ECLI:NL:RBOVE:2025:1465

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
71.077829.23 (P), 71.066346.25 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor corruptie, wapenbezit en drugshandel

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder corruptie, illegaal wapenbezit en opzettelijk handelen in drugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de verdachte, die in de periode van 14 juni 2018 tot en met 29 november 2020 een politieambtenaar heeft omgekocht om vertrouwelijke informatie uit politiesystemen te verkrijgen. De verdachte heeft geldbedragen aangeboden aan de ambtenaar in ruil voor deze informatie, wat leidde tot ernstige schendingen van de integriteit van de politie. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een omgebouwd vuurwapen en munitie, evenals het bezit en de verkoop van hennep en MDMA. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan alle tenlastegelegde feiten, en dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De rechtbank benadrukte het belang van vertrouwen in de rechtsstaat en de schadelijke gevolgen van ambtelijke corruptie voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.077829.23 (P), 71.066346.25 (gev. ttz)
Datum vonnis: 18 maart 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 maart 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. A. van der Poel, advocaat in Apeldoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging onder parketnummer 71.077829.23 als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en voeging op de zitting van 4 maart 2025 van de zaken die bij afzonderlijke dagvaardingen onder 71.077829.23 en 71.066346.25 zijn aangebracht, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
71.077829.23
feit 1:in de periode van 14 juni 2018 tot en met 29 november 2020
primaireen politieambtenaar heeft omgekocht om vertrouwelijke informatie te verkrijgen uit politiesystemen
subsidiairsamen met anderen niet-openbare gegevens, zijnde vertrouwelijke informatie van de nationale politie, die waren opgeslagen in servers van de nationale politie voor zichzelf en/of anderen heeft overgenomen;
feit 2:op 5 september 2023 een (semiautomatisch) vuurwapen, van origine een gaspistool van het merk Blow, model Class, kaliber 9mm en 36 (knal)patronen voorhanden heeft gehad;
feit 3:op 5 september 2023 een gasdrukpistool, merk Stinger, model 229, kaliber 4.5mm BB voorhanden heeft gehad;
feit 4:in de periode van 1 juli 2023 tot en met 4 september 2023 opzettelijk 2746,9 gram hennep heeft verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in ieder geval aanwezig heeft gehad;
71.066346.25
op 5 september 2023 ongeveer 8,93 gram MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging onder parketnummer 71.077829.23 aan verdachte, dat:
1Hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2018 tot en met 29 november2020 te Almere en/of te Amsterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,(telkens) een ambtenaar, te weten [medeverdachte], ambtenaar van de nationale politie, een gift en/of belofte heeft gedaan en/of een dienst heeft aangeboden, teweten geldbedragen, zulks (telkens) met het oogmerk om hem, [medeverdachte], te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, te weten het verstrekken vanvertrouwelijke informatie uit de systemen van de nationale politie, namelijk informatie omtrent personen en/of opsporingsonderzoeken en/of incidenten en/of kentekens, te weten onder andere- in de periode van 14 juni 2018 t/m 7 november 2020 informatie in relatie tot [naam 1], en/of- in de periode van 19 oktober 2018 t/m 23 juni 2020 informatie in relatie tot hemzelf, verdachte [verdachte], en/of zijn partner [naam 2], en/of- in de periode van 25 januari 2019 t/m 29 november 2020 informatie in relatie tot [naam 3],
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2018 tot en met 29 november 2020 te Almere en/of te Amsterdam, althans in Nederland, in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens, te weten vertrouwelijke informatie van de nationale politie, namelijk informatie omtrent personen en/of opsporingsonderzoeken en/of incidenten en/of kentekens, te weten onder andere- in de periode van 14 juni 2018 t/m 7 november 2020 informatie in relatie tot [naam 1], en/of- in de periode van 19 oktober 2018 t/m 23 juni 2020 informatie in relatie tot hemzelf, verdachte [verdachte], en/of zijn partner [naam 2], en/of- in de periode van 25 januari 2019 t/m 29 november 2020 informatie in relatie tot [naam 3], die waren opgeslagen door middel van (een) geautomatiseerd(e) werk(en), te weten servers van de nationale politie, te weten Basis Voorziening Informatie-Integraal Bevragen (BVI-IB), voor zichzelf en/of voor (een) ander(en) heeft/hebben overgenomen;
2Hij op of omstreeks 5 september 2023 te Almere, althans in Nederland, een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (semiautomatisch) vuurwapen, van origine een gaspistool van het merk Blow, model Class, kaliber 9mm,zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 36 (knal)patronen, merk MES, kaliber 9mm, in elk geval een vuurwapen en/of munitie in de zin van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
3Hij op of omstreeks 5 september 2023 te Almere, althans in Nederland, een wapen van categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasdrukpistool, merk Stinger, model 229, kaliber 4.5mm BB, zijnde een voorwerp die zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, in elk geval een wapen in de zin van categorie I van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
4Hij in of omstreeks de periode 1 juli 2023 tot en met 4 september 2023 te Almere, althans in Nederland, opzettelijk heeft verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in ieder geval aanwezig heeft gehad (2746,9 gram hennep), een hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voluit luidt de tenlastelegging onder parketnummer 71.066346.25 aan verdachte, dat:
Hij op of omstreeks 5 september 2023 te Almere, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,93 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Inleiding
Op 13 januari 2023 is door de Landelijke Eenheid aan de Rijksrecherche een proces-verbaal van bevindingen verstrekt met betrekking tot een politieagent uit de Eenheid Amsterdam. Het vermoeden bestaat dat de betreffende agent met zijn account informatie uit politiesystemen, al dan niet tegen betaling, heeft verstrekt aan onbevoegden. De aanleiding voor dit vermoeden is gelegen in ontsleutelde cryptocommunicatie afkomstig van het SkyECC-platvorm, waaruit volgt dat de gebruiker met accountnaam [accountnaam 1] vermoedelijk beschikt over een corrupt contact bij de politie dat gebruik maakt van het dienstnummer [nummer]. Dit dienstnummer behoort toe aan [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]). [2]
[medeverdachte] was toentertijd werkzaam bij de politie eenheid Amsterdam. Van alle beschikbare politie informatiesystemen waartoe [medeverdachte] toegang heeft zijn de loggings gevorderd. Uit de loggings van de Basisvoorziening Informatie-Integrale Bevraging (BVI-IB) blijkt onder meer dat [medeverdachte] bevragingen omtrent verdachte en mogelijke contacten van verdachte heeft gedaan. Uit meerdere onderzoeksbevindingen is het vermoeden ontstaan dat verdachte en [medeverdachte] elkaar kennen en dat [medeverdachte] tegen betaling bevragingen voor verdachte heeft gedaan. [3]
Op 5 september 2023 heeft een doorzoeking van de woning van verdachte plaatsgevonden. Tijdens deze doorzoeking zijn in de woning onder meer een omgebouwd gaspistool van het merk Blow, een gasdrukpistool van het merk Stinger, (knal)patronen van het merk MES, een hoeveelheid hennep en een aantal (vermoedelijk MDMA) pillen aangetroffen. [4]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder parketnummer 71.077829.23 onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten en het onder 71.066346.25 ten laste gelegde feit bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder parketnummer 71.077829.23 onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit feit is. Bovendien kan het feit niet gekwalificeerd worden als omkoping. De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van de gedachtestreepjes, wegens gebrek aan voldoende bewijs. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken, omdat de handelingen van verdachte niet binnen de reikwijdte van dat wetsartikel vallen.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de onder parketnummer 71.077829.23 onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 71.066346.25 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde: actieve omkoping
3.4.1.1. Het gebruik van de verklaring van [medeverdachte]
-
Artikel 6 EVRM en het verschoningsrecht
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat, nu medeverdachte [medeverdachte] zich op het verschoningsrecht heeft beroepen tijdens het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris op 4 februari 2025, de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om ten aanzien van die getuige het ondervragingsrecht uit te oefenen. Indien deze verklaring gebezigd wordt voor het bewijs is geen sprake van een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM. De verklaring moet daarom worden uitgesloten van het bewijs.
Door de Hoge Raad is bepaald dat in gevallen waarin de rechter voor het bewijs gebruik wil maken van een door een getuige afgelegde verklaring, terwijl de verdediging – ondanks het nodige initiatief – niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om ten aanzien van die getuige het ondervragingsrecht uit te oefenen, de rechter moet nagaan of het proces als geheel eerlijk is verlopen. Hierbij zijn – met het oog op de beoordeling of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces – van belang (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. In dit verband is van belang dat ingeval een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om een getuige te ondervragen heeft ontbroken, het aan de rechtbank is om te beoordelen of een bewezenverklaring in beslissende mate op een door een getuige afgelegde verklaring wordt gebaseerd, in die zin dat die verklaring daarvoor "
the sole or decisive basis" is. [5]
De rechtbank stelt vast dat de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen ten aanzien van getuige [medeverdachte], aangezien deze getuige zich op zijn verschoningsrecht heeft beroepen tijdens het getuigenverhoor.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van getuige [medeverdachte] niet het enige of doorslaggevende bewijs vormt in deze zaak. Er is een aantal bevragingen door [medeverdachte] gedaan met betrekking tot [naam 3] (hierna: [naam 3]), [6] [naam 1] (hierna: [naam 1]) [7] en een aantal hennepplantages en een growshop in [plaats 1]. [8] In de telefoon van [medeverdachte] is geen berichtenverkeer in relatie tot [naam 3] en [naam 1] aangetroffen. Ook zijn geen contactgegevens van hen aangetroffen. [9] In de telefoon van verdachte zijn wel contactgegevens van [naam 3] aangetroffen, als geblokkeerd contactpersoon. [10] Verdachte heeft verder verklaard dat hij [naam 1] kent vanuit de autohandelwereld. [11] Met betrekking tot de bevragingen omtrent hennep is daarnaast uit de telefoon van verdachte naar voren gekomen dat verdachte zich bezig heeft gehouden met (de handel in) hennep, [12] is een grote hoeveelheid hennep bij verdachte thuis aangetroffen [13] en is het voertuig van verdachte tijdens het posten bij de growshop in [plaats 1] gezien door de politie. [14]
Deze bewijsmiddelen voor de betrokkenheid van verdachte bij het omkopen van [medeverdachte], in onderlinge samenhang bezien, ondersteunen de verklaring van [medeverdachte].
De rechtbank stelt op basis van deze overige bewijsmiddelen én de eigen verklaring van verdachte dat hij [medeverdachte] heeft betaald om bevragingen in politiesystemen te doen met betrekking tot kentekens, vast dat de verklaring van [medeverdachte] niet "
the sole or decisive basis" is voor een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde. Naar het oordeel van de rechtbank zijn geen nadere compenserende factoren vereist voor het ontbreken van de ondervragingsgelegenheid.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
-
De betrouwbaarheid van de verklaring
Door de raadsvrouw is ook aangevoerd dat de verklaring van [medeverdachte] onbetrouwbaar is en daarom dient te worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt daarover het volgende. [medeverdachte] heeft meteen vanaf zijn aanhouding een verklaring willen afleggen en heeft dat ook direct gedaan. Hij is driemaal verhoord op 5 september 2023, de dag van zijn aanhouding, en heeft zich dus niet uitgebreid kunnen voorbereiden op deze verhoren. Hij is daarna driemaal op 6 september 2023, eenmaal op
7 september 2023 en eenmaal op 8 februari 2024 gehoord. [medeverdachte] heeft in al deze verhoren consistent en gedetailleerd verklaard over de feiten, over zijn eigen aandeel en het aandeel van verdachte.
Daarnaast vinden de belastende verklaringen van [medeverdachte] op essentiële punten voldoende steun in de inhoud van eerdergenoemde bevindingen in het dossier, zoals het aantreffen van [naam 3] als geblokkeerd contactpersoon in de telefoon van verdachte, de connectie van verdachte met [naam 1], de bevindingen omtrent de hennepgerelateerde feiten én de eigen verklaring van verdachte.
De rechtbank ziet, mede op basis van voornoemde factoren, geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door [medeverdachte] afgelegde verklaringen te twijfelen.
-
Tussenconclusie
De rechtbank beoordeelt de verklaringen van [medeverdachte] als betrouwbaar en komt tot het oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte] voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
3.4.1.2. De bewijsmiddelen
In SkyECC is berichtenverkeer aangetroffen dat op 18 oktober 2020 en 7 en 8 november 2020 heeft plaatsgevonden tussen de accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 1]. [15] De gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 1] is door de politie geïdentificeerd als [naam 3]. [16] De gebruiker van het SKYECC-account [accountnaam 2] is door de politie geïdentificeerd als [naam 4] (hierna: [naam 4]). [17]
[naam 4] zegt op 18 oktober 2020
“Ok maar je kan wel zien of er onderzoek loopt dat wel? In dat geval kijk maar na dan weten we wat”. [naam 3] zegt op 7 november 2020:
‘Ze zijn aan het checken vriend.’ ‘Morgen na 8 uur heb ik uitslag.’Op 8 november 2020 zegt [naam 4] vervolgens:
‘Die man is wel goed wand bekeuring rood klopt’. Naar aanleiding van deze berichten zijn de loggingen gevorderd van dienstnummers die in de politiesystemen in voornoemde periode [naam 4] hebben bevraagd. Er heeft maar één bevraging plaatsgevonden in het politiesysteem BVI-IB. Deze bevraging werd op zaterdag 7 november 2020 door een politieambtenaar met het dienstnummer [nummer] gedaan. Het dienstnummer [nummer] behoort toe aan [medeverdachte]. [18]
Tijdens het analyseren van de overige BVI-IB loggingen door het politieaccount [nummer] zijn meerdere bevragingen als ongebruikelijk, dan wel onrechtmatig, aangemerkt.
Uit de BVI-IB bevragingen volgt onder meer dat met het account van [medeverdachte]:
- in de periode van 14 juni 2018 tot en met 7 november 2020 [naam 1] meerdere keren is bevraagd, evenals registraties en personen waar [naam 1] mogelijk een link mee heeft; [19]
- in de periode van 19 oktober 2018 tot en met 13 juni 2020 verdachte en zijn partner [naam 2] meerdere keren zijn bevraagd, evenals registraties en personen waar verdachte mogelijk een link mee heeft. In die periode zijn onder meer de kentekens op naam van verdachte en zijn partner, bevindingen omtrent een growshop gevestigd aan de [adres] te [plaats 1], bevindingen omtrent een hennepplantage in [plaats 2] en een registratie inzake de oudste dochter van verdachte bevraagd; [20]
- in de periode van 25 januari 2019 tot en met 29 november 2020 [naam 3] meerdere keren is bevraagd, evenals onderzoeken, (kenteken)registraties en personen waar [naam 3] mogelijk een link mee heeft. [21]
Verdachte heeft geen werkgerelateerde aantoonbare link met deze personen of aan hen gelinkte personen of onderzoeken die in voornoemde periode bevraagd zijn. [22]
In EncroChat is berichtenverkeer aangetroffen dat op 16 april 2020 heeft plaatsgevonden tussen de accounts [accountnaam 3] en [accountnaam 4] en op en 28 april 2020 tussen [accountnaam 3] en [accountnaam 5]. [23] De gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 3] is door de politie geïdentificeerd als [naam 1]. [24]
[accountnaam 4] stuurt op 16 april 2020 een kenteken naar [naam 1] en zegt:
‘Ik moet weten wie dat is en waar die woont’. [naam 1] zegt daarop
: ‘K moet naar almere kan niet over de tel’ ‘K ga die jongen appen’. Kort daarop zegt [naam 1]
‘Jongen van dir politie is doodziek dus k wacht ff met gaan’. [accountnaam 5] zegt op 28 april 2020 tegen [naam 1]: ‘
Ken jij ene [naam 5] en [naam 6] en [naam 7]’waarop [naam 1] zegt
: ‘Heb jij probleem met ze? Vraag achternamen k heb een politie agent heb je alle adressen zelfde dag’. [25]
Er is onderzoek gedaan naar de telefoon van verdachte en medeverdachte [medeverdachte].
In de telefoon van [medeverdachte] is geen berichtenverkeer in relatie tot [naam 3] en [naam 1] aangetroffen. Ook zijn geen contactgegevens van hen aangetroffen. [26]
In de telefoon van verdachte is [naam 3] als geblokkeerd contactpersoon aangetroffen. Ook is [naam 1] onder de naam ‘[alias]’ als geblokkeerd contactpersoon aangetroffen in de telefoon van verdachte. [27]
Op verscheidene momenten in het onderzoek wordt verdachte in verband gebracht met hennep. Het voertuig met kenteken [kenteken] dat op naam staat van verdachte is tijdens het posten op 25 september 2018 bij de growshop aan de [adres] te [plaats 1] gezien door de politie. [28] Op 5 september 2023 is tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte een grote hoeveelheid hennep aangetroffen. [29] In de telefoon van verdachte zijn meerdere berichten en foto’s aangetroffen die zien op (de handel in) hennep. [30]
[medeverdachte] heeft onder meer verklaard dat hij en verdachte al bekenden van elkaar waren en dat hij wist dat verdachte in de hennep zou zitten. Verdachte heeft [medeverdachte] voor het eerst op een festival benaderd met de vraag of hij verdachte door de politiesystemen wilde halen. Daarna stuurde verdachte hem berichten met concrete bedragen hoeveel verdachte aan [medeverdachte] hiervoor wilde geven. Het gaat om in totaal ongeveer vijftien bevragingen over een langere periode van ongeveer drie à vier jaar. Het contact verliep via WhatsApp of Facebook en soms spraken ze ook in persoon af. De bevragingen varieerden van een kenteken, een adres, de bevraging of iemand gesignaleerd stond of de check of er registraties op iemands naam stonden. Er zijn geen andere personen dan verdachte geweest die aan [medeverdachte] gevraagd hebben raadplegingen te doen. [medeverdachte] deed dit alleen voor verdachte. [31]
Als de afspraak fysiek was gaf verdachte een briefje aan [medeverdachte] met daarop het kenteken. De terugkoppeling verliep soms via WhatsApp of Facebook, maar soms schreef [medeverdachte] het ook op. Verdachte betaalde €50,00 voor een kenteken en €100,00 voor een bevraging van een persoon aan [medeverdachte]. [medeverdachte] denkt dat verdachte ook voor andere personen bevragingen bij hem heeft uitgezet. [medeverdachte] heeft alleen contact met verdachte gehad over bevragingen. [32]
Uiteindelijk heeft [medeverdachte] tegen verdachte gezegd dat hij een andere functie had en niet meer in de systemen kon en toen is het gestopt. [33] [medeverdachte] weet niet wie [naam 1] en [naam 3] zijn. [34]
Verdachte heeft op de terechtzitting onder meer verklaard dat hij [medeverdachte] voor het eerst ontmoet heeft op een festival. Verdachte zat in de autohandel en wilde soms weten van wie een auto was als hij deze bijvoorbeeld ter verkoop langs de weg zag staan. [medeverdachte] bood verdachte aan dingen in de politiesystemen voor hem op te zoeken. Verdachte heeft [medeverdachte] een aantal keren gevraagd een kenteken voor hem op te zoeken. Verdachte betaalde hier in het begin €50,00 of €100,00 voor en uiteindelijk liep dit op tot €150,00 per keer. [medeverdachte] gaf de kentekens op een briefje en deed deze briefjes door de brievenbus. Verdachte deed het geld meestal ook door de brievenbus bij [medeverdachte]. Uiteindelijk zei [medeverdachte] dat hij een nieuwe functie had gekregen, waardoor hij geen bevragingen meer kon doen. [35]
3.4.1.3. De bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
-
Het bewijsminimum
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat ook als de verklaring van [medeverdachte] wel voor het bewijs gebezigd wordt, alsnog niet voldaan is aan het bewijsminimum ten aanzien van de gedachtestreepjes die zien op [naam 3] en [naam 1].
Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv kan het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Het tweede bewijsmiddel hoeft de getuigenverklaring niet te bevestigen. Eén onderdeel van de tenlastelegging kan door de getuigenverklaring worden bewezen, terwijl een ander onderdeel door dat tweede bewijsmiddel kan worden gedekt. [36]
Uit deze jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat niet is vereist dat het springende punt (het door verdachte betwiste onderdeel van de betreffende verklaring) steun vindt in een ander bewijsmiddel. Voldoende is dat de gebezigde verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat de verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [medeverdachte], dat hij enkel bevragingen heeft gedaan voor verdachte, steun vindt in ander bewijsmateriaal. Zoals hiervoor al is overwogen is gebleken dat [naam 3] en [naam 1] contactpersonen zijn van verdachte en niet van [medeverdachte]. Verdachte heeft ook verklaard [naam 1] te kennen.
De rechtbank is op basis van de verklaring van [medeverdachte] en voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [medeverdachte] de bevragingen ten aanzien van [naam 3] en [naam 1] in opdracht van verdachte heeft verricht en de informatie aan verdachte heeft verstrekt.
-
Actieve omkoping
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat niet is voldaan aan het bestanddeel ‘bewegen tot’, omdat [medeverdachte] een dienst aangeboden zou hebben waar verdachte – tegen betaling – enkel gebruik van heeft gemaakt.
Ambtelijke corruptie, zoals de ambtelijke omkoping veelal wordt genoemd, is door de wetgever strafbaar gesteld, omdat ieder ambtelijk handelen vrij dient te blijven van welke geldelijke beïnvloeding dan ook. [37] Omkoping is een wederkerig begrip; er is sprake van een transactie of ruilrelatie tussen de (actieve) omkoper en de ambtenaar. Zowel de omkoper als de omgekochte kunnen het initiatief nemen voor het omkopen. Voor strafbaarheid op grond van artikel 177 Wetboek van Strafrecht (Sr) is niet alleen vereist dat actief een gift of belofte is gedaan, maar ook dat deze gedraging is verricht met de bedoeling om de ambtenaar te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten. Voor strafbaarheid van (actieve) ambtelijke omkoping is dus vereist dat de gift in relatie staat tot een (beoogde) ambtelijke tegenprestatie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft verklaard [medeverdachte] geld te hebben betaald om bevragingen in politiesystemen te doen.
De rechtbank overweegt dat verdachte door [medeverdachte] te betalen hem een aantal specifieke bevragingen heeft laten het verrichten, die [medeverdachte] anders niet had gedaan. De gift, het geldbedrag, staat daarmee in relatie tot een beoogde ambtelijke tegenprestatie, namelijk het verrichten van bevragingen in politiesystemen. Hiermee is voldaan aan de bestanddelen voor een bewezenverklaring van actieve omkoping. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
-
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4.2.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring dat verdachte opzettelijk een wapen van categorie III onder 1 en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie aanwezig heeft gehad. Verdachte heeft dit feit bekend en door of namens verdachte is ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank zal om die reden – overeenkomstig artikel 359 derde lid laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering – in dit vonnis met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen volstaan:
het proces-verbaal van de zitting van 4 maart 2025, voor zover inhoudende de (bekennende) verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2023270210-6, zaaksdossier 3, pagina’s 110 en 111.
3.4.3.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring dat verdachte opzettelijk een wapen van categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie aanwezig heeft gehad. Verdachte heeft dit feit bekend en door of namens verdachte is ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank zal om die reden – overeenkomstig artikel 359 derde lid laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering – in dit vonnis met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen volstaan:
het proces-verbaal van de zitting van 4 maart 2025, voor zover inhoudende de (bekennende) verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2023270210-6, zaaksdossier 3, pagina 112.
3.4.4.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring dat verdachte opzettelijk een hoeveelheid hennep heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt. Verdachte heeft dit feit bekend en door of namens verdachte is ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank zal om die reden – overeenkomstig artikel 359 derde lid laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering – in dit vonnis met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen volstaan:
het proces-verbaal van de zitting van 4 maart 2025, voor zover inhoudende de (bekennende) verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2309061730.AMB, zaaksdossier 3, pagina 12;
het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2023270210-4, zaaksdossier 3, pagina’s 117 en 119.
3.4.5.
Ten aanzien van het onder 71.066346.25 ten laste gelegde feit
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring dat verdachte opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 8,93 gram MDMA aanwezig heeft gehad. Verdachte heeft dit feit bekend en door of namens verdachte is ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank zal om die reden – overeenkomstig artikel 359 derde lid laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering – in dit vonnis met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen volstaan:
het proces-verbaal van de zitting van 4 maart 2025, voor zover inhoudende de (bekennende) verklaring van verdachte;
het rapport NFiDENT van het NFI (aanvraag 001), zaaksdossier 3, pagina 121;
het rapport NFiDENT van het NFI (aanvraag 002), zaaksdossier 3, pagina 122;
het rapport NFiDENT van het NFI (aanvraag 003), zaaksdossier 3, pagina 123.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
71.077829.23
1. primair
hij in de periode van 14 juni 2018 tot en met 29 november 2020 in Nederland, telkens een ambtenaar, te weten [medeverdachte], ambtenaar van de nationale politie, een gift heeft gedaan, te weten geldbedragen, zulks met het oogmerk om hem, [medeverdachte], te bewegen in zijn bediening iets te doen, te weten het verstrekken van vertrouwelijke informatie uit de systemen van de nationale politie, namelijk informatie omtrent personen en/of opsporingsonderzoeken en/of incidenten en/of kentekens, te weten onder andere
- in de periode van 14 juni 2018 t/m 7 november 2020 informatie in relatie tot [naam 1], en
- in de periode van 19 oktober 2018 t/m 23 juni 2020 informatie in relatie tot hemzelf, verdachte [verdachte], en/of zijn partner [naam 2], en
- in de periode van 25 januari 2019 t/m 29 november 2020 informatie in relatie tot [naam 3].
2
hij op 5 september 2023 te Almere een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (semiautomatisch) vuurwapen, van origine een gaspistool van het merk Blow, model Class, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 36 (knal)patronen, merk MES, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad;
3
hij op 5 september 2023 te Almere een wapen van categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasdrukpistool, merk Stinger, model 229, kaliber 4.5mm BB, zijnde een voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, voorhanden heeft gehad;
4
hij in de periode van 1 juli 2023 tot en met 4 september 2023 te Almere opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt een hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
71.066346.25hij op 5 september 2023 te Almere, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,93 gram MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

71-077829-23
Het onder feit 1 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 177 Sr, het onder feit 2 bewezen verklaarde in de artikelen 26 en 55 Wet Wapens Munitie (WWM), het onder feit 3 bewezen verklaarde in de artikelen 13 en 55 WWM en het onder feit 4 bewezen verklaarde in de artikelen 3 en 11 Opiumwet (OW).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
aan een ambtenaar een gift of belofte doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
71.066346.25
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikelen 2 en 10 OW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de gezinssituatie van verdachte, het recent opgestarte bedrijf van verdachte en de verklaring van verdachte dat hij geen criminele intenties zou hebben gehad bij het opvragen van de kentekens. De raadsvrouw heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een forse onvoorwaardelijke taakstraf, en om eventueel over te gaan tot het cumuleren van taakstraffen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Voor een goed functioneren van de democratische samenleving is het belangrijk dat burgers vertrouwen hebben in het functioneren van de rechtsstaat. Dat vertrouwen kan worden beschadigd door vertegenwoordigers van de overheid of de Nederlandse politie die grenzen van integer handelen overschrijden, maar ook door personen die tot dergelijk gedrag aanzetten. Verdachte heeft gedurende een periode van tweeënhalf jaar een politieambtenaar, die hij privé al kende, meermalen omgekocht. Verdachte betaalde geld aan de politieambtenaar in ruil voor informatie uit politiesystemen. Verdachte heeft hiermee vertrouwelijke informatie niet alleen bereikbaar gemaakt voor zichzelf, maar ook voor anderen. Verdachte heeft er actief aan bijgedragen dat het vertrouwen in de politie door [medeverdachte] ernstig is geschaad en daarmee de integriteit van de Nederlandse politie in diskrediet is gebracht. Deze vorm van criminaliteit is zeer ondermijnend en schaadt het vertrouwen, niet alleen in de Nederlandse politie, maar ook in het functioneren van de rechtsstaat. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Verdachte heeft daarnaast een omgebouwd vuurwapen en (knal)munitie in zijn bezit gehad. In originele staat is in de loop van dit gaspistool een sper aangebracht. Bij dit wapen bleek de sper te zijn verwijderd, waardoor projectielen door de loop konden worden verschoten. Het bezit van dergelijke wapens brengt grote risico’s voor de veiligheid met zich en brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg. Bovendien is het algemeen bekend dat dergelijk vuurwapenbezit, met name in het criminele circuit, niet zelden leidt tot het gebruik ervan, met ernstige gevolgen voor anderen. Daarom dient daartegen streng te worden opgetreden uit oogpunt van generale preventie.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het bezit van een alarmpistool. Het illegaal voorhanden hebben van een – op een vuurwapen gelijkend – alarmpistool is een ernstig delict waartegen streng wordt opgetreden, mede gelet op het gevaar en de dreiging die van dergelijke wapens uitgaat en het steeds verder toenemende bezit en gebruik daarvan.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verkopen van hennep. Verdachte heeft verklaard dat hij de hennep onder zich hield voor een ander, ten behoeve van de bevoorrading van een coffeeshop. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij deze hennep ook verkocht aan vrienden of bekenden. Er is in totaal bijna drie kilo hennep bij verdachte thuis aangetroffen. Daarnaast heeft verdachte een hoeveelheid MDMA aanwezig gehad in zijn woning. Niet alleen is het gebruik van drugs een bedreiging van de volksgezondheid, maar ook gaat achter die handel een door intimidatie en geweld gekenmerkte wereld van georganiseerde criminaliteit schuil, die een bedreiging vormt voor de maatschappij. Dat verdachte met zijn handelen hieraan een bijdrage heeft geleverd, neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van
14 november 2024. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte met zijn gezin recentelijk is verhuisd naar een huurwoning, dat hij samen met zijn partner een beautysalon heeft geopend en dat hij financieel kan rondkomen. Verdachte heeft afstand genomen van een aantal (negatieve) contacten en gaat sinds kort vrijwillig naar de Praktijk Ondersteuner Huisarts Geestelijke Gezondheidszorg.
De strafoplegging
Bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan neemt de rechtbank de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten in aanmerking, voor zover die bestaan voor de bewezen verklaarde feiten.
Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III onder 1 in een woning is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie I onder 7 is het uitgangspunt een geldboete van € 550,00. Voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid gedroogde hennep tussen de 2.500 en 5.000 gram is het uitgangspunt een taakstraf van 180 uren. Voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs tussen de 0 en 10 gram is het uitgangspunt een geldboete € 750,00.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de aard, omvang en ernst van de gepleegde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht, mede gezien de langere pleegperiode, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden voor de onder 1 ten laste gelegde actieve omkoping van politieambtenaar [medeverdachte]. De rechtbank zal daarnaast het LOVS-oriëntatiepunt voor wat betreft het omgebouwde vuurwapen van categorie III onder 1 volgen en acht daarvoor een gevangenisstraf van vier maanden passend. Voor het verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van hennep, het aanwezig hebben van een wapen van categorie I onder 7 en het aanwezig hebben van MDMA tezamen acht de rechtbank een gevangenisstraf van vier maanden onvoorwaardelijk passend en geboden, nu het opleggen van een taakstraf naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zestien maanden niet mogelijk is en een geldboete gelet op de hoeveelheid feiten geen optie (meer) is.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
6.4.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslaggenomen sieraden vernietigd moeten worden, omdat dit nepsieraden betreffen.
6.4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave van de sieraden aan verdachte.
6.4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde nepsieraden onder de nummers 1 tot en met 13 vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36b, 36d, 57, 63 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummers 71.077829.23 en 71.066346.25 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
71-077829-23
feit 1 primair
het misdrijf:
aan een ambtenaar een gift of belofte doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
71.066346.25
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummers 71.077829.23 en 71.066346.25 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart
onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 13.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. A.J. de Loor en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025.
Buiten staat
Mr. A.J. de Loor is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het uit zaaksdossiers van de Rijksrecherche, Regio West II, met nummer 20230007 genaamd ‘Gabbro’. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verdenking, persoonsdossier 1: verdachte [medeverdachte], pagina 8, 11.
3.Het proces-verbaal van verdenking, persoonsdossier 2: verdachte [verdachte], pagina 7.
4.Het proces-verbaal van bevindingen (2309061730.AMB), zaaksdossier 3, pagina’s 12 tot en met 16.
5.HR 4 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:181 vgl. HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576 ([naam 8]-[naam 9]).
6.Het proces-verbaal van bevindingen (2303081118.AMB), algemeen dossier, pagina’s 40 t/m 48.
7.Het proces-verbaal van bevindingen (2302161652.AMB), algemeen dossier, pagina 28 t/m 33.
8.Het proces-verbaal van bevindingen (2302131307.AMB), algemeen dossier, pagina’s 11 t/m 17.
9.Het proces-verbaal van bevindingen (2309281123.AMB), zaaksdossier 2, pagina 97.
10.Het proces-verbaal van bevindingen (2309261100.AMB), zaaksdossier 2, pagina 95.
11.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 maart 2025.
12.Het proces-verbaal van bevindingen (2310201434.AMB), zaaksdossier 3, pagina’s 68 t/m 81.
13.Het proces-verbaal van bevindingen (2309061730.AMB), zaaksdossier 3, pagina’s 12 en 13.
14.Mutatierapport (PL0900-2018275997-1), zaaksdossier 2, pagina 200.
15.Het proces-verbaal van verdenking, persoonsdossier 1: verdachte [medeverdachte], pagina’s 8 en 9.
16.Het proces-verbaal van bevindingen (2301261311.DOC), algemeen dossier, pagina’s 75 t/m 89.
17.Het proces-verbaal van bevindingen (LERDB21002-1911), algemeen dossier, pagina’s 64 t/m 72.
18.Het proces-verbaal van verdenking, persoonsdossier 1: verdachte [medeverdachte], pagina’s 8, 9 en 11.
19.Het proces-verbaal van bevindingen (2302161652.AMB), algemeen dossier, pagina’s 28 t/m 34.
20.Het proces-verbaal van bevindingen (2302131307.AMB), algemeen dossier, pagina’s 10 t/m 22.
21.Het proces-verbaal van bevindingen (2303081118.AMB), algemeen dossier, pagina’s 40 t/m 48.
22.Het proces-verbaal van bevindingen (2302131307.AMB), algemeen dossier, pagina 22 en het proces-verbaal van bevindingen (2303081118.AMB), algemeen dossier, pagina 48 en het proces-verbaal van bevindingen (2302161652.AMB), algemeen dossier, pagina 34.
23.Het proces-verbaal van bevindingen (LERDB20003-543), algemeen dossier, pagina’s 198..
24.Het proces-verbaal van bevindingen (LERDB20003-644), algemeen dossier, pagina’s 225 t/m 232.
25.Het proces-verbaal van bevindingen (LERDB20003-643), algemeen dossier, pagina’s 200 en 201.
26.Het proces-verbaal van bevindingen (2309281123.AMB), zaaksdossier 2, pagina 97.
27.Het proces-verbaal van bevindingen (2309261100.AMB), zaaksdossier 2, pagina’s 93 en 95.
28.Mutatierapport (PL0900-2018275997-1), zaaksdossier 2, pagina’s 200 en 202.
29.Het proces-verbaal van bevindingen (2309061730.AMB), zaaksdossier 3, pagina’s 12 en 13.
30.Het proces-verbaal van bevindingen (2310201434.AMB), zaaksdossier 3, pagina’s 68 t/m 81.
31.Het proces-verbaal van verhoor verdachte (3e verhoor verdachte [medeverdachte]), persoonsdossier 1, pagina’s 57, 59, 60.
32.Het proces-verbaal van verhoor verdachte (4e verhoor verdachte [medeverdachte]), persoonsdossier 1, pagina’s 63 en 65.
33.Het proces-verbaal van verhoor verdachte (1e verhoor verdachte [medeverdachte]), persoonsdossier 1, pagina 37.
34.Het proces-verbaal van verhoor verdachte (5e verhoor verdachte [medeverdachte]), persoonsdossier 1, pagina 72 en het proces-verbaal van verhoor verdachte (6e verhoor verdachte [medeverdachte]), persoonsdossier 1, pagina 79.
35.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 maart 2025.
36.HR 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7746.