Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[gedaagde 3] B.V.,
2.
[gedaagde 4] B.V.,
3.
[gedaagde 1],
advocaat: mr. R. van Viersen.
[gedaagde 2] B.V.,
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de producties van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 13 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Daarbij waren [eiser] en [gedaagde 1] aanwezig, beiden met hun advocaat. [gedaagde 3], [gedaagde 4] en [gedaagde 2] zijn niet verschenen. Tegen hen is verstek verleend
- de pleitnota van [eiser]
3.De feiten
De bewaarnemer staat garant voor het in bewaargegeven bedrag zoals bepaald in artikel 2.1 van deze overeenkomst, het in bewaring gegeven bedrag is derhalve vrij van risico.
4.Het geschil
5.De beoordeling
- i) er is belegd zonder de juiste vergunningen,
- ii) er zijn gelden verduisterd,
- iii) er is schriftelijk gegarandeerd dat het geld van [eiser] veilig zou zijn en er is beslag gelegd op de onroerende zaken van [gedaagde 1] .
Het kort geding was opmerkelijk genoeg aangespannen door een groep beleggers die eisen dat [gedaagde 1] door mag gaan met handelen. Dat werd door de voorzieningenrechter niet ingewilligd, aangezien de boekhouder handelde zonder vergunning voor beleggingsdiensten en toewijzing van de vordering dus zou kunnen leiden tot strafbaar handelen”.[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat zij geen vergunning nodig had voor de beleggingen omdat zij voldeed aan de vereisten voor een vrijstelling. Zij verwijst hierbij naar de website van de Autoriteit Financiële Marken (AFM). De stelling van [eiser] dat er vergunningen benodigd waren, is in het licht van de gemotiveerde betwisting niet aannemelijk geworden. Het enkele feit dat deze berichtgeving in de media is verschenen, is niet voldoende om hier conclusies aan te verbinden in dit kort geding.