Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 mei 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 3 juli 2013.
2.De feiten
“De voor-gestelde oplossing is niet een beste oplossing!”
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
“Wat eiseres bestuurders vooral verwijt is dat men op geen enkel moment in de bestaande relatie met eiseres haar heeft gewezen op de risico’s van de doorlopende inzet van de inleenkrachten van eiseres, dit terwijl feitelijk in de verhouding inzet arbeiders – resultaat onderneming een één-op-één relatie bestond en als gevolg daarvan de bestuurders ook wisten en konden weten dat vanuit het resultaat dit werkkapitaal financieel afgedekt moest worden. Door niet te doen heeft men de belangen van de toeleverancier van het werkkapitaal een loer gedraaid, een rad voor de ogen gedraaid, in haar eigen sop laten gaarkoken enzovoort! Juist omdat de onderneming zelf niet beschikte over eigen personeel om in te zetten op de projecten ontstaat er een extra zorgplicht jegens de derde die het personeel levert en waarop de onderneming steunt en daarvan afhankelijk is. (…) Het is niet te rechtvaardigen dat gedaagden zich over genoemde periode tot aan faillissementsdatum wel loon hebben uitgekeerd. Hier is sprake van selectieve betaling wat onder de macht van gedaagden is uitgevoerd.”
paritas creditorumimpliceren die [X] jegens haar crediteuren in acht moet nemen. Een en ander lijdt uitzondering indien [eiseres] zou stellen en bewijzen dat [gedaagden] het ertoe hebben geleid dat de activa van [eiseres] zijn aangewend om andere crediteuren te bevoordelen. Dit is door [eiseres] niet gesteld. Evenmin heeft [eiseres] voldoende gesteld om te kunnen oordelen dat
“er in de intercompany-relatie grote bedragen bij de onderneming [zijn] weggesluisd”(onder 12 dagvaarding). Een enkele verwijzing naar niet in het geding gebrachte verslaglegging van de curator is onvoldoende, mede in aanmerking genomen de betwisting van [gedaagden] Voorts is de enkele stelling dat de bestuurders wel salaris genoten maar [eiseres] niet betaald werd onvoldoende om tot betalingsonwil te kunnen concluderen. Voorts is van belang dat [gedaagden] gemotiveerd wijzen op een aantal niet door hen bewerkstelligde oorzaken die hebben geleid tot de betalingsonmacht van [X], namelijk de plotseling gewijzigde tarifering door [Y] (eerst gebaseerd op scheepsbouwnormen en vervolgens op off shore normen), het om niet moeten verrichten van herstelwerkzaamheden, het opschorten door de Rabobank van de kredietverlening aan [Y] en de recessie die medio 2009 de scheepsbouw trof. Tot slot hebben [gedaagden] aan de hand van documentatie aangetoond dat [Y] voor de gewijzigde tarifering compensatieorders wilde plaatsen die naderhand weer zijn ingetrokken en dat haar werf in de tweede helft van 2009 gedeeltelijk is gesloten. Gelet hierop is geen sprake van bestuurdersaansprakelijkheid als bedoeld in de tweede categorie en evenmin van een persoonlijk ernstig verwijt dat aan [gedaagden] kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] dienen te worden afgewezen.
- griffierecht € 1.474,00
- salaris advocaat