Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie;
2.Samenvatting
3.De feiten
4.Het geschil
- voor recht te verklaren dat [gedaagde 2] bij schrijven van 4 maart 2024 de borgtochtovereenkomst tussen [gedaagde 1] en Rabobank heeft vernietigd;
- Rabobank te veroordelen tot betaling aan [gedaagde 1] van een bedrag van € 76.242,19;
- voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] in het derde kwartaal van 2023 het volledige bedrag waarvoor hij jegens Rabobank voor het krediet van de [bedrijf 3] vennootschappen borg staat heeft voldaan aan de Rabobank;
- Rabobank te veroordelen tot betaling aan [gedaagde 1] van € 61.117,93;
- voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] in het derde kwartaal van 2023 het volledige bedrag waarvoor hij jegens Rabobank voor het krediet van de [bedrijf 3] vennootschappen borg staat heeft voldaan aan de Rabobank;
- Rabobank te veroordelen tot betaling aan [gedaagde 1] van € 15.125,00.
5.De beoordeling
- de betaling op 28 augustus 2023 van € 25.000,00 is een betaling overeenkomstig gemaakte afspraken met [bedrijf 3] c.s. (€ 22.000,00 op grond van artikel 2.3 van de vaststellingsovereenkomst plus € 3.000,00 vanwege kosten van een faillissementsaanvraag) waarbij exact het afgesproken bedrag is betaald, zoals blijkt uit de mail van 1 augustus 2023;
- de betalingen op 18 september 2023 betreffen € 2.492,27 en € 12.169,16 aan rente, en € 1.051,00 aan provisie en kosten. Uit de mailcorrespondentie tussen partijen op 18 september 2023 blijkt dat [bedrijf 3] c.s. deze bedragen aan Rabobank verschuldigd was. [gedaagde 1] heeft op een klein deel na (€ 37,24 aan provisie en kosten) dezelfde overeengekomen bedragen betaald;
- de betalingen op 25 oktober 2023 van € 14.420,94, € 2.344,36 en € 10,04 betreffen nota’s voor de rente, kosten en provisie, waarbij [gedaagde 1] de exacte overeengekomen bedragen heeft betaald, zoals volgt uit de mail van 9 oktober 2023;
- de zes betalingen met betrekking tot de huur van het pand van IDBV (zoals hiervoor weergegeven onder 3.13) betreffen, na rekening te houden met de omzetbelasting, de exacte bedragen die [bedrijf 3] c.s. verschuldigd is zoals overeengekomen in artikel 3.3 van de vaststellingsovereenkomst;
- de betaling op 14 september 2023 van € 3.630,00 betreft exact de missende betaling aan huur voor de maand september 2023 namens [bedrijf 3] c.s., zoals is overeengekomen in datzelfde artikel van de vaststellingsovereenkomst.