Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[partij A 1],
2.
[partij A 2],
1.[partij B 1],
2.
[partij B 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende vermeerdering van eis in conventie van [partij A]
2.Inleiding
3.De feiten
Ten behoeve van kavel [locatie 8] en ten laste van kavels [locatie 9], [locatie 10], [locatie 11], [locatie 12], [locatie 13]: weg over de oostelijke strook van kavel [locatie 9] over kavel [locatie 10] van het zuidoostelijk hoekpunt naar het midden van de noordelijke grens hiervan, ten zuidoosten langs de noordwestelijke grens van kavel [locatie 11], over het noordwestelijk hoekpunt van kavel [locatie 12] en ten westen langs de oostelijke grens van kavel [locatie 13].’ [2]
4.Het geschil
5.De beoordeling
bij twijfel(over wat de inhoud van de erfdienstbaarheid is)
¸die wijze van uitoefening beslissend is (artikel 5:73, eerste lid BW). In dit geval laat de tekst van akte uit 1984 evenwel geen ruimte voor twijfel dat – kortgezegd – het gebruik als wandelpad, daar niet onder kan worden begrepen. Daaruit volgt al dat het beroep op verjaring moet worden verworpen.