ECLI:NL:RBOVE:2025:775

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
08.012491.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor belaging en bedreiging van zijn ex-partner met een gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 36-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De man is schuldig bevonden aan belaging en meermalen bedreigingen van zijn ex-partner over een periode van bijna vijf maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, door haar te stalken via verschillende communicatiemiddelen en haar te bedreigen met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren een gedragsaanwijzing heeft overtreden, die hem verbood contact op te nemen met de aangeefster. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het leven van de aangeefster meegewogen in de strafoplegging. De verdachte moet zich houden aan een contactverbod en een locatieverbod, met elektronische monitoring, en moet zich melden bij de reclassering. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdediging onvoldoende tijd had om zich voor te bereiden op de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.012491.24 (P)
Datum vonnis: 11 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1988 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens haar als benadeelde partij door mr. [naam 1] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 17 september 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] heeft gestalkt;
feit 2:[slachtoffer] diverse keren heeft bedreigd;
feit 3: op meerdere momenten opzettelijk in strijd met een gedragsaanwijzing heeft gehandeld, door zich niet aan een gebieds- en contactverbod te houden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 22 september 2023 tot en met 25 februari 2024 te Deventer, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] veelvuldig Whatsapp-berichten en/of SMS-berichten en/of Facebook-berichten te sturen,
- die [slachtoffer] veelvuldig te bellen,
- die [slachtoffer] , al dan niet middels een kennis, bij de woning en/of bij het werk van die [slachtoffer] en/of op de openbare weg en/of op (andere) openbare plekken op te zoeken en/of te volgen en/of op te wachten en/of
- een of meerdere airtags in de auto van die [slachtoffer] te plaatsen en/of de reisbewegingen van die [slachtoffer] middels voornoemde airtags te volgen, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 22 september 2023 tot en met 24 februari 2024 te Deventer, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,

door:

- op of omstreeks 22 september 2023 die [slachtoffer] dreigend (middels een bericht via de telefoon) de woorden toe te voegen: “Je huis staat met open deuren en kapotte ramen”,
- op of omstreeks 24 september 2023 die [slachtoffer] dreigend (middels een bericht via de telefoon) de woorden toe te voegen: “Alles kan je terug verwachten alles. Ik heb nu helemaal geen grens meer.”,
- op of omstreeks 24 december 2023 die [slachtoffer] dreigend (middels een bericht via de telefoon) de woorden toe te voegen: “Ik dreig met niks. Ik doe alles tegenwoordig dat weet je [slachtoffer] . Dood kan je overal gaan hoor. Daar is niet zo iets voor dat je in je huis niets kan overkomen. Ook in je eigen huis in je eigen huis kan van alles gebeuren.”,
- op of omstreeks 27 december 2023 die [slachtoffer] dreigend (middels een telefoongesprek) de woorden toe te voegen: “Wat jij mij aandoet, krijg jij, je ouders, iedereen krijgt … krijgt dat terug. Vanaf vandaag zet ik alles in werking, klaar. Gewoon puur voor jou, ok.” en/of “Jouw auto, die van jouw moeder, die van jouw vader, de huis. Alles gaat plat.”,
- op of omstreeks 23 februari 2024 die [slachtoffer] dreigend (middels een telefoongesprek) de woorden toe te voegen: “Alles gaat branden, je moet geen mensen in ons huis laten. Ik krijg iedereen om jou heen en pak jou las laatste.” en/of
- op of omstreeks 24 februari 2024 die [slachtoffer] dreigend (middels een telefoongesprek) de woorden toe te voegen: “Jij hebt geen keus, jij hebt geen
keus, zoals ik jou zeg. Of jij gaat kapot, 100x erger dan mij, of je doet wat ik jou zeg. Heel simpel.”,
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke aard en/of strekking;
3.
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks 17 januari 2024 tot en met 24 februari 2024 te Deventer, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 12 januari 2024, gegeven door de officier van justitie te arrondissement Oost-Nederland, door:
- in of omstreeks de periode van 17 januari 2024 tot en met 24 februari 2024 die [slachtoffer] meermalen te bellen,
- in of omstreeks de periode van 17 januari 2024 tot en met 24 februari 2024 die [slachtoffer] meermalen Whatsapp-berichten en/of SMS-berichten en/of Facebook-berichten te sturen en/of
- op of omstreeks 11 februari 2024 en/of 20 februari 2024 zich binnen een straal van 500 meter van de [adres 2] op te houden.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, omdat die niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Dit met uitzondering van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging die op
27 december 2023 heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van deze bedreiging heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze in de juiste context moet worden beoordeeld.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde overtreding van de gedragsaanwijzing heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dit feit bekent, maar dat bij de beoordeling van dit feit van belang is dat aangeefster ook zelf veelvuldig contact met verdachte heeft gezocht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Aangeefster [slachtoffer] heeft op 8 januari 2024 aangifte en beklag gedaan van belaging. Zij heeft, kort gezegd, verklaard dat zij sinds de zomer van 2021 een relatie met verdachte had, dat deze relatie op een gegeven moment minder goed verliep en dat hij onder stress gewelddadig werd. Aangeefster heeft twee keer aangifte van mishandeling gedaan, maar heeft deze aangiften weer ingetrokken, omdat zij bang voor verdachte was. Hun relatie is hierna meerdere keren uit geweest. Om alles rustig te houden ging zij vervolgens toch weer een relatie met verdachte aan. Wanneer de relatie weer verbroken werd, probeerde zij het zo te doen dat verdachte de relatie verbrak, omdat het dan rustig bleef.
Vanaf 22 september 2023 kreeg aangeefster verschillende sms- en WhatsApp-berichten van verdachte. Zij heeft op een deel van deze berichten niet gereageerd, en op een aantal andere berichten wel om verdachte zo rustig te houden. [2]
Van deze berichten heeft aangeefster screenshots gemaakt. [3] Daaruit blijkt onder meer dat verdachte op 22 september 2023 om 15:52 uur de volgende berichten aan aangeefster heeft gestuurd: “
DENK MAAR DAT IK NIKS DOOR HEB KK HOER (…) BELOOFT EN JE KE KENT MIJ BELOFTES (…) Jullie gaan zien (…).” [4]
Daarnaast heeft verdachte op 22 september 2023 tussen 03:34 uur en 03:37 uur de volgende berichten aan aangeefster heeft gestuurd: “
Hoertje (…) Kijk (..) Een keer wat jij gaat overkomen (..) Jij denkt dat je wat bent kk hoer (…) Vuile kk hoer (…) Je huis staat met open deuren en kapotte ramen (…) Zelf weten kk hoer (..) Jij krijgt terug straks nog (…) kijk wie als laatste lacht (…) Denk maar dat je met mij kan spelen kk hoer (...) Het is dat jij niks waard bent (…) Maar let maar op (..)”. [5]
Op 24 september 2023 de volgende berichten gestuurd: “
Kk hoer ik kom (…) Ben daar aan wachten (…) schiet op (…) Hoe lang moet je nog???????! (…)”. Hierop heeft aangeefster gereageerd: “
Ben allaang in bed bye” (…) Laat me met rust (…)”.
Waarop verdachte weer heeft geschreven:
“Jij krijgt geen rust (…) jij gaat zien (…) Ik maak jou leven zuur (…) Jij denkt dat je zo met mij kunt omgaan (…)” [6]
Op 29 december 2023 heeft aangeefster geschreven: “
En ik verwacht gewoon dat je me met rust laat” waarop verdachte heeft gereageerd: “
ik heb je genoeg rust gegeven”. [7]
Daarnaast heeft verdachte op 7 januari 2024 Whatsapp-berichten aan aangeefster verstuurd waarop een foto van zijn arm met tatoeages is te zien. [8] Verdachte heeft ter zitting van 28 januari 2025 verklaard dat hij deze berichten heeft verstuurd. [9]
Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat zij vanaf 29 december 2023 13.58 uur continu door een anoniem nummer werd gebeld. [10]
De telefoon van aangeefster is onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat er vanaf
22 december 2023 tot en met 29 december 2023 133 inkomende telefoongesprekken op haar telefoon zijn geweest van een anoniem nummer. Uit de historische gegevens is gebleken dat al deze anonieme telefoongesprekken afkomstig waren van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ten name van [bedrijf 1] . Dit is het autobedrijf van verdachte [11] en verdachte heeft bij de politie verklaard dat dit zijn zakelijke nummer is en dat hij dit nummer ook privé gebruikt. [12]
Daarnaast is uit onderzoek aan de telefoon van aangeefster gebleken dat er in de periode van 6 december 2023 tot en met 29 december 2023 697 sms-berichten tussen verdachte en aangeefster zijn verstuurd. [13] Op 24 december 2023 om 00:26 uur heeft verdachte het volgende sms-bericht aan aangeefster verstuurd: "
[naam 2] heeft vandaag de hele dag bij huis gestaan". Aangeefster heeft verklaard dat zij door middel van haar deurbelcamera heeft gezien dat verdachte die nacht in een zwarte Mercedes voor haar deur stond. [14]
Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte is gebleken dat er in de periode van
13 december 2023 tot en met 29 december 2023 een grote hoeveelheid Whatsapp-berichten tussen verdachte en aangeefster is verstuurd. [15]
In bijvoorbeeld het bericht van 24 december 2024 schrijft verdachte: “
Doe open voor dit uit de hand gaat lopen” (…) “
Doe die deur open. Oké [slachtoffer] heb het leuk geprobeerd. En jij blijft steeds zo koppig en doet je eigen ding. Dan op de minder leuke manier [slachtoffer]”. [16] Door aangeefster wordt in de berichten meerdere malen aangegeven dat zij dit niet meer wil, dat zij haar grenzen aangeeft, dat zij ruimte wil en dat zij door verdachte met rust gelaten wil worden, maar desondanks blijft hij contact met haar opnemen. [17]
Op 27 december 2023 geeft aangeefster in een telefoongesprek met verdachte aan dat zij geen contact meer wil en vraagt zij waarom verdachte haar lastig blijft vallen. Zij vraagt verdachte opnieuw om haar met rust te laten. [18]
Op woensdag 3 januari 2024 is [getuige 1] , een vriend van verdachte, aan de deur bij de ouders van aangeefster geweest. Nadat haar vader heeft gezegd dat hij moet wegwezen heeft [getuige 1] gezegd: “is goed wees voorzichtig op jezelf”. [19] [getuige 1] heeft als getuige bij de rechter-commissaris bevestigd dat hij bij de ouders van aangeefster langs is geweest en dat haar vader heeft gezegd dat hij moest oprotten. [20]
Aangeefster heeft verklaard dat zij door verdachte ook op haar werk (telefonisch) is lastig gevallen. [21] Personeel van [bedrijf 2] te [vestigingsplaats] , waar aangeefster werkt, heeft tegenover de politie verklaard dat verdachte aangeefster veelvuldig lastig viel op het werk en dat dat gebeurde door veel te bellen, maar ook door langs de kapsalon te lopen. [22]
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 13 november 2023 een grijze auto van het merk Mini Cooper, met kenteken [kenteken] , heeft gekocht en dat verdachte heeft gezegd dat er een GPS tracker onder haar auto zit. [23]
Uit onderzoek door de politie op 27 februari 2024 is gebleken dat er in de motorruimte tussen de accubak en het schutbord twee Apple AirTags lagen. [24]
In een tapgesprek op 27 december 2023 zegt verdachte tegen aangeefster dat zij wat te verbergen heeft en dat hij altijd weet waar haar auto is. [25]
Aangeefster heeft verklaard dat zij het hoofd van verdachte rustig moest houden en dat zij haar locatiegegevens aan moest zetten. Zodra zij dat doet blijft hij rustig. [26]
In een tapgesprek op 27 december 2023 zegt verdachte tegen aangeefster dat hij één voorwaarde heeft, dat zij elkaar live locatie sturen. [27]
Op 17 januari 2024 is aan verdachte een gedragsaanwijzing uitgereikt. Hierin is opgenomen een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod. [28]
Verdachte heeft ter zitting van 28 januari 2025 verklaard dat er daarna gewoon weer contact is geweest met [slachtoffer] , terwijl hij wist dat hij geen contact met haar mocht hebben. [29]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Verweer: verklaring van aangeefster onbetrouwbaar
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] ongeloofwaardig is en daarom van het bewijs moeten worden uitgesloten. De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank kan de door haar bij de aangifte van 8 januari 2024 afgelegde verklaring als betrouwbaar worden aangemerkt, aangezien deze verklaring voldoende wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal, te weten door de sms- en WhatsApp berichten en afgeluisterde telefoongesprekken en ook door de overige hiervoor weergeven bewijsmiddelen.
Dat aangeefster in haar latere aangifte van 26 februari 2024 niet heeft verteld dat zij nog contact had met verdachte en dat zij hiertoe zelf het initiatief heeft genomen, doet niet af aan de betrouwbaarheid van deze verklaring en haar op 8 januari 2024 afgelegde verklaringen. Dat aangeefster op momenten zelf contact zocht met verdachte, kan zeer wel zijn ingegeven door de complexe dynamiek in hun relatie. Daarbij blijkt uit de overige bewijsmiddelen dat de gedragingen waarover aangeefster in haar aangifte van 8 januari 2024 heeft verklaard wel degelijk hebben plaatsgevonden, zoals ook hiervoor al overwogen.
Ook de verklaringen van de getuigen [getuige 2] , [getuige 1] en [getuige 3] , waaruit volgens de raadsman het beeld naar voren komt dat aangeefster wanhopig heeft geprobeerd om de relatie met verdachte telkens weer op te pakken, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat alle feitelijkheden zoals opgesomd in de tenlastelegging hebben plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de auto plaatsen van de AirTags en het middels een kennis opzoeken (van de ouders) van aangeefster.
De rechtbank acht ook deze onderdelen van de tenlastelegging op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
De volgende vraag is hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd.
Toetsingskader:
Artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) luidt:
“Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.”
Bij beantwoording van de vraag of sprake is van belaging zijn van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Aangeefster heeft verklaard dat zij door de gedragingen van verdachte vreest voor haar leven. Wat zij ook doet, verdachte stopt niet en zij is bang dat de stoppen bij hem doorslaan. [30] Ook de ouders van verdachte hebben verklaard dat het gebeuren een zeer grote impact op hen heeft. Verdachte controleert het leven van aangeefster en maakt het leven van haar en daarmee dat van hen kapot. Zij hebben als gezin zoveel overlast van verdachte ervaren, dat het met geen pen te beschrijven is. Ze slapen nauwelijks en vrezen voor het leven van aangeefster. De moeder van aangeefster ligt met kleren aan in bed zodat zij gelijk weg kan als er iets is met aangeefster. Aangeefster is door de gedragingen van verdachte erg veranderd. [31]
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur van bijna vijf maanden, de frequentie en de intensiteit van de vastgestelde gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer – naar objectieve maatstaven bezien –zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Het door de raadsman gevoerde verweer dat er van een wederrechtelijke stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer geen sprake is geweest, omdat aangeefster zelf vaak het initiatief heeft genomen tot contact met verdachte, verwerpt de rechtbank. Hoewel is gebleken dat aangeefster in de ten laste gelegde periode ook wel eens zelf contact met verdachte heeft gezocht, mocht verdachte daar niet uit afleiden dat aangeefster zijn voortdurende toenaderingspogingen, met de hiervoor beschreven frequentie, intensiteit en agressiviteit, wenste. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat aangeefster bij herhaling aan verdachte heeft laten weten dat hij moest stoppen contact te zoeken met haar en dat hij haar met rust moest laten. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden contact met aangeefster te blijven zoeken. Gelet op de hiervoor genoemde uitingen van aangeefster kan het niet anders dan dat het voor verdachte duidelijk is geweest dat hij met zijn handelen inbreuk maakte op haar persoonlijke levenssfeer. Hierbij heeft de rechtbank alle feiten en omstandigheden tezamen en in onderling verband bekeken en de vaak bedreigende inhoud en toon van de door verdachte verstuurde berichten in aanmerking genomen.
Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte opzettelijk inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster heeft gemaakt, dat die wederrechtelijk was, en dat die door hem is gedaan met het oogmerk aangeefster te dwingen iets te doen en/of te dulden. Immers, verdachte volhardde in het maken van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, terwijl hem duidelijk was dat zij dit niet wilde, en hij dit deed om haar ertoe te bewegen contact met hem op te nemen en /of te dulden.
Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte op 11 februari 2024 twee chatberichten via Facebook en 35 berichten via Whatsapp aan aangeefster heeft verstuurd en dat deze berichten zijn verwijderd. [32] Naar het oordeel van de rechtbank is 11 februari 2024 de laatste dag dat sprake is geweest van een aantoonbare stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster door verdachte.
Vrijspraak ten aanzien van de periode 12 februari 2024 tot en met 25 februari 2024
Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte is gebleken dat aangeefster (onder de naam [naam 3] ) op 13 februari 2024 een WhatsApp gesprek met verdachte is gestart.
In haar verhoor op 17 juni 2024 heeft zij tegenover de politie verklaard dat zij dit contact met verdachte heeft gezocht, omdat zij bang was dat verdachte iemand wat ging aandoen en dat zij daarom probeerde om hem te vriend te houden om hem zo onder controle te houden.
Wat hier ook van zij, in deze periode is geen sprake meer geweest van belaging omdat aangeefster in deze periode zelf meermaals contact met verdachte heeft gezocht en in zijn richting ook niet te kennen heeft gegeven dat zij geen contact meer met hem wilde. Uit de berichten blijkt juist het tegendeel. Van een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer is in deze periode daarom geen sprake, omdat niet is gebleken dat zij de storing in haar persoonlijke levenssfeer in deze periode niet wenste.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 22 september 2023 tot en met 11 februari 2024 aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd bedreigd ook zou worden gepleegd en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank acht op grond van de volgende bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle in de tenlastelegging genoemde bewoordingen heeft geuit.
Aangeefster heeft bij haar aangifte van 8 januari 2024 [33] screenshots overgelegd van een WhatsApp bericht van 22 september 2023 om 03:36 uur met als tekst: “
Je huis staat met open deuren en kapotte ramen [34] en ook van een WhatsApp bericht van
24 september 2023 om 04:00 uur met als tekst: “
Alles kan je terug verwachten alles. Ik heb nu helemaal geen grens meer”. [35] Verdachte heeft tijdens zijn verhoor op 25 februari 2024 tegenover de politie bekend dat hij dit laatste bericht aan aangeefster heeft gestuurd. [36]
Uit onderzoek aan de telefoon van aangeefster is gebleken dat er op 24 december 2023 tussen 16:49 uur en 16:51 uur de volgende sms-berichten door verdachte aan aangeefster zijn verstuurd: “
Ik dreig met niks. Ik doe alles tegenwoordig dat weet je [slachtoffer]”, “
Dood kan je overal gaan hoor”, “
Daar is niet zo iets voor dat je in je huis niets kan overkomen”, “
Ook in je eigen huis in je eigen huis kan van alles gebeuren”. [37]
Uit de inhoud van de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken tussen verdachte (op nummer [telefoonnummer 1] ) en aangeefster (op nummer [telefoonnummer 2] ) is gebleken dat verdachte op 27 december 2023 om 10:55 uur het volgende tegen aangeefster heeft gezegd: “
Wat jij mij aandoet, krijg jij, je ouders, iedereen krijgt … krijgt dat terug. Vanaf vandaag zet ik alles in werking, klaar. Gewoon puur voor jou, ok” [38] en
“jouw auto, die van jouw moeder, die van jouw vader, de huis..alles gaat plat”. [39]
Verder heeft aangeefster bij haar aangifte op 26 februari 2024 verklaard: “
Op vrijdag
23 februari 2024 belde hij (verdachte) mij meerdere malen op het werk. Ik was ook echt niet meer in staat om te werken. Hij bleef mij toen lastigvallen. Hij belde mij op en zei dat alles gaat branden en dat ik geen mensen in ons huis moet laten. Hij zei dat hij iedereen om mij heen zou krijgen en dat hij mij als laatst zou pakken”. [40]
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze woorden in de richting van aangeefster heeft geuit, aangezien haar verklaring wordt ondersteund door het feit dat het personeel van [bedrijf 2] te [vestigingsplaats] , waar aangeefster werkt, op 5 maart 2024 tegenover de politie heeft verklaard dat verdachte aangeefster veelvuldig lastig viel op het werk en dat hij haar in de telefoongesprekken wel eens heeft bedreigd. [41]
In het proces-verbaal van bevindingen van 29 februari 2024 beschrijft verbalisant [verbalisant] een videofragment van een beeldgesprek dat plaatsvond op 24 februari 2024 en waarop is te horen dat verdachte tegen aangeefster heeft gezegd: "
Jij hebt geen keus (…) Jij hebt geen keus, zoals ik jou zeg. Of jij gaat kapot, honderd keer erger dan mij, of jij of je doet wat ik jou zeg… Heel simpel”. [42]
De rechtbank acht niet alle ten laste gelegde uitlatingen van verdachte op zichzelf genomen van dien aard dat deze als bedreiging in de zin van artikel 285 Sr kunnen worden aangemerkt. Echter, gelet op de gegeven omstandigheden, bezien in de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, namelijk in de context van de belaging die in dezelfde periode plaatsvond en in de context van eerdere bedreigende uitingen en berichten zoals bijvoorbeeld: “dood gaan kun je overal” en “ik pak jou als laatste”, is de rechtbank van oordeel dat daardoor bij aangeefster zonder meer de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen dan wel dat verdachte brand zou kunnen stichten. De verweren van de raadsman dienaangaande worden dan ook verworpen.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de tenlastegelegde overtreding van de gedragsaanwijzing sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring daarvan hebben geleid. Die bewijsmiddelen zijn:
- de bekennende verklaring van verdachte tijdens de zitting van 28 januari 2025;
- de gedragsaanwijzing (art 509hh Sv) van 12 januari 2024. [43]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 22 september 2023 tot en met 11 februari 2024 te Deventer, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] door
- die [slachtoffer] veelvuldig Whatsapp-berichten, SMS-berichten en Facebook-berichten te sturen,
- die [slachtoffer] veelvuldig te bellen,
- die [slachtoffer] , al dan niet middels een kennis, bij de woning, bij het werk van die [slachtoffer] en op de openbare weg op te zoeken te volgen en op te wachten en
- airtags in de auto van die [slachtoffer] te plaatsen en de reisbewegingen van die [slachtoffer] middels voornoemde airtags te volgen
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
2.
hij in de periode van 22 september 2023 tot en met 24 februari 2024 in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht,en
- brandstichting,
door:
- op 22 september 2023 die [slachtoffer] dreigend (middels een bericht via de telefoon) de woorden toe te voegen: “Je huis staat met open deuren en kapotte ramen”,
- op 24 september 2023 die [slachtoffer] dreigend (middels een bericht via de telefoon) de woorden toe te voegen: “Alles kan je terug verwachten alles. Ik heb nu helemaal geen grens meer.”,
- op 24 december 2023 die [slachtoffer] dreigend (middels een bericht via de telefoon) de woorden toe te voegen: “Ik dreig met niks. Ik doe alles tegenwoordig dat weet je [slachtoffer] . Dood kan je overal gaan hoor. Daar is niet zo iets voor dat je in je huis niets kan overkomen. Ook in je eigen huis in je eigen huis kan van alles gebeuren.”,
- op 27 december 2023 die [slachtoffer] dreigend (middels een telefoongesprek) de woorden toe te voegen: “Wat jij mij aandoet, krijg jij, je ouders, iedereen krijgt … krijgt dat terug. Vanaf vandaag zet ik alles in werking, klaar. Gewoon puur voor jou, ok.” en “Jouw auto, die van jouw moeder, die van jouw vader, de huis. Alles gaat plat.”,
- op 23 februari 2024 die [slachtoffer] dreigend (middels een telefoongesprek) de woorden toe te voegen: “Alles gaat branden, je moet geen mensen in ons huis laten. Ik krijg iedereen om jou heen en pak jou als laatste.” en
- op 24 februari 2024 die [slachtoffer] dreigend (middels een telefoongesprek) de woorden toe te voegen: “Jij hebt geen keus, jij hebt geen keus, zoals ik jou zeg. Of jij gaat kapot, 100x erger dan mij, of je doet wat ik jou zeg. Heel simpel.”;
3.
hij op momenten in de periode van 17 januari 2024 tot en met 24 februari 2024 te Deventer, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 12 januari 2024, gegeven door de officier van justitie te arrondissement Oost-Nederland, door:
- in de periode van 17 januari 2024 tot en met 24 februari 2024 die [slachtoffer] meermalen te bellen,
- in de periode van 17 januari 2024 tot en met 24 februari 2024 die [slachtoffer] meermalen Whatsapp-berichten en SMS-berichten en Facebook-berichten te sturen en
- op 11 februari 2024 en 20 februari 2024 zich binnen een straal van 500 meter van de [adres 2] op te houden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 184a, 285 en 285b Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
belaging
feit 2
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegden
bedreiging met brandstichting;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk handelingen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarbij moeten de bijzondere voorwaarden worden opgelegd die door de reclassering zijn geadviseerd, met dien verstande dat het locatieverbod niet binnen een straal van twee maar vier kilometer van de woning van aangeefster geldt. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod en een locatieverbod, zoals geformuleerd in de schorsingsbeslissing van 28 augustus 2024, voor de duur van vijf jaren, met toepassing van vervangende hechtenis voor de duur van twee weken voor iedere keer dat verdachte zich niet aan de maatregel houdt. De officier van justitie heeft gevorderd om ook de 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest met daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de elektronische controle, omdat verdachte voor zijn werk regelmatig naar het buitenland moet.
De raadsman heeft verzocht hierbij rekening te houden met de omstandigheid dat het garagebedrijf van verdachte in zwaar weer verkeert sinds verdachte vast heeft gezeten, dat verdachte door aangeefster in zijn arm is gestoken en dat de zaak ook op hem een zware emotionele wissel trekt. Uit de Pro Justitia rapportage blijkt dat verdachte een kwetsbare persoonlijkheid heeft en dat bij hem sprake is van een verstoorde impulscontrole.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner gedurende een periode van bijna vijf maanden. Daarnaast heeft verdachte haar meermalen bedreigd en meermalen een gedragsaanwijzing overtreden. Verdachte heeft hierdoor langdurig een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Belaging is een delict dat rechtstreeks raakt aan de privacy en het welbevinden van de belaagde en kan daardoor een forse psychische belasting opleveren. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat verdachtes handelen tot op de dag van vandaag nog grote impact heeft op het dagelijks leven van aangeefster. Zij slaapt slecht, heeft elke nacht herbelevingen en nachtmerries en heeft onder psychische behandeling gestaan.
De persoon van verdachte:
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 3 januari 2025 waaruit blijkt dat verdachte eerder voor belaging (in 2020 gepleegd tegen zijn toenmalige partner) is veroordeeld en dat hij daarnaast is veroordeeld ter zake van een verscheidenheid aan delicten, waaronder mishandeling.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van diverse rapportages omtrent verdachte, waaronder een (dubbel)rapportage Pro Justitia van psychiater A.W.M.M. Stevens en GZ-psycholoog (supervisor) M.M.M. Verberk en psycholoog in opleiding (supervisant) V. Terra van 13 december 2024.
Uit deze rapportage blijkt dat verdachte gedeeltelijk heeft meegewerkt aan het onderzoek.
De deskundigen hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid en dat er aanwijzingen zijn voor een kwetsbare persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, narcistische en borderline trekken. De deskundigen adviseren verdachte ten aanzien van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De deskundigen schatten het recidiverisico op een soortgelijk delict als matig tot hoog in, en zij schatten het risico op fysiek geweld als matig in. De deskundigen zien weinig mogelijkheden voor een (meer) inzicht gevende behandeling, omdat verdachte geen probleembesef- en inzicht heeft. Gezien de aard van zijn kwetsbare persoonlijkheid en zwakbegaafdheid zal verdachte meer hebben aan praktische ondersteuning en het aanleren van (coping)vaardigheden. Een dergelijke praktische ondersteuning zou gegeven kunnen worden vanuit forensisch fact-teams. Een klinisch behandeling wordt niet noodzakelijk geacht. De deskundigen adviseren dat het voorgaande kan plaatsvinden vanuit een (gedeeltelijk) voorwaardelijke vrijheidsstraf, waarbij de reclassering toeziet op de voorwaarden, die zouden moeten bestaan uit begeleiding door een ambulant forensisch fact-team, waarbij meerwaarde wordt gezien in een zo lang mogelijke proeftijd.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 16 januari 2025. In dit rapport schrijft de reclassering dat zij de kans op herhaling inschat als gemiddeld.
Door de reclassering wordt geadviseerd om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod en een locatieverbod (met elektronische monitoring).
De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.
Straf en maatregel
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen op de in de rapportage van 13 december 2024 genoemde gronden over en maakt dit oordeel tot het hare. De rechtbank acht verdachte ten aanzien van de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten licht verminderd toerekeningsvatbaar en ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmodaliteit en de duur daarvan rekening met dit advies.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de gepleegde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Verdachte heeft 61 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Inmiddels is hij al meer dan vijf maanden op vrije voeten. In deze periode heeft hij zich aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. De rechtbank houdt rekening met de door de raadsman van verdachte geschetste persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat verdachte in zijn arm is gestoken.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte niet opnieuw naar de gevangenis moet. Wel zal de rechtbank, als een stok achter de deur, een lange voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf verbindt de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, met dien verstande dat het locatieverbod zo wordt geformuleerd dat verdachte zich niet binnen een straal van vier kilometer van de woning van aangeefster mag bevinden. De rechtbank ziet aanleiding om elektronische monitoring op te leggen zolang het Openbaar Ministerie dit nodig acht. Indien verdachte een noodzakelijke reis naar het buitenland moet maken dan kan hij daarvoor toestemming aan de reclassering vragen.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Dit mede gelet op de context van deze zaak waarin er ook aanwijzingen zijn dat aangeefster is mishandeld.
De rechtbank acht daarnaast, gelet op het gedrag van verdachte jegens [slachtoffer] en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr noodzakelijk, namelijk een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van vijf jaar. Dit contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] gedurende een periode van vijf jaren. Iedere overtreding van dit contactverbod levert steeds één week vervangende hechtenis op, tot een maximum van zes maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om ook een locatieverbod als vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zoals door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 38v Sr opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen. Verdachte heeft zich in het verleden vaker schuldig gemaakt aan belaging en mishandeling. Ook heeft hij ondanks dat aangeefster meermalen te kennen heeft gegeven dat zij geen contact meer met hem wilde, weer contact met haar opgenomen. Bovendien heeft hij de gedragsaanwijzing overtreden.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 9.150,00, zoals de officier van justitie en de raadsman ook hebben gevorderd en bepleit, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens [slachtoffer] is mr. [naam 1] ter zitting opgetreden. [slachtoffer] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 3.207,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde materiële schade ten bedrage van € 707,85 bestaat uit de volgende posten:
- beveiligingscamera’s ten bedrage van € 125,99;
- abonnement beveiligingscamera ten bedrage van € 41,88;
- eigen risico ten bedrage van € 539,98.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel dient te worden toegewezen, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bezwaar gemaakt tegen de vordering en aangevoerd dat hij zich, gelet op het late tijdstip van indiening, niet op deze vordering heeft kunnen voorbereiden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad in haar overzichtsarrest (ECLI:NL:HR:2019:793) heeft gesteld dat met de mogelijkheid tot het instellen van een vordering door benadeelde partijen de wetgever heeft beoogd binnen het strafproces te voorzien in – kort gezegd – een eenvoudige en laagdrempelige procedure die ertoe leidt dat personen die schade hebben geleden als gevolg van een strafbaar feit zoveel mogelijk schadeloos worden gesteld. Indien echter de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de rechter een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, kan de rechter bepalen dat die vordering in het geheel of ten dele niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering, of het deel van de vordering dat niet-ontvankelijk is, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen (art. 361, derde lid, Sv).
De aldus voorziene eenvoudige procedure biedt aan de benadeelde partij en de verdachte niet dezelfde processuele waarborgen als een gewone civielrechtelijke procedure, onder meer omdat in de context van de strafrechtelijke procedure ingevolge art. 334 Sv slechts in beperkte mate plaats is voor bewijslevering. Dit bezwaar wordt echter in afdoende mate ondervangen door voornoemd art. 361, derde lid, Sv, welke bepaling mede in het licht van art. 6, eerste lid, EVRM aldus moet worden uitgelegd dat zij de strafrechter tot niet-ontvankelijkverklaring verplicht indien hij niet verzekerd acht dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van de vordering, onderscheidenlijk tot verweer tegen de vordering kunnen aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren. [44]
De rechtbank stelt vast dat de rechtbank en de raadsman van verdachte de vordering bij e-mailbericht van 28 januari 2025 om 08:32 uur, een half uur voor de geplande aanvang van de zitting, hebben ontvangen.
Nu de raadsman van verdachte geen tijd heeft gehad om de vordering van de benadeelde partij voor te bereiden, deze niet met verdachte heeft kunnen bespreken en als gevolg daarvan geen onderbouwd standpunt heeft kunnen formuleren ten aanzien van de vordering, kon het partijdebat naar het oordeel van de rechtbank in de voegingsprocedure onvoldoende worden gevoerd.
De behandeling van de vordering benadeelde partij levert daarom een onevenredige belasting van het strafproces op, omdat dit zou betekenen dat de strafzaak zou moeten worden aangehouden om de raadsman van verdachte voldoende voorbereidingstijd te gunnen.
De rechtbank acht dit in dit geval zeer onwenselijk.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 38w en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
belaging;
feit 2, het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegden
bedreiging met brandstichting
feit 3, het misdrijf:
opzettelijk handelingen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
zich meldt binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Rosariumstraat 41 te Apeldoorn. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen en begeleiden door Trajectum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1994 te [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- zich niet binnen een straal van vier (4) kilometer bevindt van de woning van [slachtoffer] , aan de [adres 2] . Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
vijf jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1994 te [geboorteplaats 2] .
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
1 (één) weekhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- beveelt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris, omdat er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich
belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] ;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , (feiten 1 en 2): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van het op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 9.150,00 aan verdachte;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. M.W. Eshuis en A.N. Neumann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R024002/AIDI ON1R023092 Zeeolifant. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Dossierpagina’s 324 tot en met 330.
3.Dossierpagina’s 335 tot en met 378.
4.Dossierpagina 338.
5.Dossierpagina 339.
6.Dossierpagina 343.
7.Dossierpagina’s 354.
8.Dossierpagina’s 328, 377 en 378.
9.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 28 januari 2025, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring.
10.Dossierpagina 327.
11.Dossierpagina’s 409 tot en met 414 en dossierpagina 308.
12.Dossierpagina 61.
13.Dossierpagina’s 417 tot en met 445.
14.Dossierpagina 327.
15.Dossierpagina’s 445 tot en met 464.
16.Dossierpagina’s 423.
17.Dossierpagina’s 417 tot en met 464.
18.Dossierpagina 596.
19.Dossierpagina’s 399 en 400, en 577 tot en met 583.
20.Het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 7 januari 2005.
21.Dossierpagina 636.
22.Dossierpagina 584.
23.Dossierpagina 325.
24.Dossierpagina’s 405 tot en met 407.
25.Dossierpagina 596.
26.Dossierpagina 636.
27.Dossierpagina 596.
28.Dossierpagina’s 527 tot en met 529.
29.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 28 januari 2025, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring.
30.Dossierpagina 636.
31.Dossierpagina’s 577 tot en met 581.
32.Dossierpagina 532.
33.Dossierpagina’s 324 tot en met 378.
34.Dossierpagina 339.
35.Dossierpagina 337.
36.Dossierpagina 67.
37.Dossierpagina 431.
38.Dossierpagina 591.
39.Dossierpagina 592.
40.Dossierpagina 636.
41.Dossierpagina 584.
42.Dossierpagina’s 401 en 402.
43.Dossierpagina’s 527 en 528.
44.zie ook HR 15 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV2654.