel, zich staande houden in het rijdende veetransportmiddel en wordt het weer gedwongen te lopen bij het uitladen. Het vervoer veroorzaakt extra lijden. Het vervoer van dit varken is in strijd met Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, onder a, en paragraaf 3, onder a, van de Transportverordening.
6) Een mannelijk varken van ongeveer drie maanden oud (volgnummer 059649) had aan zijn linker achterpoot een ernstige open wond. De linker achterpoot was vanaf de hak tot de teen gezwollen (flessenpoot). De afwijking is minstens vier weken aanwezig geweest. Dit is ruim voor het transport. Een varken met een ernstige open wond moet niet in staat worden geacht te worden vervoerd. De wond kan verder beschadigen of gaan bloeden. Het welzijn van dit varken wordt dan aangetast. Indien het vervoer toch plaatsvindt moet een varken zich voortbewegen naar het veetransportmiddel, zich staande houden in het rijdende veetransportmiddel en wordt het weer gedwongen te lopen bij het uitladen. Het vervoer veroorzaakt extra lijden. Het vervoer van dit varken is in strijd met Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, onder a, en paragraaf 3, onder a, van de Transportverordening.
7) Een mannelijk varken van ongeveer tien weken oud (volgnummer 059929) belastte zijn rechter voorpoot niet tijdens het staan. Het varken krijste tijdens het opstaan en ging daarna meteen weer liggen. Het varken liet de voorpoot onbelast hangen en wilde het niet belasten. Het varken sleepte de voorkant van de poot over de grond tijdens het voortbewegen (dubbeltreden). De rechter elleboog was gezwollen. De bespiering van de rechter schouder was verminderd (spieratrofie). Het varken belastte de linker achterpoot minder. De bespiering van de rechterham was verminderd (spieratrofie). Het gekrijs en niet belasten van de poot duidt op pijn. Een dergelijke aandoening is minstens vier weken aanwezig. Dit is ruim voor het transport. Het varken kon niet op eigen kracht pijnloos bewegen of zonder hulp lopen en kon niet in staat worden geacht te worden vervoerd. Het welzijn van dit varken wordt dan aangetast. Indien het vervoer toch plaatsvindt moet een varken zich voortbewegen naar het veetransportmiddel, zich staande houden in het rijdende veetransportmiddel en wordt het weer gedwongen te lopen bij het uitladen. Het vervoer veroorzaakt extra lijden. Het vervoer van dit varken is in strijd met Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, onder a, en paragraaf 3, onder a, van de Transportverordening.
8) Een mannelijk varken van ongeveer 10 weken oud (volgnummer 059931) belastte zijn rechter achterpoot niet en liet deze los hangen. Het varken krijste bij het lopen. De knie van de rechter achterpoot was gezwollen. De knie was en het varken krijste bij aanraking ervan. Het varken stond met de kop naar voren om het gewicht zoveel mogelijk van de achterpoten af te halen. Het krijsen bij het lopen en het niet belasten wijst op pijn. Een dergelijke aandoening is minstens twee weken aanwezig. Dit is ruim voor het transport. Het varken kon niet op eigen kracht pijnloos bewegen of zonder hulp lopen en kon niet in staat worden geacht te worden vervoerd. Het welzijn van dit varken wordt dan aangetast. Indien het vervoer toch plaatsvindt moet een varken zich voortbewegen naar het veetransportmiddel, zich staande houden in het rijdende veetransportmiddel en wordt het weer gedwongen te lopen bij het uitladen. Het vervoer veroorzaakt extra lijden. Het vervoer van dit varken is in strijd met Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, onder a, en paragraaf 3, onder a, van de Transportverordening.
1.1.3. Volgens de op 17 oktober 2011 door de bij de nVWA als toezichthoudend dierenarts werkzame Quax ondertekende diergeneeskundige verklaring heeft deze op 5 oktober 2011 ten aanzien van een negende varken het volgende geconstateerd.
9) Een mannelijk vleesvarken van ongeveer vijf maanden oud (volgnummer 597924) had aan beide achterpoten een ernstige open wond. De wondranden waren verdikt. Het onderste deel van de rechter achterpoot was vanaf de hak omlaag gezwollen (flessenpoot). De wondranden waren gezwollen als gevolg van bindweefselvorming. Het varken probeerde zijn gewicht zoveel mogelijk naar de voorpoten te brengen om de achterpoten te ontlasten. Nadat het varken had gestaan, ging het meteen weer liggen om de achterpoten te ontlasten. De stand van het varken en het snel weer gaan liggen zijn uitingen van pijn aan de achterpoten. De afwijkingen zijn minstens drie weken aanwezig geweest. Dit is ruim voor het transport. Het varken met ernstige open wonden kon niet in staat worden geacht te worden vervoerd. De wond kan verder beschadigen of gaan bloeden. Het welzijn van dit varken wordt dan aangetast. Indien het vervoer toch plaatsvindt moet een varken zich voortbewegen naar het veetransportmiddel, zich staande houden in het rijdende veetransportmiddel en wordt het weer gedwongen te lopen bij het uitladen. Het vervoer veroorzaakt extra lijden. Het vervoer van dit varken is in strijd met Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, onder a, en paragraaf 3, onder a, van de Transportverordening.
1.2.
Op 1 februari 2012 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt om eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Op 16 februari 2012 heeft eiseres gebruik gemaakt van de gelegenheid om hierop haar zienswijze naar voren te brengen. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen en daarin overwogen dat de varkens niet in overeenstemming met de technische voorschriften zoals opgenomen in Bijlage I (hoofdstuk I, paragraaf 1 en 2, onder a) van de Verordening (EG) nr. 1/2005 zijn vervoerd (gewonde, zwakke en zieke dieren worden niet in staat geacht te worden vervoerd, wanneer zij niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen).
1.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij dit bezwaar heeft zij onder andere een verklaring van dierenarts [J] (hierna: dierenarts [J]) van 9 oktober 2011 overgelegd, waarin dierenarts [J] zijn bevindingen na onderzoek van een aantal varkens weergeeft en ingaat op de vraag of de dieren pijn hadden.
1.4.
Eiseres is in de gelegenheid gesteld haar bezwaar mondeling toe te lichten. Het gehoor heeft plaatsgevonden op 19 september 2012. Na de hoorzitting in bezwaar hebben partijen nog enkele stukken gewisseld.
Bij brief van 20 september 2012 heeft verweerder eiseres nadere stukken toegezonden, te weten twee boeterapporten ten aanzien van [naam 3] V.O.F. en maatschap [naam 4], waaruit toezichthoudend dierenarts Quax tijdens de hoorzitting heeft geciteerd. Bij brief van 2 oktober 2012 heeft verweerder eiseres het verslag van de hoorzitting toegezonden.
Bij brief van 16 november 2012 heeft eiseres een aanvullende verklaring van dierenarts [J] aangekondigd en is zij ingegaan op voormelde boeterapporten. Bij brief van 20 november 2012 heeft eiseres de aanvullende verklaring van dierenarts [J], gedateerd 18 november 2012, overgelegd. Bij brief van 23 november 2012 heeft eiseres een verklaring van [naam 1] overgelegd.
Op 4 december 2012 heeft de toezichthoudend dierenarts Quax gereageerd op de brief van 20 november 2012. Bij brief van 8 januari 2013 heeft eiser gereageerd en verweerder video-opnamen toegezonden.
1.5.
Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
2.1.
Op grond van artikel 49, eerste lid, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie mag niemand worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde van het handelen of nalaten. Evenmin mag een zwaardere straf worden opgelegd dan die, die ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was. Indien de wet na het begaan van het strafbare feit in een lichtere straf voorziet, is die van toepassing.
Op grond van het derde lid van dit artikel mag de zwaarte van de straf niet onevenredig zijn aan het strafbare feit.
2.2.
Op grond van artikel 6, tweede lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden wordt een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.
Op grond van het derde lid, aanhef en onder b, van dit artikel heeft een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld het recht te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging.
2.3.
Op grond van artikel 5:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt in deze wet verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Op grond van artikel 5:46, eerste lid, van de Awb bepaalt de wet de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
Op grond van het derde lid van dit artikel legt het bestuursorgaan, indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
2.4.
Op grond van artikel 59 van de Gwwd is het verboden te handelen in strijd met bij ministeriële regeling aan te wijzen voorschriften van EG-verordeningen.
Op grond van artikel 120a, eerste lid, van de Gwwd wordt, voor zover thans van belang, in hoofdstuk Xa “Bestuurlijke boetes” verstaan onder:
a. overtreding: gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens artikel 59;
b. overtreder: degene die een overtreding pleegt of mede pleegt.
Op grond van artikel 120b, eerste lid, van de Gwwd kan verweerder een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Op grond van artikel 120b, tweede lid, van de Gwwd worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de hoogte van de boete die wegens een overtreding kan worden opgelegd.
2.5.
Op grond van artikel 9 van de Regeling dierenvervoer 2007 is het verboden te handelen in strijd met de artikelen 3 tot en met 9 en artikel 12 van de Transportverordening.
2.6.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Transportverordening vervoeren de vervoerders de dieren in overeenstemming met de technische voorschriften in Bijlage I.
Op grond van Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 1 mogen alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport worden vervoerd, en moeten de vervoersomstandigheden van dien aard zijn dat de dieren geen letsel of onnodig lijden kan worden berokkend.
Op grond van Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, onder a worden gewonde, zwakke en zieke dieren niet in staat geacht te worden vervoerd wanneer de dieren niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen.
2.7.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling bestuurlijke boetes Gwwd wordt de hoogte van de bestuurlijke boetes die verweerder op grond van artikel 120b van de wet voor overtredingen als bedoeld in artikel 120a, eerste lid, onderdeel a, van de wet kan opleggen, vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bijlagen 1 of 2 voor de desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Regeling bestuurlijke boetes Gwwd zijn de bedragen bij de boetecategorieën, bedoeld in het eerste lid:
a. voor de categorie geringe overtredingen: € 500,00;
b. voor de categorie overtredingen: € 1.500,00;
c. voor de categorie ernstige overtredingen: € 2.500,00;
d. voor de categorie overtredingen met verhoogde boete, zijnde overtredingen begaan ten aanzien van:
1°. zes of meer dieren, met uitzondering van pluimvee;
2°. indien het pluimvee betreft:
- meer dan 7,5 procent van het aantal dieren op een transport, of
- meer dan 5 procent van het aantal dieren op een transport ingeval die dieren dood zijn aangetroffen: € 6000,00.
Op grond van Bijlage 1 bij de Regeling bestuurlijke boetes Gwwd wordt overtreding van artikel 6, derde lid, van de Transportverordening in verbinding met Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2 - te weten indien na afloop van het transport blijkt dat dieren zijn vervoerd die niet geschikt waren in de zin van Bijlage I, Hoofdstuk I, om te worden vervoerd - en in verbinding met artikel artikel 2, tweede lid, onder d, onder 1˚, van de Regeling bestuurlijke boetes Gwwd aangemerkt als een overtreding of, in geval van zes of meer dieren, als een overtreding met verhoogde boete.
3.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit - samengevat - het volgende ten grondslag gelegd. De toezichthoudend dierenarts heeft per dier uitvoerig gemotiveerd welke bezwaren van diergeneeskundige aard aan het vervoer van de door hem onderzochte dieren in de weg stonden. Verweerder gaat uit van de juistheid van de verklaringen van de toezichthouders. De verklaringen van [naam 4] en [naam 3] zijn niet eenduidig, aangezien zij eerst hebben aangegeven dat sprake is van niet-transportwaardigheid en zij later een verklaring hebben afgegeven die de overtreding in twijfel trekt. Volgens de jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) weegt de verklaring van een toezichthoudend dierenarts in beginsel zwaar. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van een op ambtseed opgemaakt boeterapport. Dat is slechts anders, indien sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van dit uitgangspunt. Van bijzondere omstandigheden is verweerder niet gebleken. Verweerder is niet verplicht om eiser een tegenonderzoek te laten doen. De toezichthoudend dierenarts heeft de chauffeur op de hoogte gesteld van zijn bevindingen. Het ligt op diens weg om eiseres daarover direct te informeren. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om op de diergeneeskundige verklaringen en het voornemen te reageren. De door eiseres ingebrachte verklaringen van haar dierenarts leidt niet tot een ander oordeel. Op basis van de waarnemingen van de toezichthouder is terecht geconcludeerd dat eiseres dieren heeft vervoerd die niet geschikt waren voor vervoer. De overtreding heeft plaatsgevonden in de sfeer van de normale bedrijfsvoering en kan volgens jurisprudentie van het CBb aan eiser als rechtspersoon worden toegerekend, aldus verweerder.
4.
Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De dieren waren geschikt voor vervoer. Van overtreding van de Transportverordening is dan ook geen sprake. De diergeneeskundige verklaring is onvoldoende om aan te tonen dat bij het laden sprake was van voor het vervoer ongeschikte dieren. Er is onvoldoende gemotiveerd waarom eventuele verwondingen niet tijdens het vervoer hebben kunnen ontstaan. Eiseres wijst op de twee schriftelijke verklaringen van dierenarts [J]. Zowel de toezichthoudend dierenarts als dierenarts [J] voeren een beoordeling achteraf uit. Voor het vaststellen van de overtreding is de toestand van de dieren bij het begin van het transport van belang. Uit de verklaringen van [naam 3], [naam 4] en [naam 5] volgt dat de dieren zijn geladen volgens de normen van de Transportverordening en dat er geen aanwijzingen waren dat deze dieren niet transportwaardig waren. Eiseres hanteert een handboek voor chauffeurs en daarnaast krijgen de chauffeurs uitgebreide voorlichting over welke dieren zij wel en welke zij niet mogen vervoeren. Dat betekent dat de verantwoordelijkheid niet (meer) bij eiseres ligt. Als er al een verwijt te maken is, dan dient dat verwijt aan de chauffeur gemaakt te worden. Binnen het bedrijf van eiseres worden jaarlijks een zeer groot aantal dieren vervoerd. Het vervoeren van dieren in strijd met de regelgeving past pertinent niet binnen de normale bedrijfsvoering van eiseres, aldus eiseres. Ter zitting heeft eiseres primair gesteld dat niet is vast te stellen dof varkens pijn hebben en nu alle dieren op eigen kracht konden bewegen, zij in staat konden worden geacht te worden vervoerd.
5.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat het bepaalde in Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, onder b - te weten dat gewonde, zwakke en zieke dieren niet in staat worden geacht te worden vervoerd, wanneer zij ernstige open wonden of een prolaps vertonen - blijkens het bestreden besluit niet aan eiseres wordt verweten.
5.2.
Het gaat dus om de vraag of voldoende is komen vast te staan dat sprake was van gewonde, zwakke en zieke dieren, die niet in staat worden geacht te worden vervoerd, omdat zij niet in staat waren zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen.
Zoals de rechtbank eerder heeft geoordeeld, in de uitspraak van 7 februari 2013 (ECLI:NL:RBROT:2013:6228), is daarvan ook sprake indien een dier zich weliswaar op eigen kracht, maar niet op eigen kracht
pijnlooskon voortbewegen. De stelling van eiseres, dat niet kan worden vastgesteld of een varken pijn heeft, volgt de rechtbank niet. Dierenarts Quax heeft ter zitting naar het oordeel van de rechtbank overtuigend betoogd dat het algemeen geaccepteerd is dat varkens pijn kunnen hebben, bijvoorbeeld aan de hand van hun gedrag en de manier van lopen. Het gaat in deze gevallen volgens dierenarts Quax om de combinatie van de open wond, de verdikking, het krijsen en de houding van het varken. Dat alles geeft volgens dierenarts Quax aan dat het varken pijn heeft. De rechtbank heeft geen reden om dierenarts Quax hierin niet te volgen.
5.3.
Ten aanzien van de vraag of vaststaat dat de overtreding is gepleegd, overweegt de rechtbank dat verweerder zich met betrekking tot de overtreding baseert op het boeterapport en de twee diergeneeskundige verklaringen, welke zijn voorzien van toelichtende kleurenfoto’s. Een verklaring van een toezichthoudend dierenarts weegt in beginsel zwaar en hetgeen in de verklaring is vastgelegd mag voor juist worden gehouden, indien daarin duidelijk is gemotiveerd waarom één of meer dieren niet geschikt waren voor transport.
De rechtbank zal in het navolgende beoordelen of van dit laatste sprake is, op basis van hetgeen in voornoemde diergeneeskundige verklaringen staat vermeld, in combinatie met de toelichting ter zitting door dierenarts Quax aan de hand van foto’s van het desbetreffende dier en op basis van zijn eigen ervaringen als dierenarts, en mede in het licht van hetgeen eiseres tegen de diergeneeskundige verklaring heeft aangevoerd.
5.3.1.
De rechtbank is van oordeel dat in voldoende mate vaststaat dat het varken met volgnummer 059632 de verwondingen, zoals weergegeven in 1.1.2. onder 1), reeds had voor het transport. Dit varken is niet onderzocht door dierenarts [J]. Zoals dierenarts Quax blijkens de diergeneeskundige verklaring heeft geconstateerd, wijzen het ontlasten van de achterhand en de kale plekken van het vele liggen erop dat het varken pijn heeft. Gelet hierop kon het varken niet op eigen kracht pijnloos bewegen of zonder hulp lopen en kon niet in staat worden geacht te worden vervoerd.
5.3.2.
De rechtbank is van oordeel dat in voldoende mate vaststaat dat de varkens met volgnummers 059634, 059637, 059639 en 059931 de verwondingen, zoals weergegeven in 1.1.2. onder respectievelijk 2), 3), 4) en 8), reeds hadden voor het transport. Deze varkens zijn niet alleen door dierenarts Quax als ongeschikt voor transport aangemerkt, maar ook door dierenarts [J]. De enkele stelling van eiseres, dat zij het ook niet eens is met dierenarts [J], kan daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet afdoen. Gelet hierop konden deze varkens niet op eigen kracht pijnloos bewegen of zonder hulp lopen en konden zij niet in staat worden geacht te worden vervoerd.
5.3.3.
De rechtbank is van oordeel dat in voldoende mate vaststaat dat de varkens met volgnummers 059648, 059649 en 597924 de verwondingen, zoals weergegeven in 1.1.2. onder respectievelijk 5), 6) en 9), reeds hadden voor het transport. Deze dieren zijn tevens onderzocht door dierenarts [J], die tot de conclusie is gekomen dat zij wel geschikt waren van transport.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding om meer gewicht toe te kennen aan het oordeel van dierenarts Quax. Zoals van de zijde van verweerder terecht is betoogd, heeft dierenarts [J] alleen beoordeeld of de dieren konden lopen en hanteert dierenarts [J] aldus een andere definitie van transportwaardig dan de Transportverordening. Pijn is daarin een essentieel beoordelingspunt.
De rechtbank stelt niettemin vast dat dierenarts Quax ten aanzien van het varken met volgnummer 059649 niet spreekt over pijn en evenmin over krijsen of de houding van het varken als indicaties van pijn. Gelet op hetgeen de rechtbank in 5.1. heeft overwogen, is de enkele aanwezigheid van een ernstige open wond onvoldoende. Aldus staat in onvoldoende mate vast of dit varken niet op eigen kracht pijnloos kon bewegen of zonder hulp kon lopen en zodoende niet in staat kon worden geacht te worden vervoerd.
Ten aanzien van de varkens met volgnummers 059648 en 597924 is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaringen van dierenarts Quax wel in voldoende mate kan worden vastgesteld dat zij niet op eigen kracht pijnloos konden bewegen of zonder hulp konden lopen en aldus zij niet in staat konden worden geacht te worden vervoerd.
5.3.4.
De rechtbank is van oordeel dat niet in voldoende mate vaststaat dat het varken met volgnummer 059929 de verwondingen, zoals weergegeven in 1.1.2. onder 7), reeds had voor het transport. Daartoe is van belang dat de verklaringen van dierenartsen Quax en [J] lijnrecht tegenover elkaar staan en de door verweerder aangeleverde kleurenfoto’s naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijkheid kunnen verschaffen. Aldus staat in onvoldoende mate vast of dit varken niet op eigen kracht pijnloos kon bewegen of zonder hulp kon lopen en aldus niet in staat kon worden geacht te worden vervoerd.
5.4.
Zoals de Afdeling heeft geoordeeld in haar uitspraak van 28 oktober 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BK1377) dient in beginsel van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend boeterapport te worden uitgegaan. Dat is slechts anders, indien sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van dit uitgangspunt.
5.4.1.
Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank geen feiten of omstandigheden aangevoerd die - in het licht van de uitgebreide en goed gedocumenteerde diergeneeskundige verklaring - nopen tot afwijking van dit uitgangspunt.
De verklaringen van [naam 2], [naam 1], [naam 3] en [naam 4] leiden niet tot afwijking van vorenbedoeld uitgangspunt. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht gesteld dat deze verklaringen niet eenduidig zijn, omdat zij eerst (zoals weergegeven in de in 1.4. genoemde boeterapporten) hebben aangegeven dat sprake is van ongeschiktheid voor transport en zij later een verklaring hebben afgegeven die de overtreding in twijfel trekt. Bovendien hebben allen een belang bij het ontkennen van de ongeschiktheid voor transport, gelet op hun rol in dat transport.
5.5.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich ten aanzien van acht van de negen varkens heeft kunnen baseren op voormelde diergeneeskundige verklaringen. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres in zeven van de negen gevallen heeft gehandeld in strijd met artikel 6, derde lid, van de Transportverordening gelezen in verbinding met Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder a, te weten het vervoeren van dieren die niet in staat worden geacht te worden vervoerd, omdat ze niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen.
5.6.
Verweerder was derhalve bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete en heeft, nu het gaat om zes dieren of meer, bovendien de verhoogde boete van € 6.000,- kunnen opleggen.
5.7.
Voor zover eiseres met haar stelling - dat zij ten onrechte geen enkele kans op een tegenonderzoek heeft gehad - betoogt dat verweerder haar in de gelegenheid had moeten stellen een contra-expertise te doen uitvoeren, slaagt dit betoog niet. Titel 5.2 van de Awb en de hier overigens van toepassing zijnde regelgeving bevat geen immers verplichting daartoe. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat verweerder terecht stelt dat de stukken geen blijk geven van een verzoek van de zijde van eiseres om de dieren te laten onderzoeken door haar eigen dierenarts, zoals in beroep is gesteld.
Nu de chauffeur[naam 2] door de toezichthouder is ingelicht had eiseres door hem op de hoogte kunnen worden gesteld. Bovendien heeft eiseres in de zienswijze op de diergeneeskundige verklaringen kunnen reageren.
5.8.
Ten aanzien van de verantwoordelijkheid van eiseres als rechtspersoon voor het doen en laten van haar chauffeurs overweegt de rechtbank als volgt. Zoals het CBb heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 22 maart 2011 (ECLI:NL:CBB:2011:BP9342) valt, indien vaststaat dat de normale bedrijfsvoering van eiseres bestaat uit het vervoeren van varkens, niet in te zien dat de overtredingen aan eiseres niet zouden kunnen worden toegerekend. De stelling van eiseres dat, het vervoeren in strijd met de regelgeving niet binnen de normale bedrijfsvoering van eiseres past, volgt de rechtbank niet. Of het gedrag van de chauffeur al dan niet door eiseres is aanvaard of placht te worden aanvaard is voorts niet doorslaggevend. Vaststaat dat de normale bedrijfsvoering van eiseres bestaat uit het vervoeren van varkens. De gedragingen hebben in die sfeer plaatsgevonden en zijn dus gelet op voornoemde uitspraak van het CBb toe te rekenen aan eiseres. Het beroep van eiseres op het arrest van het Gerechtshof Arnhem van 4 februari 2009 (ECLI:NL:GHARN:2009: BJ2165), leidt dan ook niet tot een ander oordeel.
5.9.
Van feiten of omstandigheden voor matiging van het boetebedrag is de rechtbank niet gebleken.
5.10.
Het beroep is ongegrond.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Vogtschmidt, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.