Uitspraak
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van
9 februari 2024 in de zaak tussen
[eiseres 1] , uit [vestigingsplaats] , eiseres,
[eiseres 2], eiseres,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 februari 2024 uitspraak gedaan over het beroep van zorgverleners tegen een besluit van het zorgkantoor. Het zorgkantoor had op 8 augustus 2023 het bezwaar van de zorgverleners tegen een eerder besluit van 20 april 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De zorgverleners, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. G. Aufderhaar, stelden dat zij als belanghebbenden moesten worden aangemerkt, omdat het besluit van het zorgkantoor hun reputatie aantastte. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting, waar zowel de zorgverleners als de gemachtigden van het zorgkantoor aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de zorgverleners inderdaad als belanghebbenden moesten worden aangemerkt, in lijn met een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Dit betekende dat het zorgkantoor de inhoudelijke behandeling van het bezwaar moest voortzetten. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht, specifiek artikel 3:2 en artikel 7:11. De rechtbank droeg het zorgkantoor op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de geldende termijnen in acht moeten worden genomen.
Daarnaast werd het zorgkantoor veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 365,- en een vergoeding van proceskosten aan de zorgverleners van € 875,-, plus reiskosten van € 20,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de rechtbank, met de mogelijkheid voor partijen om in hoger beroep te gaan.