2.6.Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek is het UWV overgegaan tot de besluitvorming, zoals beschreven onder Procesverloop.
3. Volgens het UWV zijn eisers klachten in 2005 ontstaan als gevolg van een bedrijfsongeval. Eiser heeft sindsdien altijd aangepaste werkzaamheden gedaan en dat is zijn maatgevende arbeid geworden. Eiser is ziekgemeld per 26 februari 2024, maar er is niets voorgevallen dat de verergering van klachten kan verklaren. Naar de mening van het UWV is eiser niet ongeschikt voor de aangepaste werkzaamheden.
4. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de door hem sinds 2007 uitgevoerde functie een unieke functie is die beschouwd moet worden als een witte ravenbaan. Eiser is daarom van mening dat het UWV deze functie niet als maatgevende arbeid aan de beoordeling ten grondslag mag leggen. Eiser heeft verder betoogd dat de reeds bestaande klachten op 26 februari 2024 zijn toegenomen. Hij is vaker vergeetachtig en de hoofdpijn en duizeligheid zijn verder toegenomen. Ook zijn eisers psychische klachten toegenomen en slaapt hij slecht.
5. Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid.
6. Op grond van artikel 19, vijfde lid, van de ZW wordt voor een verzekerde die geen werkgever heeft onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid.
7. Artikel 19, vijfde lid, van de ZW is geschreven met het doel om voor een zogenoemde vangnetter, een verzekerde zonder werkgever, het begrip “zijn arbeid” te verruimen door in het geval sprake is van bijzondere aspecten van het werk die aan een werkhervatting in de weg staan, deze buiten beschouwing te laten. Gelet op dit doel dienen alleen bijzondere verzwarende aspecten van het laatst verrichte werk buiten beschouwing gelaten te worden. Daarbij dienen bijzondere verlichtende aspecten van het laatst verrichte werk en situatieve omstandigheden niet buiten beschouwing gelaten te worden bij de beoordeling van de in aanmerking te nemen arbeid.
8. Het UWV is bij de beoordeling van eisers aanvraag voor een ZW-uitkering uitgegaan van de werkzaamheden van eiser bij (ex-)werkgeefster na het bedrijfsongeval. Dit zijn de aangepaste werkzaamheden die volgens het UWV de feitelijke maatgevende arbeid is geworden. Ter zitting heeft het UWV hierbij toegelicht dat eiser deze werkzaamheden duurzaam heeft verricht, namelijk vanaf 2007 tot 2023. Verder is de beloning hetzelfde gebleven. Volgens het UWV is onder deze omstandigheden geen sprake van een witte ravenbaan. Er moet aan het laatstelijk verrichte werk worden getoetst.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV hiermee geen juiste toepassing gegeven aan de in artikel 19, vijfde lid, van de ZW neergelegde maatstaf voor ‘zijn arbeid’. Bij eiser is sprake van zodanig extreem verlichtende werkomstandigheden dat deze aangepaste functie niet in aanmerking moet worden genomen bij het bepalen van de maatstaf voor de arbeid in de zin van de ZW. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser na het bedrijfsongeval bij (ex-)werkgeefster in dienst is gebleven en een uitzonderingspositie heeft gekregen. Eiser had alle vrijheid om het werk af te stemmen op zijn klachten, had een eigen werkplek en kon naar huis gaan als het niet meer ging. Eiser hoefde geen ploegendiensten meer te doen en had geen leidinggevende taken meer. Verder is eiser na het bedrijfsongeval financieel niet achteruit gegaan, heeft hij zijn ploegentoeslag behouden en is hij met gezonde collega's meegegroeid in salaris. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV de laatstelijk feitelijk verrichte arbeid ten onrechte als zijn arbeid in de zin van artikel 19 van de ZW aangemerkt. Deze arbeid kan gelet op de extreem verlichtende werkomstandigheden in aard, omvang en zwaarte van het werk bij een soortgelijke werkgever niet gevonden worden. De rechtbank verwijst voor soortgelijke situaties naar de uitspraak van 31 januari 2007 van de CRvBen de uitspraak van 20 september 2017 van de CRvB. Het ter zitting door het UWV ingenomen standpunt dat geen sprake is van een witte ravenbaan en de verwijzing daarbij naar de uitspraak van 7 september 2022 van de CRvBvolgt de rechtbank niet. Anders dan het UWV meent, zijn de door eiser genoten verdiensten naar het oordeel van de rechtbank niet representatief voor de door eiser uitgevoerde werkzaamheden. Eiser heeft zijn salaris - inclusief ploegentoeslag - behouden, terwijl zijn werkzaamheden substantieel zijn verlicht en in omvang zijn afgenomen. Soortgelijke arbeid tegen de door eiser van (ex-)werkgeefster ontvangen beloning is op de arbeidsmarkt niet voorhanden.
10. Nu het UWV bij de besluitvorming een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd, komt de rechtbank niet toe aan een verdere bespreking van de beroepsgronden.