Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T. Gelo, het college van burgemeester en wethouders van Hengelo heeft verzocht om veroordeling in de proceskosten. Dit verzoek volgde op de intrekking van een eerder verzoek om een voorlopige voorziening, dat was gericht tegen een besluit van het college van 18 april 2025. Verzoeker trok zijn verzoek in omdat het college op 11 juli 2025 het eerdere besluit had ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het college heeft hierop niet gereageerd. De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen.
De voorzieningenrechter overweegt dat wanneer een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoetkomt, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is het college met het besluit van 11 juli 2025 aan verzoeker tegemoetgekomen, wat de basis vormt voor de toewijzing van het verzoek om proceskostenveroordeling. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 907,-, die het college moet vergoeden aan de rechtsbijstandverlener van verzoeker, aangezien aan verzoeker een toevoeging is verleend. Daarnaast is het college ook veroordeeld tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194,-. De uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, in aanwezigheid van mr. J.P. Fortuin, griffier, en is openbaar uitgesproken.