Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
4 november 2025 heeft mr. Verdoold eveneens laten weten niet te berusten in de wraking.
2.Het wrakingsverzoek
14 oktober 2025 was parketpolitie aanwezig in de zaal. Na sluiting van het onderzoek op
14 oktober 2025 heeft mr. Van der Lecq instructies gegeven aan de parketpolitie om de telefoon van verzoeker te controleren op mogelijk gemaakte geluidsopnames. Deze instructies werden gegeven buiten aanwezigheid van verzoeker en diens advocaat. Daarmee heeft mr. Van der Lecq na afloop van de zitting en dus buiten het formele kader van het onderzoek, een feitelijke instructie verstrekt aan de politie, op het moment waarop zij daartoe niet bevoegd was. De door mr. Van der Lecq gelaste controle van de telefoon ontbeert iedere rechtsgrond en komt neer op het (laten) verrichten van een opsporings-/handhavingshandeling zonder dat daartoe een bevoegdheid bestond. Dit handelen wekt de schijn van ongelijkwaardige behandeling op en roept twijfel op aan haar onpartijdigheid. Tevens is in strijd gehandeld met artikel 24 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), nu het mutatierapport van de parketpolitie, dat uit deze instructie is voortgekomen, onderdeel van het dossier vormt en feiten bevat die niet ter zitting van
14 oktober 2025 zijn besproken, maar wel bij de besluitvorming kunnen worden betrokken. Bovendien bevat het mutatierapport feitelijke onjuistheden en een gekleurde weergave van het voorval. Nu dit misleidende mutatierapport is ontstaan door toedoen van mr. Van der Lecq versterkt dat de vrees dat mr. Van der Lecq niet onbevooroordeeld tegenover verzoeker staat.
Mr. Verdoold heeft, in haar hoedanigheid van voorzitter van de meervoudige kamer, geweigerd het gemotiveerde verzoek van 15 oktober 2025 in behandeling te nemen of aan het dossier toe te voegen. Daardoor is verzoeker de mogelijkheid ontnomen om zijn bezwaren op reguliere wijze in het geding te brengen. Dat wekt de indruk dat de meervoudige kamer, althans mr. Verdoold, niet openstaat voor een zorgvuldige behandeling van de onderliggende procedure. Nu de gebruikelijke weg niet openstaat, resteert slechts de wrakingsprocedure om de schijn van partijdigheid en het geschonden vertrouwen aan de orde te stellen.
De hiervoor genoemde omstandigheden roepen, zowel afzonderlijk als in samenhang bezien, de schijn van partijdigheid op ten aanzien van mrs. Verdoold en Van der Lecq, aldus verzoeker.
3.De beoordeling
Mr. Verdoold en mr. Van der Lecq hebben in hun schriftelijke reactie dan wel tijdens de mondelinge behandeling op 5 november 2025, ook in onderlinge samenhang bezien, naar het oordeel van de wrakingskamer voldoende toegelicht dat het mutatieformulier zich weliswaar bevindt in het digitale dossier (bij gebrek aan fysieke opslag), maar dat het geen onderdeel vormt van het zogenoemde zaaksdossier. Louter in het zaaksdossier bevinden zich de stukken die door de procespartijen zijn ingebracht ten behoeve van het rechtsgeding en die de basis vormen voor het oordeel omtrent het geschil. Andere omstandigheden worden buiten beschouwing gelaten, aldus mr. Verdoold en mr. Van der Lecq. Het door verzoeker ingenomen standpunt dat het mutatierapport van de parketpolitie omtrent de gang van zaken rondom het onderzoek aan de telefoon na de zitting een gekleurde en feitelijk onjuiste weergave van het incident/voorval bevat, leidt naar het oordeel van de wrakingskamer, met inachtneming van dat wat hiervoor is overwogen, niet tot een andere conclusie. Hetgeen heeft plaatsgevonden nadat mr. Van der Lecq de instructie heeft gegeven en de vastlegging daarvan kan niet worden toegeschreven aan mr. Van der Lecq en/of
mr. Verdoold. Ten slotte wordt opgemerkt dat, zoals ook mr. Verdoold en mr. Van der Lecq naar voren hebben gebracht, uit het mutatierapport niet blijkt van enig onoirbaar handelen van verzoeker tijdens of met betrekking tot de zitting van 14 oktober 2025. Dat het mutatierapport belastende informatie bevat voor verzoeker kan dan ook niet worden geconcludeerd. Eerder het tegendeel, want uit het mutatierapport volgt immers dat verzoeker geen blaam treft nu er geen opnames op zijn telefoon zijn aangetroffen.
4.De beslissing
E. Venekatte, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A.M. Booijink en in openbaar uitgesproken op 18 november 2025.