ECLI:NL:HR:2009:BG7746
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bewijsvoering in een verkrachtingszaak met betrekking tot de verklaring van de aangeefster
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1974 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd, was veroordeeld voor verkrachting. De zaak betrof een incident dat plaatsvond in december 1995, waarbij de verdachte de aangeefster, zijn ex-vrouw, zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen in een ziekenhuis na haar bevalling. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het feit niet voldoende was gemotiveerd, omdat deze voornamelijk steunde op de verklaring van de aangeefster, terwijl de wet vereist dat het bewijs niet uitsluitend op de verklaring van één getuige mag berusten. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen die betrekking hebben op het onder 3 tenlastegelegde feit, de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. De Hoge Raad concludeerde dat de bewijsmiddelen onvoldoende steun gaven aan de verklaring van de aangeefster, waardoor de bewezenverklaring niet voldeed aan de eisen van de wet.