5.4Het bestreden besluit is per gewone post naar [eiser] verzonden, niet per aangetekende post. Het is dan aan de korpschef om aannemelijk te maken dat het bestreden besluit is verzonden en op welke datum. Op of in het bestreden besluit staat niet op welke datum dat is verzonden. Ook heeft de korpschef geen uittreksel uit een postregistratiesysteem overgelegd, waaruit blijkt op welke datum het bestreden besluit naar [eiser] is verzonden. Ter zitting heeft zij hierover verklaard dat het zou kunnen dat er ook geen verzendadministratie van dat besluit is. Dit betekent dat de korpschef niet aannemelijk heeft gemaakt op welke datum het bestreden besluit naar [eiser] is verzonden en dat niet kan worden vastgesteld op welke datum de beroepstermijn is aangevangen. Dit betekent dat ook niet kan worden vastgesteld dat het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn, dus te laat, is ingediend. Het moet er daarom voor gehouden worden dat het beroep tijdig is ingediend en dat dat ontvankelijk is. De rechtbank gaat daarom hieronder over tot een inhoudelijke beoordeling van de gronden die [eiser] tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.
Inhoudelijke beoordeling van het beroep
6. Artikel 28, tweede lid, eerste zin, van de Wpg bepaalt dat de betrokkene, op diens schriftelijke verzoek, het recht heeft van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onnodige vertraging vernietiging van de hem betreffende politiegegevens te verkrijgen indien de gegevens in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt of om te voldoen aan een wettelijke verplichting.
7. De korpschef heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de overige registraties (dat zijn de andere registraties dan de zes ten aanzien waarvan het verzoek om vernietiging is toegewezen) niet is gebleken dat politiegegevens in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Ook is er volgens de korpschef geen wettelijke verplichting op grond waarvan politiegegevens met betrekking tot deze overige registraties moeten worden vernietigd.
8. Uit het beroepschrift en wat ter zitting is besproken blijkt dat het [eiser] met name gaat om één incident dat in de politiegegevens is geregistreerd. Dat is de zaak met parketnummer 08-263341-23. Deze zaak is door het Openbaar Ministerie geseponeerd en [eiser] eist dat de zaak daarom uit zijn dossier wordt gehaald en uit de systemen van de politie. Volgens [eiser] is deze zaak ontstaan door fouten en verkeerde beslissingen van de politie. De zaak heeft voor hem vergaande gevolgen gehad en hij vreest dat die ook in de toekomst vergaande gevolgen zal hebben als die in de politiesystemen blijft staan. Ter onderbouwing hiervan heeft [eiser] aangevoerd dat hem inmiddels is gebleken dat agenten hem blijven aankijken op de zaak en hem daardoor anders, namelijk op onheuse wijze, behandelen. Ook kost de zaak hem geld en veroorzaakt die problemen in zijn dagelijks leven en ondernemen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het aanvragen van een verzekering bij een verzekeringsmaatschappij en/of een financiering bij een bank. Volgens [eiser] krijgt hij dan doorgaans de vraag of hij in het recente verleden in aanraking is geweest met de politie of justitie. Die vraag moet hij dan met ‘ja’ beantwoorden en dat zorgt voor problemen bij de toewijzing van de desbetreffende aanvraag. Volgens [eiser] heeft dat er inmiddels al toe geleid dat zijn autoverzekering een verhoogde premie heeft gekregen en ook is een probleem ontstaan in de financiering van een nieuwbouwproject van hem.
[eiser] wil niet blijvend met de zaak worden geconfronteerd zonder dat hij daarin schuldig is bevonden.