ECLI:NL:RBOVE:2025:586

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
AK_24_2741
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) door eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van Enschede

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser beoordeeld dat gericht is tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Enschede om een verzoek om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) niet volledig toe te wijzen. Eiser had verzocht om openbaarmaking van documenten waarin de naam van een derde belanghebbende en/of een specifiek bedrijf voorkomt, met betrekking tot milieuvergunningen en andere relevante informatie. Het college had eerder een aantal documenten openbaar gemaakt, maar eiser was van mening dat er meer documenten beschikbaar moesten zijn. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende zoekslagen heeft verricht en dat het niet ongeloofwaardig is dat er geen aanvullende documenten zijn. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat er meer documenten zouden moeten zijn. De rechtbank concludeert dat de beslissing van het college om geen lijst van vernietigde stukken te verstrekken niet in strijd is met de Woo, aangezien er geen wettelijke verplichting bestaat om dit te doen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2741

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser

(gemachtigde: J.P.E. Baakman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede, verweerder

(hierna: het college).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] (gemachtigde: [gemachtigde] )
uit [woonplaats 2] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser gericht tegen de beslissing op zijn verzoek om informatie openbaar te maken dan wel aan hem te verstrekken op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1
Het college heeft dit verzoek met het primaire besluit van 31 mei 2023 en het aanvullende besluit van 22 januari 2024 toegewezen. Het college heeft de documenten die hij met een gespecificeerde zoekslag heeft gevonden openbaar gemaakt, met uitzondering van persoonsgegevens en belasting gerelateerde gegevens.
1.2
Met het bestreden besluit van 23 mei 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij het primaire en aanvullende besluit gebleven.
1.3
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hierbij was eiser [eiser] aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] . De gemachtigde van [derde belanghebbende] heeft ook aan de zitting deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voorliggende besluitvorming
4. Op 28 november 2022 heeft eiser, onder verwijzing naar de Woo en Archiefwet, het college verzocht openbaarmaking van informatie waarin de naam [derde belanghebbende] en/of [bedrijf] voorkomt vanaf 1990 tot op heden. Eiser verzoekt om openbaarmaking van alle brieven, faxberichten, emailberichten, documenten en alle overige informatiedragers waarop of waarin deze naam voorkomt. Eiser verwijst in zijn verzoek naar een krantenartikel [1] van Tubantia waaruit zou blijken dat de gemeente Enschede van [bedrijf] af wilde zijn en dat dit vuurwerkbedrijf daarom wat geld kreeg. Ook benoemt eiser dat dagblad Trouw al eerder gepubliceerd zou hebben dat [bedrijf] 5,5 miljoen gulden zou hebben gekregen. Het Woo-verzoek ziet daarom ook op de gemeentelijke begrotingen, jaarrekeningen en bijbehorende stukken.
5. Het college heeft op dit verzoek gereageerd met de brief van 9 december 2022. Daarin vraagt het college aan eiser het verzoek, met verwijzing naar artikel 4.1, vijfde lid, van de Woo, nader te preciseren
.Eiser heeft hierop gereageerd, maar het verzoek niet nader gespecificeerd. Daarom is eiser door het college uitgenodigd voor een gesprek.
6. Op 19 januari 2023 heeft het gesprek tussen eiser en het college plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is naar voren gekomen dat het Woo-verzoek zich richt op [bedrijf] B.V. en meer specifiek op de afkoop en intrekking van milieuvergunningen. Ten aanzien van dit gespecificeerde Woo-verzoek heeft het college uitvraag gedaan bij medewerkers van de gemeente die enige betrokkenheid hebben gehad bij de afkoop van [bedrijf] B.V. Ook heeft het college uitvraag gedaan bij het Documentair Dienstencentrum van de gemeente Enschede (hierna: DDC). Het DDC heeft vervolgens diverse dossiers ter inzage gelegd en medewerkers van de gemeente Enschede hebben vervolgens de documenten geselecteerd die binnen de scope van het Woo-verzoek vallen.
7. Bij het primaire besluit van 31 mei 2023 zijn vervolgens alle geselecteerde documenten, met uitzondering van persoonsgegevens, digitaal naar eiser toegezonden en dus openbaar gemaakt. Het gaat hierbij om ongeveer 175 documenten. Eiser was het niet eens met dit besluit en heeft daarom op 8 juli 2023 een pro forma bezwaar ingediend en op 3 augustus 2023 de nadere gronden van bezwaar. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft het college nog een tweede zoekslag verricht. Daarbij zijn er nog twee dossiers en enkele losse documenten naar voren gekomen, die bij de eerste zoekslag – om onbekende redenen – niet naar voren waren gekomen. Ook hieruit zijn de documenten geselecteerd die binnen de scope van het Woo-verzoek vallen. Het college heeft vervolgens een aanvullend besluit genomen op 22 januari 2024 waarin hij ook deze documenten openbaar maakt aan eiser, met uitzondering van de persoonsgegevens en belasting gerelateerde gegevens. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het bezwaar van eiser ook gericht tegen het aanvullende besluit van 22 januari 2024.
8. Het college heeft de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Enschede (hierna: de commissie) om advies gevraagd. Op 7 mei 2024 heeft er een hoorzitting met de commissie plaats gevonden, daar waren eiser, belanghebbende en zijn zoon en twee medewerkers van het college aanwezig. Op 15 mei 2024 heeft de commissie vervolgens advies uitgebracht. De commissie heeft geconcludeerd dat het college uitgebreide zoekslagen heeft verricht en op juiste gronden de documenten openbaar heeft gemaakt die binnen de scope van het Woo-verzoek vallen. Het college heeft het advies van de commissie over genomen. In het bestreden besluit van 23 mei 2024 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, tegelijkertijd wordt wel aangegeven dat er nog een document openbaar gemaakt wordt omdat het college dit per abuis vergeten was.
Beoordeling van de beroepsgronden
Stukken niet openbaar gemaakt / vernietigd
9. Eiser voert aan dat niet alle stukken zijn aangeleverd door het college. Volgens eiser zijn de uitgaande brieven en antwoordbrieven van advocatenkantoren aangaande de overname van het vuurwerkbedrijf ten onrechte niet openbaar gemaakt of vernietigd. Het gaat ook om documenten van TNO en Oranjewoud en begrotingen en jaarrekeningen met betrekking tot de onderhavige zaak. Op grond van de Archiefwet moeten stukken bewaard worden door het college. Daarnaast stelt eiser dat het onduidelijk is welk criterium het college gebruikt om een document te vernietigen. Verder zijn deze stukken volgens eiser op de zaak betrekking hebbende stukken en moeten ze om die reden openbaar gemaakt worden op grond van de Awb.
10. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
10.1
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4525.
10.2
In het bestreden besluit heeft het college uiteengezet welke zoekslagen hij heeft verricht. Naar aanleiding van het gesprek tussen eiser en het college op 19 januari 2023 heeft het college het Woo-verzoek gespecificeerd naar de afkoop en intrekking van milieuvergunningen. Het college heeft gegevens opgevraagd bij medewerkers die in het verleden enige betrokkenheid hebben gehad bij de afkoop van [derde belanghebbende] B.V en die nog steeds werkzaam zijn bij de gemeente Enschede. Vervolgens heeft het college uitvraag gedaan bij het DDC. Het DDC heeft de beschikbare registers geraadpleegd en daarbinnen gezocht op de termen ‘’ [derde belanghebbende] ’’ en ‘’vuurwerkbedrijf/vuurwerkbedrijven’’. Naar aanleiding van deze zoekslag heeft het college ongeveer 175 documenten openbaar gemaakt bij het primaire besluit van 31 mei 2023. Naar aanleiding van het bezwaar van eiser heeft het college toen nog een tweede zoekslag verricht en twee documenten openbaar gemaakt bij het aanvullende besluit van 22 januari 2024 en nog een enkel document bij het bestreden besluit van 23 mei 2024. Enkel persoonsgegevens en belasting gerelateerde gegevens heeft het college niet openbaar gemaakt.
10.3
Verder geeft het college aan dat er wel degelijk documenten van TNO en Oranjewoud (deels) openbaar zijn gemaakt. Wat betreft de begrotingen en jaarrekeningen wordt opgemerkt dat deze stukken altijd openbaar zijn en dus niet nog een keer apart openbaargemaakt hoeven te worden. Omdat het oude stukken betreffen kan een afspraak gemaakt worden bij het stadsarchief om deze stukken in te zien.
10.4
Door het college wordt voor wat betreft de vernietiging van stukken aangegeven dat het gaat om stukken van ruim 20 jaar geleden. Hierbij is goed mogelijk dat niet alles bewaard is gebleven of overgedragen is aan het DDC. Daarnaast is het mogelijk dat documenten die wel bewaard zijn in de loop der tijd zijn vernietigd omdat de wettelijke bewaartermijn daarvan is verstreken. De vraag welk criterium het college gebruikt om een stuk wel of niet te vernietigen hoeft het college in het kader van dit Woo-verzoek niet te beantwoorden.
10.5
De rechtbank is van oordeel dat het haar, gelet op de uitgevoerde zoekslag, niet ongeloofwaardig voorkomt dat het college niet over meer documenten beschikt dan de circa 178 documenten die openbaar zijn gemaakt bij de verschillende besluiten. De rechtbank constateert daarnaast dat er wel degelijk documenten zijn verstrekt aangaande TNO, het gaat om 9 documenten. Verder betreffen de begrotingen en jaarrekeningen reeds openbare stukken en hoeven deze in het kader van dit Woo-verzoek niet verstrekt te worden.
10.6
Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat het college over meer documenten zou beschikken. Eiser moet met concrete aanwijzingen komen dat er meer documenten moeten zijn. Hierin is eiser niet geslaagd. Dat dit stukken zijn die - indien zij daadwerkelijk zouden bestaan - onder de Archiefwet zouden vallen maakt dat, wat daar ook van zij, niet anders.
10.7
Verder zijn op de zaak betrekking hebbende stukken ingevolge de rechtspraak van de Afdeling ten minste: de stukken die door het bestuursorgaan zijn gebruikt bij de voorbereiding en het nemen van het besluit, zoals adviezen, onderzoeksrapporten, verslagen van hoorzittingen, oplegnotities en dergelijke. [2] Hieronder vallen niet de stukken die eventueel verstrekt zijn in het kader van een Woo-verzoek.
10.8
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
Vernietigde stukken onderdeel van het Woo-verzoek
11. Eiser stelt dat de commissie in haar advies stelt dat de vernietigde stukken niet onder de Woo vallen. Volgens eiser heeft het college niet voldoende gemotiveerd waarom die stukken niet onder de Woo vallen en is daarom sprake van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel. Eiser wil graag een lijst van de vernietigde stukken.
12. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
12.1
In het bestreden besluit staat omschreven dat een lijst van vernietigde stukken volgens het college niet onder de zoekslag van het onderhavige Woo-verzoek valt. Tijdens de hoorzitting bij de commissie heeft eiser aangegeven dat hij zo’n lijst wilde hebben. Uit het onderhavige dossier blijkt echter dat het college bij de verzending van het primaire besluit wel een inventarisatielijst heeft meegestuurd van alle stukken die verstrekt zijn. Hierop staan de dossiernummers genoemd met onder andere de bijbehorende onderwerpen, de toegepaste weigeringsgronden op grond van de Woo en de bijbehorende jaartallen. Ook is op de lijst aangegeven dat de procedurestukken van handhavingszaken behorende bij de dossiers 9746 tot en met 9748 zijn vernietigd.
12.2
De rechtbank stelt vast dat uit de Woo geen verplichting voortvloeit om een lijst op te stellen van de vernietigde stukken en deze te verstrekken aan eiser. Eiser maakt niet aannemelijk op grond van welke wettelijke bepaling zo’n verplichting wel zou bestaan. In dit geval heeft het college wel een inventarisatielijst opgesteld en daarop aangegeven welke stukken zijn vernietigd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college een zorgvuldig besluit heeft genomen.
12.3
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
Stukken ten onrechte zwartgelakt
13 Eiser stelt dat alle door het college aangeleverde documenten deels onterecht zijn zwartgelakt. Zo stelt eiser dat persoonlijke beleidsopvattingen ten onrechte zijn zwartgelakt. En verder zou de geheimhoudingsplicht van advocaten volgens eiser niet in de weg mogen staan aan openbaarmaking van (gedeelten van) de stukken. Volgens eiser betreft de onderhavige – aan de vuurwerkramp gerelateerde – zaak een belangrijke maatschappelijke kwestie waardoor beleidsopvattingen en correspondentie van advocaten toch openbaar gemaakt dienen te worden.
14 De rechtbank overweegt hierover het volgende.
14.1
In het bestreden besluit wordt door het college aangegeven dat zij alle documenten die vallen onder het Woo-verzoek openbaar hebben gemaakt met uitzondering van persoonsgegevens en belasting gerelateerde gegevens. Dit is toegestaan op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder d, van de Woo, waarin staat dat openbaarmaking achterwege blijft indien het persoonsgegevens betreft. En in artikel 8.8 van de Woo in samenhang met artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) staat dat het niet toegestaan is om belasting gerelateerde gegevens openbaar te maken.
14.2
De rechtbank stelt vast dat het college geen persoonlijke beleidsopvattingen en correspondentie met advocaten heeft zwartgelakt zoals eiser stelt, maar enkel persoonsgegevens en belasting gerelateerde gegevens.
14.3
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
Selectie van de stukken
15. Eiser stelt dat niet duidelijk is of de medewerkers die de stukken geselecteerd hebben die ter inzage zijn gelegd ambtenaren zijn of ingehuurde krachten. De stukken waaruit dit zou blijken zijn volgens eiser ten onrechte niet openbaar gemaakt. Ter zitting is gebleken dat eiser in het verleden problemen heeft gehad met één of meerdere gedetacheerde medewerkers bij de gemeente Enschede.
16. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
16.1
Uit het bestreden besluit blijkt dat de uitvraag voor het Woo-verzoek in eerste instantie is gedaan bij medewerkers die enige betrokkenheid hadden bij de afkoop van [bedrijf] . Daarna heeft het college een uitvraag gedaan bij het DDC en vervolgens hebben meerdere medewerkers de documenten geselecteerd die binnen het Woo-verzoek vallen.
16.2
De rechtbank stelt vast dat uit de Woo geen verplichting voor het college voortvloeit om aan te geven welke medewerkers, ingehuurd of niet ingehuurd, de stukken aangaande het Woo-verzoek geselecteerd hebben. Verder maakt eiser ook niet aannemelijk waarom er getwijfeld zou moeten worden aan de deskundigheid van (een van) de medewerkers die de stukken geselecteerd hebben.
16.3
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
Stukken ten grondslag aan het advies van de commissie
17 Volgens eiser hebben er onjuiste stukken ten grondslag gelegen aan het bestreden besluit, want niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zouden door het college aan de commissie zijn verstrekt. Verder voert eiser aan dat geen stukken ter inzage zijn gelegd één week voorafgaand aan de hoorzitting in strijd met artikel 7:4, tweede en zevende lid, van de Awb. Ook zijn het audio-verslag van de hoorzitting en de verzochte papieren versie daarvan niet aan hem verstrekt.
18 De rechtbank overweegt hierover het volgende.
18.1
In artikel 7:7 van de Awb is de verplichting neergelegd om van het horen een verslag te maken. Het college heeft aangegeven dat hij op 13 augustus 2024 het schriftelijke verslag van de hoorzitting per e-mail aan eiser verstrekt heeft. Wat betreft het audio-verslag geeft het college aan dat hij in de veronderstelling was dit kort na de hoorzitting al verstrekt te hebben. Zekerheidshalve heeft het college op 24 december 2024 dit audio-verslag alsnog verstrekt.
18.2
De rechtbank stelt vast dat het college van de hoorzitting een verslag heeft gemaakt, daarmee is artikel 7:7 van de Awb niet overschreden. Ook is de rechtbank niet gebleken van strijd met artikel 7:4, tweede en zevende lid, van de Awb. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat niet alle stukken door het college zouden zijn verstrekt aan de commissie. Het college heeft in het verweerschrift en ter zitting aangegeven dat alle stukken verstrekt zijn aan de commissie. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen.
18.3
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
Bezwaar ten onrechte ongegrond
19. Volgens eiser had het college in het bestreden besluit het bezwaar gegrond moeten verklaren, omdat het college zowel bij het aanvullende besluit van 22 januari 2024 als bij het bestreden besluit nog enkele stukken openbaar heeft gemaakt. Het college heeft het bezwaar om die reden ten onrechte ongegrond verklaard.
20. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
20.1
In het bestreden besluit geeft het college aan dat hij bij het aanvullende besluit van 22 januari 2024 vergeten is om nog enkele documenten openbaar te maken. Het college geeft aan dat hij dat bij dit besluit alsnog heeft gedaan. Het aanvullende besluit heeft het college genomen naar aanleiding van het bezwaar van eiser waarin hij aangeeft dat er nog stukken zouden ontbreken.
20.2
De rechtbank is van oordeel dat eiser terecht heeft aangevoerd dat er ten onrechte in het bestreden besluit staat dat het bezwaar ongegrond is. Immers, naar aanleiding van het bezwaar van eiser zijn er nog enkele documenten openbaar gemaakt. Echter bestaat er op grond van de Awb geen verplichting om een bezwaar gegrond dan wel ongegrond te verklaren. Verder is eiser niet in zijn belangen geschaad, doordat het college in het bestreden besluit het bezwaar (ten onrechte) ongegrond heeft verklaard. Niet is gebleken dat eiser hiervan nadeel heeft ondervonden. Wat eiser hierover heeft aangevoerd, leidt daarom niet tot gegrondverklaring van het beroep. Wat betreft het niet toekennen van een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, stelt de rechtbank vast dat niet is gebleken dat eiser in de bezwaarfase heeft verzocht om een dergelijke vergoeding. Als gevolg hiervan heeft eiser daarop, gelet op artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, geen recht. Het college heeft in het bestreden besluit daarom terecht voor de bezwaarfase aan eiser geen kostenvergoeding toegekend.
20.3
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

21. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. ter Haar, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A.G. Bulte, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het gaat om een krantenartikel 24 november 2022 met de titel ‘’ [titel] ’’.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:874 en van 18 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2747.