4.3.Verder is eiseres van mening dat zij, ook als zij op 30 oktober 2017 niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, er nadien, in de periode van 30 oktober 2017 tot 30 oktober 2022, toch redenen waren om haar wel als jonggehandicapte aan te merken. Eiseres vindt hiervoor van belang dat in juli 2018 in het kader van een eerstejaars Ziektewet-beoordeling een situatie van geen duurzaam benutbare mogelijkheden is aangenomen wegens sterk wisselende mogelijkheden. Nadien heeft het UWV eiseres in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) voor haar werk met een omvang van 13,97 uur per week. Dit betekent volgens eiseres dat zij voor werk met een relatief kleine urenomvang volledig arbeidsongeschikt is bevonden. Gelet hierop ziet eiseres geen enkele reden om aan te nemen dat zij in het kader van de Wajong wel in staat zou zijn geweest om 4 uur per dag en 20 uur per week te werken.
5. Uit het verweerschrift blijkt dat het UWV bij zijn standpunt blijft. Het UWV heeft dit gebaseerd op een nader rapport van 29 januari 2025 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze stelt dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op [geboortedatum] 2010 was, toen eiseres achttien jaar werd en al beperkingen had als gevolg van haar lage IQ en coeliakie. De tweede eerste arbeidsongeschiktheidsdag was niet op 30 oktober 2017, maar op
19 december 2014, de datum van het auto-ongeluk, waaruit nieuwe beperkingen zijn voortgekomen.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd om aan eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.
8. Een betrokkene heeft recht op een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is in de zin van artikel 1a:1 van de Wajong.
In artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is bepaald dat jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
In artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong is bepaald dat de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
9. Verder is hier rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van belang. Hierin heeft de CRvB uiteen gezet hoe de beoordeling op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wajong dient plaats te vinden.