Uitspraak
1.De procedure
- de akte van [partij A] waarmee hij de producties 1 – 4 in het geding brengt,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft partij A een verzoek ingediend bij de Gemeente Hof van Twente om handhavend op te treden tegen het gebruik van het trottoir door een restaurant. De Gemeente heeft dit verzoek afgewezen, met de stelling dat partij A geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en daardoor niet-ontvankelijk is. Partij A vordert in deze civielrechtelijke procedure dat de Gemeente alsnog handhavend optreedt en immateriële schade vergoedt. De Gemeente betwist de bevoegdheid van de kantonrechter, omdat partij A volgens hen bezwaar en beroep kan instellen in een bestuursrechtelijke procedure. De kantonrechter oordeelt dat zij bevoegd is, maar verklaart partij A niet-ontvankelijk in zijn vorderingen, omdat er een andere rechtsgang openstaat. De kantonrechter verwijst partij A naar het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente voor het indienen van bezwaar. De procedure is gestart na een verzoek van partij A op 4 augustus 2024, en de Gemeente heeft op 29 oktober 2024 het verzoek afgewezen. De kantonrechter heeft op 28 januari 2025 vonnis gewezen, waarin de vorderingen van partij A zijn afgewezen en de kosten zijn gecompenseerd.