1.1.Volgens de op 3 juni 2011 door een bij de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) als toezichthouder werkzame dierenarts AM ondertekende Diergeneeskundige verklaring “Relaas van bevindingen VWA voor overtredingen van de Transportverordening (Vo. EG nr. 1/2005)” (hierna: de diergeneeskundige verklaring) heeft deze op 3 juni 2011 geconstateerd dat een kalf kreupel was en pijn had aan het rechter voorbeen, maar dat het zich zelfstandig, zonder hulp, kon bewegen. Opvallend was dat het onderbeen rechtsvoor sterk verdikt was tot bovenaan de carpus (voorknie) en er een oude wond aan de zijkant van de poot zat, mediaal (aan de binnenkant). Deze wond was door zijn aanzien (openstaande, ingedroogde en met dood vlees en huid omgeven wond) duidelijk ouder dan 72 uur, oftewel drie dagen. Ook de zwelling van de onderpoot was ouder dan drie dagen. De tweede toezichthouder was het hier mee eens. De aandoening was aanwezig vóór het vervoer, dat één tot twee uur duurde. Gelet op de fysieke staat van het dier, had het niet vervoerd mogen worden. Het vervoer heeft het dier extra laten lijden, omdat het zich tijdens het vervoer staande op vier poten in evenwicht moet houden en dus de zieke poot moest belasten. Na de cautie aan de vervoerder is gevraagd waarom de vervoerder het dier toch vervoerd had en deze antwoordde dat het dier volgens hem geen pijn zou hebben, aangezien het zelfstandig lopen kon.
1.2.Op 25 juli 2011 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt om eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Bij brief van 5 augustus 2011 heeft eiseres hierop haar zienswijze naar voren gebracht. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen en daarin overwogen dat sprake is van een overtreding, te weten dat het dier niet in overeenstemming met de technische voorschriften zoals opgenomen in Bijlage I (hoofdstuk I, paragraaf 1 en 2 onder a) van de Verordening (EG) nr. 1/2005 (hierna: Bijlage I) is vervoerd (het kalf was ongeschikt voor vervoer omdat het niet in staat was op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen).
2.1.Op grond van artikel 6, tweede lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) wordt een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.
Op grond van artikel 6, derde lid, aanhef en onder b, van het EVRM heeft een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld het recht te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging.
2.2.Op grond van artikel 5:46, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt de wet de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
Op grond van het derde lid van dit artikel legt het bestuursorgaan, indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
2.3.Op grond van artikel 59 van de Gwwd is het verboden te handelen in strijd met bij ministeriële regeling aan te wijzen voorschriften van EG-verordeningen.
Op grond van artikel 120a, eerste lid, van de Gwwd wordt, voor zover thans van belang, in hoofdstuk Xa “Bestuurlijke boetes” verstaan onder:
. overtreding: gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens artikel 59;
. overtreder: degene die een overtreding pleegt of mede pleegt.
Op grond van artikel 120b, eerste lid, van de Gwwd kan verweerder een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Op grond van artikel 120b, tweede lid, van de Gwwd worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de hoogte van de boete die wegens een overtreding kan worden opgelegd.
2.5.Op grond van artikel 6, derde lid, van de Transportverordening vervoeren de vervoerders de dieren in overeenstemming met de technische voorschriften in Bijlage I.
Op grond van Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 1 mogen alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport worden vervoerd, en moeten de vervoersomstandigheden van dien aard zijn dat de dieren geen letsel of onnodig lijden kan worden berokkend.
Op grond van Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, onder a, worden gewonde, zwakke en zieke dieren niet in staat geacht te worden vervoerd, wanneer de dieren niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen.
2.6.Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling bestuurlijke boetes Gwwd wordt de hoogte van de bestuurlijke boetes die verweerder op grond van artikel 120b van de wet voor overtredingen als bedoeld in artikel 120a, eerste lid, onderdeel a, van de wet kan opleggen, vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bijlagen 1 of 2 voor de desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Regeling bestuurlijke boetes Gwwd zijn de bedragen bij de boetecategorieën, bedoeld in het eerste lid:
. voor de categorie geringe overtredingen: € 500,00;
. voor de categorie overtredingen: € 1.500,00;
. voor de categorie ernstige overtredingen: € 2.500,00;
. voor de categorie overtredingen met verhoogde boete, zijnde overtredingen begaan ten aanzien van:
1°. zes of meer dieren, met uitzondering van pluimvee;
2°. indien het pluimvee betreft:
- meer dan 7,5 procent van het aantal dieren op een transport, of
- meer dan 5 procent van het aantal dieren op een transport ingeval die dieren dood zijn aangetroffen: € 6000,00.
Op grond van Bijlage 1 bij de Regeling bestuurlijke boetes Gwwd wordt overtreding van artikel 6, derde lid, in verbinding met Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, van de Transportverordening, aangemerkt als een overtreding of, in geval van zes of meer dieren, als een overtreding met verhoogde boete.