3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsminimum en steunbewijs
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige, in dit geval de verklaring van [slachtoffer 1] (feiten 1, 2 en 3) en [slachtoffer 2] (feit 4). Om tot een bewezenverklaring te komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Voor bewijs van misbruik is het niet nodig dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moeten wel op (andere) onderdelen steun vinden in bewijsmiddelen die op zichzelf staan. Voordat de rechtbank aan die beoordeling toekomt, moet de rechtbank allereerst de vraag beantwoorden of de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en (als uitgangspunt) voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
De verklaring van [slachtoffer 1]
Op 31 december 2023 heeft bij de politie een informatief zedengesprek plaatsgevonden met [slachtoffer 1], waarna zij op 15 januari 2024 aanvullend is gehoord. [slachtoffer 1] heeft in die gesprekken uitgebreid en gedetailleerd verklaard over het seksueel misbruik door haar vader, verdachte, in de jaren na de scheiding van haar ouders dat zij in de schoolvakanties bij hem in zijn woning in [plaats 1] verbleef.
[slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2007, heeft verklaard dat het seksueel misbruik begon rond haar zevende en eindigde rond haar dertiende. Verdachte douchte vaak samen met [slachtoffer 1]. Hier begon het seksueel misbruik. Verdachte heeft [slachtoffer 1] toen geforceerd om zijn geslachtsdeel aan te raken. Daarna heeft verdachte haar naakt op een handdoek op zijn bed gelegd en zich in haar bijzijn afgetrokken, waarna hij over de buik van [slachtoffer 1] ejaculeerde en/of urineerde.
Tussen haar zevende en haar tiende levensjaar kwam het ook meerdere keren voor dat verdachte [slachtoffer 1] vanuit haar bed overtilde naar zijn bed. Hij kleedde [slachtoffer 1] vervolgens uit waarna hij met zijn vingers haar vagina, schaamlippen en clitoris betastte. Hij drukte hierbij hard en maakte bewegingen heen en weer.
Later gebeurde dit ook (op dezelfde manier) meerdere keren op de bank in de woonkamer. Als [slachtoffer 1] op de bank zat, kwam verdachte bij haar zitten. Hij begon haar dan te ‘knuffelen’ waarbij verdachte [slachtoffer 1] klem hield. Verdachte deed vervolgens zijn hand in haar broek om haar met zijn vingers aan te raken bij haar vagina, schaamlippen en clitoris, waarbij hij bewoog in rondjes en naar beneden en omhoog. Zijn vingers bevonden zich onder haar schaamlippen.
Daarnaast ging verdachte, als [slachtoffer 1] in de keuken of in de woonkamer stond, met een erectie tegen haar billen aan staan en haar “droogneuken” in [slachtoffer 1]’s woorden. Soms deed hij dit ook aan de voorkant van [slachtoffer 1]. Meestal gebeurde dit droogneuken staand in keuken of in de woonkamer. Het is ook wel eens op de bank gebeurd. Als verdachte achter [slachtoffer 1] stond kneep hij haar in haar billen.
Toen verdachte een relatie kreeg met getuige [getuige], zijn inmiddels ex-vriendin, nam het misbruik af. Het droogneuken in de keuken bleef verdachte ook nog doen na
de relatiebreuk met getuige [getuige], tot 2023.
De verklaring van getuige [getuige]
Getuige [getuige], de ex-vriendin van verdachte, heeft verklaard dat zij en verdachte een relatie kregen in 2017 en die relatie heeft vier jaren geduurd. Verder heeft zij verklaard dat verdachte tijdens de seks met haar herhaaldelijk te kennen gaf dat hij seks wilde met [slachtoffer 1] erbij.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft bekend dat hij zijn (minderjarige) dochter [slachtoffer 1] heeft misbruikt tijdens de vakanties dat zij bij hem verbleef in zijn woning in [plaats 1]. Dit gebeurde volgens hem vanaf haar 8e tot haar 10e levensjaar. Het seksueel misbruik bestond uit het aanraken van de vagina en billen van [slachtoffer 1] over haar kleding heen, tegen elkaar aan schuren, [slachtoffer 1] laten aanraken van zijn blote penis en in het bijzijn van [slachtoffer 1] zichzelf aftrekken. De overige ten laste gelegde handelingen, het aanraken tussen de schaamlippen, wrijven over de clitoris en het ejaculeren en/of urineren op de buik van [slachtoffer 1], heeft verdachte ontkend.
Ter zitting heeft verdachte aanvullend verklaard dat het zou kunnen dat er vocht uit zijn penis kwam, toen hij [slachtoffer 1] naakt op zijn bed had gelegd en zich in haar bijzijn heeft afgetrokken.
Het oordeel van de rechtbank
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1]
heeft gedetailleerd en consistent verklaard over wat er is gebeurd. Zij heeft over specifieke details verklaard, zoals de plekken in de woning waar de seksuele handelingen plaatsvonden (douche, bed, bank, keuken) en de handdoek waar verdachte ook over heeft verklaard en die hij voor haar gebruikte toen zij naakt op bed lag en verdachte zich in haar bijzijn aftrok. Hierbij weegt de rechtbank in het bijzonder mee dat [slachtoffer 1] de gebeurtenissen in haar verklaring niet heeft aangedikt, maar het juist specifiek heeft geprobeerd te omschrijven. Zo heeft zij bijvoorbeeld ook verklaard dat verdachte niet met zijn vingers of zijn penis in haar vagina is geweest. Haar verklaringen, zowel tijdens het informatief zedengesprek als het getuigenverhoor, bevatten geen tegenstrijdigheden of onduidelijkheden die de betrouwbaarheid daarvan aantasten en de verklaringen komen authentiek over. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 1] ten aanzien van de ten laste gelegde handelingen, waaronder de handelingen die door verdachte worden ontkend, en zal zij deze als uitgangspunt nemen voor het bewijs.
De rechtbank dient te beoordelen of de verklaring van [slachtoffer 1] in voldoende mate ondersteund wordt door een ander zelfstandig bewijsmiddel. Daarvoor is zoals gezegd niet nodig dat elk onderdeel van de tenlastelegging door het steunbewijs wordt bevestigd. Het gaat om de tenlastelegging als geheel.
De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in andere bewijsmiddelen die haar verklaring in een concrete context plaatsen waarbinnen het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden en staat niet op zichzelf. Zo heeft verdachte zelf een groot deel van de ten laste gelegde handelingen en ook de seksuele context waarbinnen die plaatsvonden, bekend. Eveneens heeft hij bekend dat deze gedurende een langere periode hebben plaatsgevonden. Daarbij heeft getuige [getuige] verklaard dat verdachte meermalen zijn verlangen heeft uitgesproken om [slachtoffer 1] bij de seks te betrekken.
Uit het voorgaande volgt dat het dossier naar het oordeel van de rechtbank voldoende steunbewijs bevat voor de verklaring van [slachtoffer 1].
De ontkennende verklaring van verdachte ten aanzien van het aanraken tussen de schaamlippen, wrijven over de clitoris en het ejaculeren en/of urineren op de buik van [slachtoffer 1], acht de rechtbank in het licht van het voorgaande niet geloofwaardig.
De rechtbank acht daarom bewezen dat alle handelingen van verdachte zoals (telkens) vermeld in de tenlastelegging onder de feiten 1, 2 en 3 hebben plaatsgevonden.
Gelet op vaste jurisprudentie overweegt de rechtbank dat onder seksueel binnendringen wordt verstaan ‘ieder binnendringen in het lichaam met een seksuele strekking’. Niet vereist is dat de vagina wordt binnengedrongen. Ook de grote en kleine schaamlippen vormen een natuurlijke lichaamsopening die kan worden binnengedrongen. Voor het aanraken van en het wrijven over de clitoris zal deze natuurlijke lichaamsopening van de grote en kleine schaamlippen moeten worden binnengedrongen. Verdachte moet hiervoor zijn vingers tussen de schaamlippen hebben gebracht. Zo heeft [slachtoffer 1] ook verklaard; verdachte kwam met zijn vingers onder haar schaamlippen.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de handelingen van verdachte zoals hierboven omschreven, de aanrakingen met de vingers in het bed van verdachte en op de bank, gekwalificeerd kunnen worden als seksuele handelingen, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1].
Ten aanzien van de periode waarin het ten laste gelegde is gepleegd, gaat de rechtbank uit van de verklaring van [slachtoffer 1] en overweegt daarover het volgende. Vaststaat dat verdachte over de clitoris van [slachtoffer 1] heeft gewreven op de momenten dat hij [slachtoffer 1] naar zijn bed had over getild en later ook op de bank in de woonkamer. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het overtillen naar het bed van verdachte, waar de handelingen plaatsvonden, gebeurde tussen haar zevende en tiende levensjaar en toen verdachte nog geen relatie had met [getuige] (dus voor 2017). Dat betekent dat de handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen (in bed) in ieder geval hebben plaatsgevonden in de periode zoals is tenlastegelegd onder feit 1.
Conclusie: bewezenverklaring voor feit 1
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Conclusie: vrijspraak van feit 2
Aan de hand van het dossier en het verhandelde ter zitting kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen op welke specifieke momenten de handelingen op de bank, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen, hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dát deze handelingen hebben plaatsgevonden, maar op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld of dit voor of na 13 februari 2019 (het begin van de ten laste gelegde periode onder feit 2) was.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de rechtbank niet kan vaststellen dat de handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] in de onder feit 2 ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden. Dat heeft tot gevolg dat hetgeen an verdachte onder 2 is tenlastegelegd niet bewezen kan worden verklaard, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van [slachtoffer 1] vast dat de handelingen van verdachte, in ieder geval die in de keuken (het knijpen in/betasten van de billen en het duwen van zijn penis tegen de billen/vulva van [slachtoffer 1]) ook na de onder 1 ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden. [slachtoffer 1] heeft immers verklaard dat het seksueel misbruik heeft aangehouden tot na de relatiebreuk tussen verdachte en Hilbrink (dit was in 2021). Het seksueel misbruik heeft ongeveer tot [slachtoffer 1]’s dertiende levensjaar geduurd. Dat betekent dat de rechtbank het plegen van alle ten laste gelegde handelingen in de ten laste gelegde periode onder 3 bewezen acht.
Van ontuchtige handelingen is sprake als de handelingen seksueel van aard zijn, en in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het gaat in dit geval om aanraking van intieme lichaamsdelen, zoals de vagina, clitoris, billen en schaamstreek. Ook het zich naakt tonen waarbij het geslachtsdeel zichtbaar is en waarbij verdachte zichzelf seksueel bevredigt, is een intieme handeling. Dat dergelijke aanrakingen en handelingen, verricht door de vader ten opzichte van de (minderjarige) [slachtoffer 1], een ontuchtig karakter hebben acht de rechtbank binnen die context evident.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Feit 4
De verklaring van [slachtoffer 2]
Op 6 juni 2024 heeft een taxatiegesprek plaatsgevonden met [slachtoffer 2]. Daaropvolgend heeft een studioverhoor met [slachtoffer 2] plaatsgevonden op 13 juni 2024.
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] 2013, heeft verklaard dat verdachte, tijdens meerdere schoolvakanties in 2023, in zijn woning in [plaats 1] meermaals (4-5 keer) aan haar vagina heeft gezeten. Dit deed hij over haar kleding heen. Dit gebeurde op de bank, vaak als zij vroeg naar beneden kwam. Verdachte vroeg dan om een knuffel en dan trok hij [slachtoffer 2] in een liggende positie. Verdachte trok dan haar benen uit elkaar en maakte vervolgens met zijn hand op-en-neergaande bewegingen op de vagina van [slachtoffer 2]. Deze handeling heeft [slachtoffer 2] fysiek voorgedaan tijdens het studioverhoor.
De verklaring van de moeder van [slachtoffer 2]
[aangever], moeder, heeft namens [slachtoffer 2] aangifte gedaan op 11 juni 2024. [aangever] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] aan haar had verteld dat verdachte haar op een rare manier had geknuffeld en dat het niet leuk was bij verdachte. Via Whatsapp kreeg [aangever] van de moeder van een vriendinnetje van [slachtoffer 2] te horen dat [slachtoffer 2] aan dat vriendinnetje heeft verteld dat zij misbruikt was door haar vader.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] in 2023 een keer ’s ochtends vroeg naar beneden kwam toen verdachte op de bank lag te slapen. Hij heeft haar toen een knuffel gegeven en ze kwam op hem liggen. Hij is in slaap gevallen en toen verdachte wakker werd, had hij zijn handen op de billen van [slachtoffer 2]. Daar schrok hij van. Dat had te maken met wat er tussen verdachte en [slachtoffer 1] was gebeurd. Het betasten van en wrijven over de vulva en/of vagina van [slachtoffer 2] heeft verdachte ontkend.
Het oordeel van de rechtbank
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2]
heeft gedetailleerd en consistent verklaard over wat er is gebeurd. Zij heeft ook over specifieke details verklaard, zoals waar en op welk tijdstip het betasten plaatsvond (in de vroege ochtend op de bank). Ook [slachtoffer 2] heeft haar verklaring niet aangedikt. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 2] ten aanzien van de ten laste gelegde handelingen, waaronder de handelingen die door verdachte worden ontkend. De verklaring van [slachtoffer 2] bevat geen tegenstrijdigheden of onduidelijkheden die de betrouwbaarheid van haar verklaring aantasten. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] en zal deze als uitgangspunt nemen voor het bewijs.
Verdachte heeft bekend dat hij in de ochtend, op de bank, [slachtoffer 2] heeft geknuffeld en haar billen heeft betast. Hij heeft die gedraging ook in een seksuele context geplaatst. Verdachte heeft namelijk verklaard van deze aanraking geschrokken te zijn vanwege wat er tussen hem en [slachtoffer 1] was gebeurd. Verdachte heeft echter ontkend dat hij de over de vulva en/of vagina van [slachtoffer 2] heeft gewreven dan wel haar daar heeft betast.
Nu de verklaring van [slachtoffer 2] over het wrijven over de vagina onvoldoende wordt ondersteund door ander bewijs in het dossier, rijst de vraag of de rechtbank door middel van schakelbewijs tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder 4 kan komen.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kunnen onder omstandigheden als steunbewijs ook worden gebruikt de bewijsmiddelen die aan andere bewezen geachte soortgelijke feiten ten grondslag liggen. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit. Ook moet het bewijsmateriaal duiden op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in het bewijs dat voor het te bewijzen feit voorhanden is. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een patroon kan onder meer gekeken worden naar de feitelijke gang van zaken van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen de feiten hebben plaatsgevonden, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd, het handelen van de verdachte en de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd.
Schakelbewijs gebruiken kan alleen als de manier waarop de verschillende feiten (in dit geval de ontucht waarover [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard) zijn begaan op essentiële punten overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont. De manier waarop de feiten zijn gepleegd (modus operandi) moet dan zodanig overeenkomen in de zaken dat (bijvoorbeeld) de verklaring van het (vermeend) slachtoffer van het ene feit als steunbewijs voor het andere feit kan dienen.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de verklaring van [slachtoffer 2] op essentiële onderdelen overeenkomt met de verklaring van [slachtoffer 1] wat betreft de modus operandi van verdachte bij het seksueel misbruik. Zo verklaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden dat de handelingen van verdachte op de bank in de woonkamer plaatsvonden, dat het begon met knuffelen en dat deze handelingen bestonden uit het aanraken van de vagina met de handen/vingers met dezelfde bewegingen (rondjes draaien, heen en weer). Bovendien overweegt de rechtbank dat er geen aanwijzingen zijn voor beïnvloeding van [slachtoffer 2] door moeder of [slachtoffer 1]. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en moeder blijkt dat [slachtoffer 2] niet op de hoogte was van het misbruik (en de aangifte) van [slachtoffer 1]. De rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer 1] gebruiken als schakelbewijs voor feit 4.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat de handelingen zoals vermeld in de tenlastelegging onder feit 4 hebben plaatsgevonden.
Vaststaat dat verdachte in meerdere schoolvakanties in 2023 de vulva, vagina en billen van [slachtoffer 2] heeft betast.
Van ontuchtige handelingen is sprake als de handelingen seksueel van aard zijn, en in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het gaat in dit geval om het betasten van intieme lichaamsdelen, zoals de vulva, vagina en billen. Dat dergelijke aanrakingen en handelingen, verricht door de vader ten opzichte van de (minderjarige) [slachtoffer 2], een ontuchtig karakter hebben, acht de rechtbank binnen die context evident. Dat de aanrakingen niet op de blote huid van [slachtoffer 2] hebben plaatsgevonden, maar over haar kleding heen, doet aan het ontuchtig karakter niet af.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan.