3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aangeefster [slachtoffer] heeft op 8 januari 2024 aangifte en beklag gedaan van belaging. Zij heeft, kort gezegd, verklaard dat zij sinds de zomer van 2021 een relatie met verdachte had, dat deze relatie op een gegeven moment minder goed verliep en dat hij onder stress gewelddadig werd. Aangeefster heeft twee keer aangifte van mishandeling gedaan, maar heeft deze aangiften weer ingetrokken, omdat zij bang voor verdachte was. Hun relatie is hierna meerdere keren uit geweest. Om alles rustig te houden ging zij vervolgens toch weer een relatie met verdachte aan. Wanneer de relatie weer verbroken werd, probeerde zij het zo te doen dat verdachte de relatie verbrak, omdat het dan rustig bleef.
Vanaf 22 september 2023 kreeg aangeefster verschillende sms- en WhatsApp-berichten van verdachte. Zij heeft op een deel van deze berichten niet gereageerd, en op een aantal andere berichten wel om verdachte zo rustig te houden.
Van deze berichten heeft aangeefster screenshots gemaakt.Daaruit blijkt onder meer dat verdachte op 22 september 2023 om 15:52 uur de volgende berichten aan aangeefster heeft gestuurd: “
DENK MAAR DAT IK NIKS DOOR HEB KK HOER (…) BELOOFT EN JE KE KENT MIJ BELOFTES (…) Jullie gaan zien (…).”
Daarnaast heeft verdachte op 22 september 2023 tussen 03:34 uur en 03:37 uur de volgende berichten aan aangeefster heeft gestuurd: “
Hoertje (…) Kijk (..) Een keer wat jij gaat overkomen (..) Jij denkt dat je wat bent kk hoer (…) Vuile kk hoer (…) Je huis staat met open deuren en kapotte ramen (…) Zelf weten kk hoer (..) Jij krijgt terug straks nog (…) kijk wie als laatste lacht (…) Denk maar dat je met mij kan spelen kk hoer (...) Het is dat jij niks waard bent (…) Maar let maar op (..)”.
Op 24 september 2023 de volgende berichten gestuurd: “
Kk hoer ik kom (…) Ben daar aan wachten (…) schiet op (…) Hoe lang moet je nog???????! (…)”. Hierop heeft aangeefster gereageerd: “
Ben allaang in bed bye” (…) Laat me met rust (…)”.
Waarop verdachte weer heeft geschreven:
“Jij krijgt geen rust (…) jij gaat zien (…) Ik maak jou leven zuur (…) Jij denkt dat je zo met mij kunt omgaan (…)”
Op 29 december 2023 heeft aangeefster geschreven: “
En ik verwacht gewoon dat je me met rust laat” waarop verdachte heeft gereageerd: “
ik heb je genoeg rust gegeven”.
Daarnaast heeft verdachte op 7 januari 2024 Whatsapp-berichten aan aangeefster verstuurd waarop een foto van zijn arm met tatoeages is te zien.Verdachte heeft ter zitting van 28 januari 2025 verklaard dat hij deze berichten heeft verstuurd.
Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat zij vanaf 29 december 2023 13.58 uur continu door een anoniem nummer werd gebeld.
De telefoon van aangeefster is onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat er vanaf
22 december 2023 tot en met 29 december 2023 133 inkomende telefoongesprekken op haar telefoon zijn geweest van een anoniem nummer. Uit de historische gegevens is gebleken dat al deze anonieme telefoongesprekken afkomstig waren van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ten name van [bedrijf 1] . Dit is het autobedrijf van verdachteen verdachte heeft bij de politie verklaard dat dit zijn zakelijke nummer is en dat hij dit nummer ook privé gebruikt.
Daarnaast is uit onderzoek aan de telefoon van aangeefster gebleken dat er in de periode van 6 december 2023 tot en met 29 december 2023 697 sms-berichten tussen verdachte en aangeefster zijn verstuurd.Op 24 december 2023 om 00:26 uur heeft verdachte het volgende sms-bericht aan aangeefster verstuurd: "
[naam 2] heeft vandaag de hele dag bij huis gestaan". Aangeefster heeft verklaard dat zij door middel van haar deurbelcamera heeft gezien dat verdachte die nacht in een zwarte Mercedes voor haar deur stond.
Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte is gebleken dat er in de periode van
13 december 2023 tot en met 29 december 2023 een grote hoeveelheid Whatsapp-berichten tussen verdachte en aangeefster is verstuurd.
In bijvoorbeeld het bericht van 24 december 2024 schrijft verdachte: “
Doe open voor dit uit de hand gaat lopen” (…) “
Doe die deur open. Oké [slachtoffer] heb het leuk geprobeerd. En jij blijft steeds zo koppig en doet je eigen ding. Dan op de minder leuke manier [slachtoffer]”.Door aangeefster wordt in de berichten meerdere malen aangegeven dat zij dit niet meer wil, dat zij haar grenzen aangeeft, dat zij ruimte wil en dat zij door verdachte met rust gelaten wil worden, maar desondanks blijft hij contact met haar opnemen.
Op 27 december 2023 geeft aangeefster in een telefoongesprek met verdachte aan dat zij geen contact meer wil en vraagt zij waarom verdachte haar lastig blijft vallen. Zij vraagt verdachte opnieuw om haar met rust te laten.
Op woensdag 3 januari 2024 is [getuige 1] , een vriend van verdachte, aan de deur bij de ouders van aangeefster geweest. Nadat haar vader heeft gezegd dat hij moet wegwezen heeft [getuige 1] gezegd: “is goed wees voorzichtig op jezelf”.[getuige 1] heeft als getuige bij de rechter-commissaris bevestigd dat hij bij de ouders van aangeefster langs is geweest en dat haar vader heeft gezegd dat hij moest oprotten.
Aangeefster heeft verklaard dat zij door verdachte ook op haar werk (telefonisch) is lastig gevallen.Personeel van [bedrijf 2] te [vestigingsplaats] , waar aangeefster werkt, heeft tegenover de politie verklaard dat verdachte aangeefster veelvuldig lastig viel op het werk en dat dat gebeurde door veel te bellen, maar ook door langs de kapsalon te lopen.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 13 november 2023 een grijze auto van het merk Mini Cooper, met kenteken [kenteken] , heeft gekocht en dat verdachte heeft gezegd dat er een GPS tracker onder haar auto zit.
Uit onderzoek door de politie op 27 februari 2024 is gebleken dat er in de motorruimte tussen de accubak en het schutbord twee Apple AirTags lagen.
In een tapgesprek op 27 december 2023 zegt verdachte tegen aangeefster dat zij wat te verbergen heeft en dat hij altijd weet waar haar auto is.
Aangeefster heeft verklaard dat zij het hoofd van verdachte rustig moest houden en dat zij haar locatiegegevens aan moest zetten. Zodra zij dat doet blijft hij rustig.
In een tapgesprek op 27 december 2023 zegt verdachte tegen aangeefster dat hij één voorwaarde heeft, dat zij elkaar live locatie sturen.
Op 17 januari 2024 is aan verdachte een gedragsaanwijzing uitgereikt. Hierin is opgenomen een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod.
Verdachte heeft ter zitting van 28 januari 2025 verklaard dat er daarna gewoon weer contact is geweest met [slachtoffer] , terwijl hij wist dat hij geen contact met haar mocht hebben.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Verweer: verklaring van aangeefster onbetrouwbaar
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] ongeloofwaardig is en daarom van het bewijs moeten worden uitgesloten. De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank kan de door haar bij de aangifte van 8 januari 2024 afgelegde verklaring als betrouwbaar worden aangemerkt, aangezien deze verklaring voldoende wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal, te weten door de sms- en WhatsApp berichten en afgeluisterde telefoongesprekken en ook door de overige hiervoor weergeven bewijsmiddelen.
Dat aangeefster in haar latere aangifte van 26 februari 2024 niet heeft verteld dat zij nog contact had met verdachte en dat zij hiertoe zelf het initiatief heeft genomen, doet niet af aan de betrouwbaarheid van deze verklaring en haar op 8 januari 2024 afgelegde verklaringen. Dat aangeefster op momenten zelf contact zocht met verdachte, kan zeer wel zijn ingegeven door de complexe dynamiek in hun relatie. Daarbij blijkt uit de overige bewijsmiddelen dat de gedragingen waarover aangeefster in haar aangifte van 8 januari 2024 heeft verklaard wel degelijk hebben plaatsgevonden, zoals ook hiervoor al overwogen.
Ook de verklaringen van de getuigen [getuige 2] , [getuige 1] en [getuige 3] , waaruit volgens de raadsman het beeld naar voren komt dat aangeefster wanhopig heeft geprobeerd om de relatie met verdachte telkens weer op te pakken, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat alle feitelijkheden zoals opgesomd in de tenlastelegging hebben plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de auto plaatsen van de AirTags en het middels een kennis opzoeken (van de ouders) van aangeefster.
De rechtbank acht ook deze onderdelen van de tenlastelegging op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
De volgende vraag is hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd.
Artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) luidt:
“Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.”
Bij beantwoording van de vraag of sprake is van belaging zijn van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Aangeefster heeft verklaard dat zij door de gedragingen van verdachte vreest voor haar leven. Wat zij ook doet, verdachte stopt niet en zij is bang dat de stoppen bij hem doorslaan.Ook de ouders van verdachte hebben verklaard dat het gebeuren een zeer grote impact op hen heeft. Verdachte controleert het leven van aangeefster en maakt het leven van haar en daarmee dat van hen kapot. Zij hebben als gezin zoveel overlast van verdachte ervaren, dat het met geen pen te beschrijven is. Ze slapen nauwelijks en vrezen voor het leven van aangeefster. De moeder van aangeefster ligt met kleren aan in bed zodat zij gelijk weg kan als er iets is met aangeefster. Aangeefster is door de gedragingen van verdachte erg veranderd.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur van bijna vijf maanden, de frequentie en de intensiteit van de vastgestelde gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer – naar objectieve maatstaven bezien –zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Het door de raadsman gevoerde verweer dat er van een wederrechtelijke stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer geen sprake is geweest, omdat aangeefster zelf vaak het initiatief heeft genomen tot contact met verdachte, verwerpt de rechtbank. Hoewel is gebleken dat aangeefster in de ten laste gelegde periode ook wel eens zelf contact met verdachte heeft gezocht, mocht verdachte daar niet uit afleiden dat aangeefster zijn voortdurende toenaderingspogingen, met de hiervoor beschreven frequentie, intensiteit en agressiviteit, wenste. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat aangeefster bij herhaling aan verdachte heeft laten weten dat hij moest stoppen contact te zoeken met haar en dat hij haar met rust moest laten. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden contact met aangeefster te blijven zoeken. Gelet op de hiervoor genoemde uitingen van aangeefster kan het niet anders dan dat het voor verdachte duidelijk is geweest dat hij met zijn handelen inbreuk maakte op haar persoonlijke levenssfeer. Hierbij heeft de rechtbank alle feiten en omstandigheden tezamen en in onderling verband bekeken en de vaak bedreigende inhoud en toon van de door verdachte verstuurde berichten in aanmerking genomen.
Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte opzettelijk inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster heeft gemaakt, dat die wederrechtelijk was, en dat die door hem is gedaan met het oogmerk aangeefster te dwingen iets te doen en/of te dulden. Immers, verdachte volhardde in het maken van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, terwijl hem duidelijk was dat zij dit niet wilde, en hij dit deed om haar ertoe te bewegen contact met hem op te nemen en /of te dulden.
Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte op 11 februari 2024 twee chatberichten via Facebook en 35 berichten via Whatsapp aan aangeefster heeft verstuurd en dat deze berichten zijn verwijderd.Naar het oordeel van de rechtbank is 11 februari 2024 de laatste dag dat sprake is geweest van een aantoonbare stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster door verdachte.
Vrijspraak ten aanzien van de periode 12 februari 2024 tot en met 25 februari 2024
Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte is gebleken dat aangeefster (onder de naam [naam 3] ) op 13 februari 2024 een WhatsApp gesprek met verdachte is gestart.
In haar verhoor op 17 juni 2024 heeft zij tegenover de politie verklaard dat zij dit contact met verdachte heeft gezocht, omdat zij bang was dat verdachte iemand wat ging aandoen en dat zij daarom probeerde om hem te vriend te houden om hem zo onder controle te houden.
Wat hier ook van zij, in deze periode is geen sprake meer geweest van belaging omdat aangeefster in deze periode zelf meermaals contact met verdachte heeft gezocht en in zijn richting ook niet te kennen heeft gegeven dat zij geen contact meer met hem wilde. Uit de berichten blijkt juist het tegendeel. Van een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer is in deze periode daarom geen sprake, omdat niet is gebleken dat zij de storing in haar persoonlijke levenssfeer in deze periode niet wenste.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 22 september 2023 tot en met 11 februari 2024 aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd bedreigd ook zou worden gepleegd en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank acht op grond van de volgende bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle in de tenlastelegging genoemde bewoordingen heeft geuit.
Aangeefster heeft bij haar aangifte van 8 januari 2024screenshots overgelegd van een WhatsApp bericht van 22 september 2023 om 03:36 uur met als tekst: “
Je huis staat met open deuren en kapotte ramen”en ook van een WhatsApp bericht van
24 september 2023 om 04:00 uur met als tekst: “
Alles kan je terug verwachten alles. Ik heb nu helemaal geen grens meer”.Verdachte heeft tijdens zijn verhoor op 25 februari 2024 tegenover de politie bekend dat hij dit laatste bericht aan aangeefster heeft gestuurd.
Uit onderzoek aan de telefoon van aangeefster is gebleken dat er op 24 december 2023 tussen 16:49 uur en 16:51 uur de volgende sms-berichten door verdachte aan aangeefster zijn verstuurd: “
Ik dreig met niks. Ik doe alles tegenwoordig dat weet je [slachtoffer]”, “
Dood kan je overal gaan hoor”, “
Daar is niet zo iets voor dat je in je huis niets kan overkomen”, “
Ook in je eigen huis in je eigen huis kan van alles gebeuren”.
Uit de inhoud van de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken tussen verdachte (op nummer [telefoonnummer 1] ) en aangeefster (op nummer [telefoonnummer 2] ) is gebleken dat verdachte op 27 december 2023 om 10:55 uur het volgende tegen aangeefster heeft gezegd: “
Wat jij mij aandoet, krijg jij, je ouders, iedereen krijgt … krijgt dat terug. Vanaf vandaag zet ik alles in werking, klaar. Gewoon puur voor jou, ok”en
“jouw auto, die van jouw moeder, die van jouw vader, de huis..alles gaat plat”.
Verder heeft aangeefster bij haar aangifte op 26 februari 2024 verklaard: “
Op vrijdag
23 februari 2024 belde hij (verdachte) mij meerdere malen op het werk. Ik was ook echt niet meer in staat om te werken. Hij bleef mij toen lastigvallen. Hij belde mij op en zei dat alles gaat branden en dat ik geen mensen in ons huis moet laten. Hij zei dat hij iedereen om mij heen zou krijgen en dat hij mij als laatst zou pakken”.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze woorden in de richting van aangeefster heeft geuit, aangezien haar verklaring wordt ondersteund door het feit dat het personeel van [bedrijf 2] te [vestigingsplaats] , waar aangeefster werkt, op 5 maart 2024 tegenover de politie heeft verklaard dat verdachte aangeefster veelvuldig lastig viel op het werk en dat hij haar in de telefoongesprekken wel eens heeft bedreigd.
In het proces-verbaal van bevindingen van 29 februari 2024 beschrijft verbalisant [verbalisant] een videofragment van een beeldgesprek dat plaatsvond op 24 februari 2024 en waarop is te horen dat verdachte tegen aangeefster heeft gezegd: "
Jij hebt geen keus (…) Jij hebt geen keus, zoals ik jou zeg. Of jij gaat kapot, honderd keer erger dan mij, of jij of je doet wat ik jou zeg… Heel simpel”.
De rechtbank acht niet alle ten laste gelegde uitlatingen van verdachte op zichzelf genomen van dien aard dat deze als bedreiging in de zin van artikel 285 Sr kunnen worden aangemerkt. Echter, gelet op de gegeven omstandigheden, bezien in de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, namelijk in de context van de belaging die in dezelfde periode plaatsvond en in de context van eerdere bedreigende uitingen en berichten zoals bijvoorbeeld: “dood gaan kun je overal” en “ik pak jou als laatste”, is de rechtbank van oordeel dat daardoor bij aangeefster zonder meer de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen dan wel dat verdachte brand zou kunnen stichten. De verweren van de raadsman dienaangaande worden dan ook verworpen.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de tenlastegelegde overtreding van de gedragsaanwijzing sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring daarvan hebben geleid. Die bewijsmiddelen zijn:
- de bekennende verklaring van verdachte tijdens de zitting van 28 januari 2025;
- de gedragsaanwijzing (art 509hh Sv) van 12 januari 2024.