ECLI:NL:RBOVE:2025:4204

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
11510239 \ CV EXPL 25-289
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige ontruiming van huurwoning en schadevergoeding

In deze zaak vordert eiser, [eiser], een schadevergoeding van [gedaagden] wegens onrechtmatige ontruiming uit zijn huurwoning. Op 5 juni 2024 heeft [gedaagden] [eiser] uit de woning gezet, zonder toestemming van de rechter. [eiser] vordert een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten van € 7.428,00 en een smartengeldvergoeding van € 2.000,00. De kantonrechter wijst de schadevergoeding af, omdat niet is aangetoond dat [eiser] schade heeft geleden. Echter, de smartengeldvergoeding wordt wel toegewezen, omdat [eiser] door de onrechtmatige ontruiming in zijn persoonlijke levenssfeer is aangetast. De procedure omvat een dagvaarding, conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling. De kantonrechter oordeelt dat de immateriële schade die [eiser] heeft geleden, als gevolg van de onrechtmatige ontruiming, voor vergoeding in aanmerking komt. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11510239 \ CV EXPL 25-289
Vonnis van 24 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: Stichting Univé Rechtshulp,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 2],
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 3],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
procederend in persoon.

1.Samenvatting

1.1.
[eiser] is op 5 juni 2024 door [gedaagden] uit zijn huurwoning gezet. [eiser] vordert een vergoeding voor de verhuis- en inrichtingskosten en een smartengeldvergoeding. De kantonrechter wijst de schadevergoeding af omdat niet is gebleken dat er schade is. De kantonrechter wijst de smartengeldvergoeding wel toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 januari 2025
- de conclusie van antwoord van 4 februari 2025
- de aanvulling op de conclusie van antwoord van 11 februari 2025
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 26 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Beide partijen zijn ter zitting verschenen.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] huurt van [gedaagden] op grond van een mondelinge huurovereenkomst van 1 juli 2014 een zelfstandige woning op het erf van [gedaagden] gelegen aan de [adres]. De huurprijs bedraagt sinds 1 juli 2023 € 474,00 per maand.
3.2.
Op 5 juni 2024 heeft [gedaagden] [eiser] uit de door [eiser] gehuurde woning gezet. Sindsdien heeft [eiser] geen vaste woon- of verblijfsplaats.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat – een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten van € 7.428,00 en een smartengeldvergoeding van € 2.000,00 dan wel door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedragen. Verder vordert [eiser] om [gedaagden] te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat sprake is van een onrechtmatige ontruiming omdat geen toestemming is verleend door een rechter. Ook heeft [gedaagden] geen rechtmatige opzeggingsgrond voor het beëindigen van de huur. Gezien de onderlinge verhoudingen heeft [eiser] er voor gekozen om zich niet (in kort geding) te verweren tegen de onrechtmatige ontruiming. De onrechtmatige ontruiming heeft tot gevolg dat [eiser] noodgedwongen moet verhuizen. [eiser] vordert in verband met het onrechtmatig handelen van [gedaagden] een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten. Aangesloten kan worden bij de gefixeerde verhuiskostenvergoeding die in 2024 op € 7.428,00 is vastgesteld. Daarnaast heeft de plotselinge en agressieve onrechtmatige ontruiming [eiser] aangetast in de persoon in de zin van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). [eiser] vordert daarvoor een smartengeldvergoeding van € 2.000,00.
4.3.
[gedaagden] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser]. [gedaagden] heeft de afgelopen tien jaar veel overlast van [eiser] ervaren. Hij heeft de huur bij brief van 30 juni 2022 opgezegd. Omdat [eiser] de woning niet wilde verlaten, zag hij zich genoodzaakt om [eiser] uit de woning te zetten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten
5.1.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat sprake is van onrechtmatige ontruiming en vordert een daarmee samenhangende schadevergoeding bestaande uit de verhuiskostenvergoeding. Deze vergoeding ziet echter op een schadevergoeding bij renovatie of eigen gebruik zodat er geen sprake kan zijn van analoge toepassing. Daarnaast heeft [eiser] niet onderbouwd dat hij (andere) schade heeft geleden. Niet gesteld of gebleken is dat [eiser] kosten heeft gemaakt voor het zoeken van nieuwe woonruimte en ook niet dat de goederen van hem beschadigd zijn. De woning is grotendeels ontruimd door bekende vrijwilligers van [eiser]. Voor zover [eiser] een beroep heeft willen doen op een schadevergoeding op grond van wanprestatie in de zin van artikel 6:74 BW is de kantonrechter van oordeel dat ook hier niet is gebleken dat er schade is.
5.2.
De kantonrechter acht daarmee het bestaan van een grond voor toewijzing van schadevergoeding zoals door [eiser] gevorderd onvoldoende aangetoond en zal dit deel van de vordering afwijzen.
De smartengeldvergoeding
5.3.
Naast de vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten heeft [eiser] ook immateriële schadevergoeding gevorderd van [gedaagden] van € 2.000,00. Hiervoor heeft [eiser] aangevoerd dat hij in de veiligheid en bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer ernstig is aangetast. Het is voor [eiser] door zijn visuele beperking moeilijk om nieuwe woonruimte te vinden.
5.4.
De stelplicht en bewijslast van het bestaan van schade rust dus op [eiser]. [1] In het algemeen is voldoende dat de benadeelde feiten stelt waaruit kan worden afgeleid dat hij schade heeft geleden. Om vast te kunnen stellen of [eiser] op andere wijze in zijn persoon is aangetast in de zin van artikel 6:106 onder b BW, moet [eiser] concrete gegevens aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan of dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor [eiser] meebrengen dat er sprake is van een aantasting in zijn persoon op andere wijze. [2] Indien de rechter van oordeel is dat de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, dient de rechter de omvang van de schade op de voet van artikel 6:97 BW te schatten. [3]
5.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Wat er ook zij van hoe [gedaagden] de houding en gedragingen van [eiser] heeft ervaren, vast staat dat er geen overeenstemming was tussen partijen over het vertrek van [eiser] uit de woning. Desondanks heeft [gedaagden] zonder tussenkomst van de rechter [eiser] gedwongen tot ontruiming van de woning. Daarbij waren de spanningen hoog opgelopen, is de woning vrijwel meteen overhoop gehaald en is de keuken verwijderd waardoor bewoning van de woning voor [eiser] onmogelijk werd. Vervolgens heeft [gedaagden] de sloten van de woning vervangen zodat [eiser] geen toegang meer had tot de woning. De eigendommen zijn door vrijwilligers opgehaald en opgeslagen. [eiser] is zomaar op straat gezet. De immateriële schade die [eiser] daardoor heeft geleden komt naar het oordeel van de kantonrechter voor vergoeding in aanmerking. Verder geldt dat, gelet op de aard en ernst van de normschending door [gedaagden] (het feitelijk op straat zetten van [eiser] en daarmee schending van artikel 8 EVRM), waardoor [eiser] afhankelijk werd van hulp van derden, aannemelijk is dat [eiser] geestelijk leed is aangedaan ook al ontbreken daarvoor concrete gegevens. [4] De kantonrechter zal voor de omvang van de schade aansluiten bij hetgeen [eiser] heeft gevorderd. [gedaagden] heeft de feitelijke toedracht van de ontruiming en de hoogte van de gevorderde immateriële schadevergoeding ook niet weersproken. In totaal is een smartengeldvergoeding van € 2.000,00 toewijsbaar.
De proceskosten
5.6.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.000,00 aan smartengeldvergoeding;
6.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025. (jjm)

Voetnoten

1.HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1941.
2.HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376,
3.HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5211,