ECLI:NL:RBOVE:2024:714

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
AK_23_1876
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep van zorgverleners tegen het besluit van het zorgkantoor inzake niet-ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 februari 2024 uitspraak gedaan over het beroep van zorgverleners tegen een besluit van het zorgkantoor. Het zorgkantoor had op 8 augustus 2023 het bezwaar van de zorgverleners tegen een eerder besluit van 20 april 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De zorgverleners, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. G. Aufderhaar, stelden dat zij als belanghebbenden moesten worden aangemerkt, omdat het besluit van het zorgkantoor hun reputatie aantastte. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting, waar zowel de zorgverleners als de gemachtigden van het zorgkantoor aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat de zorgverleners inderdaad als belanghebbenden moesten worden aangemerkt, in lijn met een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Dit betekende dat het zorgkantoor de inhoudelijke behandeling van het bezwaar moest voortzetten. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht, specifiek artikel 3:2 en artikel 7:11. De rechtbank droeg het zorgkantoor op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de geldende termijnen in acht moeten worden genomen.

Daarnaast werd het zorgkantoor veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 365,- en een vergoeding van proceskosten aan de zorgverleners van € 875,-, plus reiskosten van € 20,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de rechtbank, met de mogelijkheid voor partijen om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1876

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

9 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres 1] , uit [vestigingsplaats] , eiseres,

[eiser], eiser, en
[eiseres 2], eiseres,
tezamen eisers,
gemachtigde: mr. G. Aufderhaar,
en

Menzis Zorgkantoor,

gemachtigden: mr. M.M.H.M. Veldman en M. Mulder-Strengers.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit op bezwaar van het zorgkantoor van 8 augustus 2023. Met dit besluit heeft het zorgkantoor het bezwaar van eisers tegen een primair besluit van 20 april 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van het zorgkantoor.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

1.1.
[naam] (budgethouder) had een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg. Zij ontving zorg van eisers. Met het primaire besluit van 20 april 2023 heeft het zorgkantoor de zorgovereenkomst tussen budgethouder en [eiseres 1] afgewezen. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het zorgkantoor heeft het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat eisers volgens het zorgkantoor niet als belanghebbenden tegen het besluit van 20 april 2023 waren aan te merken.
1.2.
In het beroepschrift hebben eisers onder meer gewezen op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 november 2022, gepubliceerd in ECLI:NL:CRVB:2022:2462. Uit deze uitspraak maken eisers op dat zorgverleners als belanghebbenden bij een besluit over een persoonsgebonden budget aangemerkt kunnen worden in de situatie dat dit besluit leidt tot aantasting van hun reputatie. Volgens eisers is dit het geval.
1.3.
Op de zitting is deze uitspraak besproken. Namens het zorgkantoor is erkend dat uit genoemde uitspraak moet worden afgeleid dat eisers als rechtstreeks belanghebbende bij de besluitvorming hadden moeten worden aangemerkt. Het primaire besluit heeft immers gevolgen voor - in ieder geval - de reputatie van eisers. Vervolgens is op de zitting besproken dat dit gewijzigde standpunt van het zorgkantoor betekent dat alsnog moet worden overgegaan tot de inhoudelijke behandeling van het bezwaar. Het zorgkantoor moet daarbij de geldende termijnen voor het nemen van een besluit strikt hanteren. Eisers worden op korte termijn uitgenodigd voor een hoorzitting.

Conclusie en gevolgen

2.1.
Dit alles betekent dat eisers bij het bestreden besluit ten onrechte niet als belanghebbenden zijn aangemerkt. Ook hun bezwaar is dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
2.2.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is, en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3.
De rechtbank draagt het zorgkantoor op een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van eisers, waarbij de voor een bezwaarprocedure geldende termijnen in acht moeten worden genomen.

Griffierecht en proceskosten

3. Omdat het beroep gegrond is moet het zorgkantoor het griffierecht van € 365,-
vergoeden. Eisers krijgen ook een vergoeding van hun proceskosten voor door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het zorgkantoor moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt € 875,- omdat eisers zelf het beroepschrift hebben ingediend maar hun gemachtigde de zitting heeft bijgewoond. De reiskosten in beroep ter hoogte van € 20,- komen ook voor vergoeding in aanmerking.
4. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing:

- de rechtbank verklaart het beroep gegrond;
- draagt het zorgkantoor op een nieuw besluit op bezwaar te nemen;
- veroordeelt het zorgkantoor tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2024 door mr. D.H. Harbers, voorzitter, en mr. M. van Loenen en mr. F. Koster, leden, in aanwezigheid van
mr. F. Ernens, griffier.
griffier
voorzitter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.