ECLI:NL:RBOVE:2025:1980

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
ak_24_4008
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering na auto-ongeval en ziekmeldingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, is het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een Wajong-uitkering toe te kennen aan de orde. Eiseres heeft op 19 december 2014 een auto-ongeval gehad, waarna zij zich op 9 januari 2015 ziekmeldde. Een tweede ziekmelding volgde op 30 oktober 2017, maar deze was ook gerelateerd aan het auto-ongeluk. De rechtbank oordeelt dat de ziekmelding op 30 oktober 2017 niet als een nieuwe intrede van beperkingen kan worden gezien, omdat de beperkingen al op 19 december 2014 waren ingetreden. De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering, omdat zij in het jaar voorafgaand aan het auto-ongeluk niet gedurende ten minste zes maanden studerend was. De rechtbank wijst ook het beroep op het evenredigheidsbeginsel af, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de wet rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen Wajong-uitkering ontvangt en geen proceskostenvergoeding krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/4008

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. K. Aslan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder (het UWV),
(gemachtigde: M.A. Kuilderd).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om aan haar een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
1.1.
Met het besluit van 19 december 2023 heeft het UWV aan eiseres geen Wajong-uitkering toegekend. Met het bestreden besluit van 10 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam] (oom van eiseres) en de gemachtigde van het UWV.
Feiten
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1992. Zij is dus op [geboortedatum] 2010 achttien jaar oud geworden. Eiseres heeft op 19 december 2014 een auto-ongeluk gehad. Zij heeft zich op
9 januari 2015 ziekgemeld als medewerker supermarkt voor 24,6 uur per week. Op
30 oktober 2017 heeft zij zich andermaal ziekgemeld als medewerkster bediening voor 13,97 uur per week. Eiseres heeft op 4 juni 2023 een beoordeling van haar arbeidsvermogen aangevraagd. Deze aanvraag heeft geleid tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
Standpunten van partijen
Standpunt UWV
3. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat zij in de Wajong-verzekerde periode over arbeidsvermogen beschikte en dit niet binnen vijf jaar na haar achttiende verjaardag of tijdens studie verloren is gegaan. Het UWV heeft dit gebaseerd op verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek.
Standpunt eiseres
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het UWV haar ten onrechte geen Wajong-uitkering heeft toegekend.
4.1.
Eiseres voert aan dat in de verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige beoordeling ten onrechte niet is betrokken dat zij tot mei 2017 studerende was. Gelet op het bepaalde in artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong had moeten worden beoordeeld of eiseres in verband hiermee recht heeft op een Wajong-uitkering.
4.2.
Eiseres stelt dat zij op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Eiseres wijst erop dat zij zich op 30 oktober 2017 heeft ziekgemeld voor haar werk als medewerkster bediening voor 13,97 uur per week. In het jaar onmiddellijk voorafgaand aan 30 oktober 2017, de dag waarop volgens eiseres de arbeidsongeschiktheid is ingetreden, was zij gedurende ten minste zes maanden studerende. Van 12 september 2016 tot 22 mei 2017 heeft eiseres immers een kappersopleiding gevolgd.
4.3.
Verder is eiseres van mening dat zij, ook als zij op 30 oktober 2017 niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, er nadien, in de periode van 30 oktober 2017 tot 30 oktober 2022, toch redenen waren om haar wel als jonggehandicapte aan te merken. Eiseres vindt hiervoor van belang dat in juli 2018 in het kader van een eerstejaars Ziektewet-beoordeling een situatie van geen duurzaam benutbare mogelijkheden is aangenomen wegens sterk wisselende mogelijkheden. Nadien heeft het UWV eiseres in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) voor haar werk met een omvang van 13,97 uur per week. Dit betekent volgens eiseres dat zij voor werk met een relatief kleine urenomvang volledig arbeidsongeschikt is bevonden. Gelet hierop ziet eiseres geen enkele reden om aan te nemen dat zij in het kader van de Wajong wel in staat zou zijn geweest om 4 uur per dag en 20 uur per week te werken.
Reactie UWV
5. Uit het verweerschrift blijkt dat het UWV bij zijn standpunt blijft. Het UWV heeft dit gebaseerd op een nader rapport van 29 januari 2025 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze stelt dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op [geboortedatum] 2010 was, toen eiseres achttien jaar werd en al beperkingen had als gevolg van haar lage IQ en coeliakie. De tweede eerste arbeidsongeschiktheidsdag was niet op 30 oktober 2017, maar op
19 december 2014, de datum van het auto-ongeluk, waaruit nieuwe beperkingen zijn voortgekomen.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd om aan eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.
Beoordelingskader
8. Een betrokkene heeft recht op een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is in de zin van artikel 1a:1 van de Wajong.
In artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is bepaald dat jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
In artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong is bepaald dat de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
9. Verder is hier rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van belang. Hierin heeft de CRvB uiteen gezet hoe de beoordeling op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wajong dient plaats te vinden. [1]
9.1.
In de uitspraak van 8 januari 2025 [2] heeft de CRvB uitgelegd dat artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong, twee doelgroepen voor jonggehandicapten onderscheidt. De eerste doelgroep (onder a) ziet op de ingezetenen die op de dag waarop zij achttien jaar worden als gevolg van ziekte duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. [3] De tweede doelgroep (onder b) ziet op de ingezetenen die (kortgezegd) tijdens of binnen zes maanden na afronden van de studie als gevolg van ziekte duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Voor beide groepen geldt op grond van het tweede lid een zogeheten vijfjaarstermijn. Een betrokkene kan alsnog jonggehandicapte worden als hij binnen vijf jaar alsnog voldoet aan de voorwaarde dat hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft op grond van dezelfde oorzaak als die op grond waarvan eerder beperkingen als gevolg van ziekte werden ondervonden.
9.2.
Uit deze uitspraak blijkt dat voor de vraag tot welke doelgroep een betrokkene behoort, de dag waarop voor het eerst beperkingen als gevolg van ziekte worden ondervonden, bepalend is. Die dag wordt door het UWV de ‘eerste arbeidsongeschiktheidsdag’ genoemd. Als reeds op het achttiende jaar door een betrokkene op grond van een ziekte beperkingen worden ondervonden, vindt de beoordeling van Wajong-aanspraken plaats op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong. Als die beperkingen voor het eerst tijdens (of binnen zes maanden na afronden van de) studie worden ondervonden, vindt de beoordeling plaats op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong. Ter voorkoming van misverstanden merkt de CRvB daarbij op dat niet relevant is of een ziekte op een bepaald moment al (latent) bij een betrokkene aanwezig is. Bepalend is het moment waarop op grond van die ziekte voor het eerst beperkingen worden ondervonden.
9.3.
Uit deze uitspraak volgt ook dat daarbij slechts sprake kan zijn van één eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Dat is de dag waarop voor het eerst sprake is van beperkingen ten gevolge van ziekte. Uitzondering op het uitgangspunt dat slechts sprake kan zijn van één eerste dag van arbeidsongeschiktheid, vormt de situatie waarin zich bij een betrokkene na het achttiende jaar een andere ziekte openbaart, die voor het eerst tijdens (of binnen zes maanden na afronden van de) studie tot beperkingen leidt. In dat geval is voor de vraag of een betrokkene op grond van beperkingen uit die andere ziekte als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong bepalend.
Toegepast op eiseres
10.1.
Niet in geschil is dat eiseres op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat, toen eiseres achttien jaar werd, zij niet verkeerde in een situatie waarin zij geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. In dit geval verschillen partijen van mening over het antwoord op de vraag of het UWV ook had moeten beoordelen of eiseres op grond van het bepaalde in artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong kan worden aangemerkt als jonggehandicapte. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
10.2.
Uit het dossier blijkt dat eiseres op 19 december 2014 een auto-ongeval heeft gehad. Als gevolg daarvan heeft ze zich op 9 januari 2015 ziekgemeld. Ze was toen medewerker supermarkt voor 24,06 uur per week.
10.3.
Uit het dossier blijkt verder dat eiseres zich ook op 30 oktober 2017 heeft ziekgemeld. Toen werkte zij als medewerker bediening voor gemiddeld 13,97 uur per week. Maar uit de medische rapporten in het dossier blijkt dat deze ziekmelding eveneens voortkwam uit de gevolgen van het auto-ongeluk. Eiseres heeft dat ook erkend. De ziekmelding op
30 oktober 2017 was dus niet het gevolg van een andere ziekte, dan die waardoor zij ook op 19 december 2014 al beperkingen ondervond. De datum van 30 oktober 2017 is dan ook niet de dag, waarop de beperkingen ten gevolge van ziekte zijn ingetreden, zoals bedoeld in artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong. Er waren immers op 19 december 2014 al beperkingen ingetreden. Dat is dan ook de datum waar het in deze zaak, voor wat betreft de beperkingen als gevolg van het auto-ongeluk, om gaat. Eiseres heeft weliswaar van 12 september 2016 tot 22 mei 2017 een opleiding voor allround kapper gedaan, maar dat was pas nadat de beperkingen als gevolg van het auto-ongeluk al waren ingetreden.
10.4.
De rechtbank gaat er met het UWV vanuit dat het auto-ongeluk op 19 december 2014 het moment was waarop de beperkingen daarvan voor het eerst zijn ingetreden. De rechtbank gaat na of deze vermindering van het arbeidsvermogen ertoe kan leiden dat aan eiseres een Wajong-uitkering moet worden toegekend. In de verzekeringsgeneeskundige rapporten van 14 november 2023 en 7 oktober 2024 is vermeld dat eiseres van
1 augustus 2013 tot 16 mei 2014 een opleiding volgde voor tandartsassistente. Dit blijkt ook uit het intakeformulier van 5 juni 2023. Dit betekent dat zij in het jaar voorafgaande aan het auto-ongeluk op 19 december 2014, van 19 december 2013 tot 16 mei 2014, studerend was. Dat is bijna vijf maanden. Dit leidt tot de conclusie dat een situatie als bedoeld in artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong zich hier niet voordeed en dat de beperkingen ten gevolge van het auto-ongeval op 19 december 2014 om die reden geen aanleiding kunnen zijn om haar op die grond een Wajong-uitkering toe te kennen. Zij was immers in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop deze beperkingen zijn ingetreden, niet gedurende ten minste zes maanden studerende.
Maar ook als ervan wordt uitgegaan dat de vermindering van het arbeidsvermogen is ingetreden op 9 januari 2015, de datum waarop eiseres zich ten gevolge van het auto-ongeluk voor het eerst heeft ziekgemeld, kan dit niet leiden tot toekenning van een Wajong-uitkering op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong. In het jaar voorafgaand aan 9 januari 2015 was eiseres immers slechts vier maanden en één week studerend, namelijk van 9 januari 2014 tot 16 mei 2014. En dat is ook minder dan zes maanden.
10.5.
Ook een beroep op het tweede lid van artikel 1a:1 van de Wajong kan eiseres niet helpen. Op de eerste plaats niet, omdat partijen het erover eens zijn, dat het arbeidsvermogen waarover eiseres op haar achttiende verjaardag beschikte niet binnen vijf jaar daarna verloren is gegaan. En verder volgt uit wat hiervoor is overwogen, dat eiseres op grond van artikel 1a,1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. Dit brengt met zich dat eiseres ook op grond van artikel 1a,1, tweede lid, van de Wajong geen jonggehandicapte is of kan zijn.
10.6.
Tijdens de zitting heeft eiseres verzocht om haar situatie vanuit de menselijke kant te bekijken. De rechtbank vat dit verzoek op als een beroep op het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank ziet in de situatie van eiseres echter geen ruimte om af te wijken van de relevante bepalingen met een gebonden karakter in de formele wet, die de Wajong is. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever en die kunnen leiden tot gevolgen die niet stroken met wat de wetgever kan hebben bedoeld en voorzien. Dergelijke omstandigheden zijn de rechtbank ook niet gebleken. Daarbij betrekt de rechtbank dat uit het dossier en wat tijdens de zitting is gezegd kan worden geconcludeerd dat het UWV aan eiseres vanaf 28 oktober 2019 een WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100% heeft toegekend.
10.7.
Dit alles leidt de rechtbank tot de slotsom dat het UWV terecht heeft geweigerd om aan eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen Wajong-uitkering krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie CRvB 28 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1964 en CRvB 8 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:20
2.CRvB 8 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:20
3.Met ziekte wordt in deze uitspraak ook bedoeld: gebrek, zwangerschap of bevalling.