ECLI:NL:RBOVE:2025:2455

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
ak_25_956
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tegen UWV

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 18 april 2025, wordt het verzoek van de verzoeker om een proceskostenveroordeling tegen het UWV toegewezen. De zaak betreft een geschil over de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van de verzoeker, die op 31 oktober 2024 door het UWV was stopgezet. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en vroeg om een voorlopige voorziening. Op 31 maart 2025 meldde het UWV dat het bezwaar gegrond zou worden verklaard, waarna verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening introk en om vergoeding van de proceskosten vroeg. De voorzieningenrechter oordeelt dat het UWV aan het verzoek van verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om de proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter wijst het UWV een bedrag van € 907,- toe voor de proceskosten en € 53,- voor het griffierecht. De uitspraak benadrukt dat het verzoek om voorlopige voorziening heeft geleid tot snellere besluitvorming door het UWV, wat de toewijzing van de proceskosten ondersteunt. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/956

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker,

(gemachtigde: mr. O.H.G. Daane Bolier),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Dit verzoek is gedaan bij de intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening tegen het besluit van het UWV van
31 oktober 2024. Met dit besluit had het UWV verzoekers uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 28 oktober 2024 beëindigd. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 31 oktober 2024.
1.1.
Met een brief van 31 maart 2025 heeft het UWV gemeld dat het bezwaar gegrond zal worden verklaard. Daarop heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Het UWV heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat hij akkoord gaat met vergoeding van de proceskosten conform artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
1.3.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3.1.
In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [3]
Is het UWV aan het verzoek tegemoetgekomen?
4.1.
Uit de brief van 31 maart 2025 blijkt duidelijk dat het UWV aan verzoeker tegemoet zal komen. In die brief heeft het UWV immers vermeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft laten weten dat het bezwaar gegrond zal worden verklaard. In de brief staat dat het UWV na ontvangst van het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beslissing op bezwaar zo spoedig mogelijk aan verzoeker bekend zal maken en de betaling van de ZW-uitkering zal voortzetten.
4.2.
Uitgangspunt is dat het enkele feit dat het bestuursorgaan aan verzoeker tegemoetkomt, reden is om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen. [4] Verzoeker heeft dan namelijk een reden gehad om het verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. [5] Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het UWV aan het verzoek van verzoeker is tegemoetgekomen. Er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om het UWV in de proceskosten te veroordelen toe.
Welke kosten dient het UWV te vergoeden?
5.1.
De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoeker heeft zich laten bijstaan door zijn gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 907,-. Dat betekent dat de totale proceskosten die het UWV moet vergoeden € 907,- bedragen.
5.2.
De voorzieningenrechter bepaalt ook dat het UWV het door verzoeker betaalde griffierecht van € 53,- aan verzoeker moet vergoeden. [6] De voorzieningenrechter wijst erop dat het UWV na de indiening van het verzoek om voorlopige voorziening heeft aangekondigd snel een beslissing op bezwaar te zullen nemen. Het lijkt er dan ook op dat het verzoek om voorlopige voorziening heeft geleid tot snellere besluitvorming. Gelet hierop in samenhang met het feit dat sinds de datum van het besluit waar het om gaat
(31 oktober 2024) al vijf maanden waren verstreken, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het UWV het door verzoeker betaalde griffierecht moet vergoeden.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan verzoeker;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 53,- aan verzoeker moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.
4.Vergelijk CRvB 15 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3252.
5.Vergelijk ABRvS 12 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1930.
6.Zie artikel 8:82, vijfde lid, van de Awb.